Toreg HET GELUK VAN HET JAGEN Mijn Harley Davidson roffelde over de steenslagweg en gedroeg zich als een ka- dal. Even voor de brug over de Tjikao bij Poerwakarta, in een bocht van de asfalt weg, begint de zijweg naar de kampong Tjikao-Bandoeng, bij de uitmonding in de Tjitaroem. Aan de overkant liggen de Tegal Waroelanden, een jacht- en stroperspara dijs. (maar daarover in een ander verhaal). De weg gaat langs een rug van een lange heuvel, met, tussen de bamboe door, kijkjes op 't dal beneden. Mijn jachtgebied en het revier van Si Torèg, de mankpoot. Dat was een kanjer van een zwijn. Je kon zijn spoor altijd herkennen aan de afdruk van z'n rechter voorloper, die een pietsie scheef stond. Daar had hij waarschijnlijk eens een schot in gehad van een tjoeplis, oftewel voorlader, geladen met een paar oude moe ren en bouten, met wat roestige spijkers er door voor een betere ballistiek. Mank of niet, Si Torèg was gehaaid, boekan main! Enfin, op die morgen stopte ik bij een wijde opening in de bamboe, zette m n kar op de jiffy-stand en rekte de 60 km rit uit m'n leden. Achter me stopte de H.D. met zij span van m'n jachtkameraden, de Adjudant Onderofficier J. en de soldaat eerste klas (zonder vooruitzichten) S. Ik haalde m'n Winchester .44 van m'n rug en gaf een schot in de lucht. Dat klonk daar echt van diëmmmmm gelegêgêrr. Heerlijk. Beneden uit 't dal klonk direct juichend hondegeblaf. Dat waren de honden van Vervolg van pag. 4 zij elkaar trachten vliegen af te vangen, hoe de Pandawa's telkens weer in de één of andere val gelokt worden door de Kaura- wa's (zo heet de tegenpartij gewoonlijk), doch er zich telkens weer weten uit te redden door slimheid of superioriteit. Vele verhalen, alle één nacht durende, zijn op deze wijze ontstaan, in totaal meer dan 140. In een groot deel hiervan speelt de boven genoemde Ardjuna of één van zijn vele zoons een rol. Deze figuren treden als regel pas tegen middernacht op, wanneer er een algemene wending in het spel komt en de tweede phase ingaat. Gewoonlijk gaat het zó dat'tegen middernacht Ardjuna of één zijner zoons in moeilijkheden komt. In het stuk dat hedennacht wordt opge voerd is het Abimanju, een zoon van Ar djuna, die verliefd was op dezelfde dochter van koning Kresna, als waarover boven sprake was en die nu in zijn wanhoop is weggelopen en midden in het gevaarlijke oerwoud door de nacht is overvallen. Maar de bedienden, die Ardjuna of één van zijn zoons steeds volgen, zijn nu ook aanwezig en zullen trachten hem op te beuren en een uitweg te vinden. Deze bedienden zijn Se- mar en zijn zoons: Gareng en Petruk. Dit opbeuren en troosten geschiedt om te be- "De jacht behoort tot het zuiverste repertoire van het menselijk geluk". JOSé ORTEGA Y GASSET Mang Arta, onze hoofddrijver, en die wist nu, waar hij ook zat, dat we in aantocht waren. We reden door naar beneden, zet ten onze karren bij de Chinese toko en kuierden naar 't huis van Mang Arta, die ons waardig ontving met gekookte sing- kong en koffie. Warsje en Si Boentoeng kronkelden verheugd en schichtig om ons heen. Warsje was een kleine zwarte glad- dakker, groot spoorzoeker. Si Boentoeng was iets groter, zwart en wit, Met een staartstompje. Vandaar z'n naam. Hij was voor niets bang, behalve voor z'n wilde broeders, de Adjaks, die af en toe in die streek rondzwierven. - "En hoe of 't met Si Torèg was". Ik sprak nog niet erg veel Soendanees, maar ik ving genoeg op, om te snappen, dat Si Torèg zich weer bar en boos ge dragen had. Hier de djagoeng opgevreten, daar de katjang en ergens anders weer de ketella gebeukt. Hij had zelfs een vrouw achterna gezeten, de bangsat. Hij wel! Maar deze keer zouden we hem toch te grazen nemen. Hoeveel keer was hij al op gedreven en doorgebroken, de honden in de war brengend met dat smerige trucje om door de kali te lopen. Hoeveel keer mógók, en dan sloop je, klaar voor alles, op trillende poten door de saliara naar 't lawaai toe, steeds dichterbij, dat je 't ge- saliara tembelehan. Men zegt dat de naam saliara ajkomstig is van De Serrière, de man die deze plant in Indië bracht. ginnen met een aantal grappen, vandaar dat ze wel bekend zijn als de "clowns". Als er onder de toeschouwers misschien enkele zijn ingedut, zijn ze nu weer klaar wakker om maar niets te missen van wat de "clowns" hebben te beweren. Als de da- lang dit wenst, kan hij door deze "clowns" zijn publiek urenlang in spanning houden; hij kan alle onderwerpen er bij te pas brengen, die hem goed dunken. Ook de politiek wordt soms wel door de "clowns" besproken. Het is bijvoorbeeld wel gebeurd dat de dalangs van hogerhand opdracht kregen om het volk duidelijk te maken dat, al was men dan nu vrij (merdeka), men toch belasting zou dienen te betalen. Voor de eenvoudige dorpsbewoner betekende het "vrij zijn" namelijk slechts het niet be hoeven opbrengen van belasting, een be tekenis van "merdeka", die zelfs nog his torisch juist is ook. Het wordt voor ons helaas te laat om de gehele voorstelling bij te wonen, maar daar onze vriend, de wedono, ons belooft ons bij het eerstvolgend bezoek aan zijn woning de ontknoping van het verhaal te vertellen en bovendien nog enkele andere wetens waardigheden over de wajang, nemen we tegen één uur afscheid van onze gastheer. Nog lang klinkt de gamelan ons na door de heldere, stille sterrenacht. grom en tandengeklapper van de gekwelde ever kon horen door 't hysterische geblaf van de honden. En dan ineens niets meer. Gewoon foetsie. Hij was legendarisch geworden. Zelfs wierook branden en een offer van opium had hém geholpen, inplaats van óns. Maar nu had Mang Arta een ander plan. Hij wist, waar deze Sètan vannacht in de katjang gefeest had, en daar zouden we beginnen met z'n spoor te volgen, tot da- pet. Ik keek een weinig sceptisch, want de grond was keihard en droog. Maar Mang Arta verzekerde, dat z'n zoontje van 12 de beste spoorzoeker was van de hem bekende wereld, en als die hem niet vinden kon, dan had Si Torèg ook nog vleugels van de Duivel gekregen (misschien óók mank, maar dat wist hij niet). Nou goed, dan, de honden aan de tali, zoontje voorop, dan Mang Arta, daarachter wij met de geweren, naar de katjangtuin. Daar pikten we 't spoor op. Inderdaad, Pa had niet opgesneden. De boedak volgde 't spoor sneller dan Si Torèg 't gemaakt had. Telkens wees hij op een duidelijk (voor hem), onzichtbaar (voor ons) teken, dat de Vader van alle Varkens daar langs was geweest, 't Joch had geen staart en hij kon niet blaffen, maar 't was wel zo, dat je schrok, als hij sprak als een gewoon mens. Ik bedoel, hij was beter dan Warsje, wat spoorzoeken betreft. Zo scharrelden we door, bosje in, bosje uit, door de bamboe, helling op, helling af, door een ladang, een grasveld, saliara, on der een goeboeg door, de kali over, weer de kali over, helling op, door maar door. En toen de weg over, waar we 's mor gens met de motor langs waren gekomen. Hadden we dat geweten! Boesèt. Maar 't werd spannend. Aan de andere kant van de weg was een vlak stukje met bamboe en groemboelan. Daar moest hij zitten. We posteerden ons rechts en links langs de weg en de honden werden losge laten. Rrrts de struiken in. Nou, 't was feest! Ze gilden hysterisch, de drijvers ook. Ze bogen af naar rechts, elk een eigen kant uit! O, ellende! Links zag ik een flits van Si Torèg, over een open stukje. Gaf er een schot op. Mis natuurlijk. Er zat geen enkele hond achteraan! Die jakkerden ach ter een stel biggen aan, de andere kant uit. Hij had ons wel weer te grazen gehad, de gladjanus, de glimpieper! Hoe bestaat 't, hij had z'n leger opgeslagen bij een moer met biggen. En wat doe je als hond, als je de keuze hebt tussen een troep biggen en de gevreesde Si Torèg? 't Duurde wel een uur, voordat we de honden hadden verteld, dat we die biggen niet moesten hebben. Dat wil zeggen, we vertelden 't direct, maar ze begrepen 't pas na een uur. Toen was 't te laat om nog wat aan 't hiernamaals van Si Torèg te doen. Onderweg naar huis waren we al een nieuwe strategie aan 't uitpiekeren. 't Gaf allemaal niks, hij bleef ons te slim af, of wij waren te stom, een van twee. Later is hij, met een schot uit een cal. 16 door een ander omgelegd. Zomaar, zonder plan, zonder moeite. Hij zag hem lopen en béng. Hebben. Hij wist niet eens, dat 't Si Torèg was. A. A. F. MAURENBRECHER 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 5