MENSEN EN DEUREN VURIG KERSTFEEST VOOR DE VROUW De zware eikenhouten deur kraakte on willig open. Het schijnsel van een lamp gleed door de opening in de kille nacht over de twee mensen en het ezeltje. "Geen plaats meer, geen enkele plaats meer," zei de man achter de deur met de lamp. "Probeer het ergens anders maar." Hij scheen vastbesloten zich niet lang met de late bezoekers en hun probleem bezig te houden en wilde de deur weer dichttrekken. De deur ging daarentegen iets verder open en een vrouwenhoofd dook naast zijn schouder naar voren. "Als jullie nergens anders terecht kunt, de stal hierachter staat half leeg, het is er warm," zei de vrouw die achter haar man was aangekomen en klaarblijkelijk me delijden had met de bezoekers. De herbergier vond het genoeg en sloeg zonder verder commentaar de zware deur dicht. Meedogenloos en beslist. Zware deuren zijn meestal meedogenloos en beslist. Om stormen en indringers te weren, kou buiten en warmte binnen te sluiten. Deuren zijn functionarissen net als mensen en mensen doen vaak net als deu ren, onverbiddelijk en beslist. Maar ook meegaand en besluiteloos als een deur op een kier. Heeft U ook gemerkt dat men deuren in elk land weer anders maakt? In Bali had mijn bamboehuisje een deur die de grootste architectonische grap aller tijden was. Hij bestond uit een rijtje ronde met rottan aan elkaar bevestigde bamboes, aan de onderzijde ongeveer 15 cm. boven de vloer. Voor de luchtigheid natuurlijk. Aan de binnenzijde een Europese ijzeren grendel zodat, was je eenmaal binnen, je de buitenwereld kon weren. Was je buiten dan moest de deur open blijven staan. Ik vond het een vreemd idee en voor eigen gemoedsrust bond ik, wanneer ik uitging de spijlen met een strikje dicht. Het kom-maar-binnen van mijn huis maak te dat ik ook nooit last gehad heb van in brekers. Inbreken doe je door gesloten deuren en ramen immers? Bovendien stond al mijn barang buiten op de veranda in een kist die te breed was voor de deur. Een kast had ik niet. Op een nacht kwam er een dief. Hij blies een behoorlijke lading ketjoeboeng door het raam zodat ik lekker vast bleef slapen terwijl hij de barang over laadde in zijn karoengs. Die deur was als mijn leven in Bali: zorgeloos, srampangan en gastvrij Een van de mooiste deuren zag ik in een huis van een rijke kennis in San Diego. Deze rijke Amerikaanse dame woonde in een prachtig, in Mexicaanse stijl gebouwd huis. De entree bestond uit een zwart smeedijzeren hek dat toegang gaf tot een roodplavuizen plaats op het eind waarvan een jadegroene deur van matglas. Beide deuren konden door een druk op een knop van binnen geopend worden. Het was een heel elegante oplossing voor dub bele deuren en op de een of andere manier leken ze op de vrouw des huizes: elegant, efficiënt, staal- en glashard. Ik houd van oude verveloze deuren met doffe deurknoppen, ze verraden vele be zoekers, net als afgesleten trappen. Prachtige bewerkte en smetteloze deuren maken me schuchter en wantrouwig. Ik houd van deuren met boodschappen erop: Kom later terug, loop om, niet te lang bellen. Ze praten als mensen in alle zwijg zaamheid van het hout. Een mens kan open en gesloten zijn, zwaarwichtig en nonchalant, gewillig en koppig, geruisloos en piepend. Breng al die eigenschappen terug in de hoedanigheden van een deur en je zou kunnen zeggen: aan de deur herkent men de bewoners. En in deze tijd van veel misverstand, niet willen begrijpen en niet willen horen, zou den we, ook al giert de wind, plenst de regen, moeten leven met open deuren in wijde, koele voorgalerijen. In gedachten en in ons hart dan. LILIAN DUCELLE Het was het eerste Kerstfeest, dat ik als getrouwde vrouw zou meemaken en we hadden afgesproken, dat we het rustig met ons beiden in ons eerste eigen huis zou den vieren. Maar het liep helemaal anders. Ten eerste, we moesten naar de soos, omdat mijn man, als bestuurslid (wat klonk dat deftig) daar vroeg moest wezen, om zeker te weten, dat alles voor het daar te houden feest in orde was. Toen we aan kwamen zaten in de voorgalerij al andere bestuursleden met hun dames. In de bin- nengalerij stond een reuzen Kerstboom. Een tjemara hadden we niet kunnen krijgen, maar ofschoon we het met een koffieboom moesten doen, zag hij er, ondanks de dikke groene bladeren, indrukwekkend uit met al zijn Kerstversierselen. Het enige wat nog ontbrak was, volgens ons een zakje snoep voor elk kind. Van rood crepepapier maak ten we zakjes die, gevuld met snoep, aan de Kerstboom werden bevestigd met een rood lintje. "Nog even proefdraaien" zei den we "met brandende kaarsen en al". Eerst zette de clubbediende een emmer met water neer met een zwabber aan een lange stok. Het bleek later dat dit geen overbodige luxe was. Want toen de eerste kaars was aangestoken vatte een zakje met snoep vlam en schoot met een klein plofje alle chocolaatjes door het vertrek. En daarna gingen alle zakjes in brand plus sneeuw (lees watten) en al gauw was de boom een pyramide van vuur. De choco- laadjes lagen overal verspreid, maar om dat ze alle apart in een papiertje waren verpakt, waren ze ongedeerd. Dus gingen we nieuwe zakjes maken. Intussen bluste de soosbediende de vlammen met een natte zwabber en toen de eerste gasten kwamen, was er van de ravage niets meer te zien. Gelukkig verliep het feest zonder verdere incidenten. Er werd het Kerstverhaal verteld en we zongen Kerstliederen. Ten slotte gingen alle kinderen met hun cadeautje en een zakje snoep tevreden naar huis. De ouderen wilden nog gezellig nafuiven. Maar aangezien we beiden kort tevoren een ma laria-aanval hadden afgewerkt, voelden we ons daar nog te slap voor. Toen we ons erf opstapten, zagen we door het schijnlicht boven de deur van de werkkamer een vreemd rossig licht schij nen. Nu stond er op de schrijftafel een staande gasolinelamp, die de dag te voren kuren had vertoond. Onze huisjongen had dus prenta kras gekregen om die lamp in de gaten te houden. Dat rossige schijnsel voorspelde niet veel goeds, en ja hoor, toen we binnenkwamen, bleek de lamp een vuurzee te zijn, met vlammen tot aan het plafond. Het eerste wat we deden, was de boy te roepen, die rustig in de achtergalerij zat te "djaga". Op een holletje kwam hij aan; de lamp ziende kreeg hij zeker een schuldgevoel. Hij stak zijn handen uit naar de lamp. Hij wilde, zoals hij later zei, de lamp in de tuin gooien. Maar zover kwam hij natuurlijk niet. Toen hij de lamp greep schrok hij zo van de hitte, dat hij de lamp meteen op de grond zette, nota bene onder de schrijftafel. Aangezien ons huis van hout was, moesten we snel gaan blussen, wilden we niet de nacht in de open lucht door brengen. Gauw uit de slaapkamer dekens gehaald en over de lamp gegooid. De lamp viel om maar het vuur was uit. Maar er stond een dikke rookwalm in de kamer Toen deed ik het stomste wat ik had kun nen doen; ik zette een raam open. Ja, frisse lucht kwam binnen, maar blies onder de deken meteen de vlam weer aan. Wat nu? "Zand" riep mijn man "zand uit de tuin". Nu had ik in de achtergalerij twee bakken staan met zand, of juister aarde, waar juist uitgekomen zaadjes een lichtgroen waasje op vormden. Het ging aan mijn hart, maar hier was zand. We vulden er twee dek schalen mee en stortten dat op 't vuur. Daarmee behoorde ook deze brand tot het verleden, maar niemand kon zeggen dat we geen vurig Kerstfeest hadden gevierd. Mevr. A. ELBERG-RUDOLPH 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1966 | | pagina 20