I
natuurmens. Het wufte leven aan het Ko
ningsplein trok hem niet aan, noch het ge
civiliseerde leven in Europa. Deze "krank
zinnige Europeaan" zag kans om in een
paar jaren ruim veertig vulkanen te beklim
men, trok dwars door het toenmaals nog
maagdelijke Prianganse oerwoud naar de
Indische oceaan, was dus letterlijk "in con
stant levensgevaar", maar lustte het. Als ik
Junghuhn lees (en- zo menig andere Indo en
Blanda die niet alleen de stad kent, maar
de rimboe), dan begrijp ik uit eigen erva
ring hoe hij in die immense wouden, deze
majesteitelijke gebergten geestelijk veran
deren móest. Dat hij in deze onmetelijke
groene muren móest zoeken naar identiteit,
de gestalte van de wérkelijke boom, de
lieflijkheid van de bloem. Dus "maakte hij
ze los" uit het eentonige patroon en zette
ze naast elkaar in een nieuwe compositie:
de ketapang en de waringin, de orchidee
en de wurgboom, de loetoeng en de woud
duif. Hij tekent een éndere realiteit, en deze
mag dan door de saloncriticus in Europa
"vertekening" genoemd worden, zij staat
op een veel hoger plan dan de Westerse
"copieerlust des dagelijken levens".
Het is gewoon treffend dat R. Nieuwen-
huys en F. Jacquet, wier boek over Jung
huhn dezer dagen op de markt komt, dit
boek "De Onuitputtelijke Natuur" genoemd
hebben, geen "literaire" of "historische"
titel: het is de enige juiste naam voor dit
boek. Want Junghuhn was vóór natuuron
derzoeker en "planter" Natuurmens als
maar weinige Europeanen in de Oost voor
en na hem geweest zijn.
Prent van een Ambonse schutter, die herinneringen opwekt aan de Zeventiende-eeuwse goedmoedige
zelfspot en toch ook een brokje leerzame historische realiteit brengt: Zelfs "Oom Pelupessy" is een
Heer, die niet zeif sjouwt met zijn wapens. Daarvoor wandelt een aparte drager mee naar het exer
citieterrein, zo lang de illustere sjako op de hoofddoek torsend. En wacht straks geduldig tot Oom
klaar is met zijn "tandak" monjèt" en dan wandelt het paar weer vreedzaam naar huis. het "onder-
drukkingsleger"...
"In de paardetram" is nét zo anecdotisch als de Piekerans van een Straatslijper. En de werkelijk-
heidscopiëring móest dus wijken voor de "story-telling".