EEN WAJANGVOORSTELLING (II) door Drs. R. L. Mellema Hier zijn we dan op de afgesproken tijd bij onze Javaanse vriend, de Wedono, aange komen. Hij heeft de attentie gehad ter ere van ons bezoek een speciale welkomstmelodie op zijn eigen gamelan te laten spelen. Het is het bekende KEBOGIRO, een melodie uitsluitend ten gehore gebracht bij de komst en het vertrek van geëerde gasten. Nadat een glas thee is aangeboden, komt het gesprek reeds spoedig op de wajang avond, die we de vorige week met de Wedono voor de eerste helft konden bij wonen (Tong Tong 30 nov.) en we geven hem te kennen dat we gaarne nog iets meer van het toen opgevoerde stuk in het bijzonder en van de wajang in het algemeen zouden vernemen. Wat hij ons vertelt komt kort gezegd op het volgende neer: Om een aanknopingspunt te hebben met het ons reeds ten dele bekende stuk, her innert hij ons er aan, hoe de twee meisjes, Pragiwo en Pergiwati, onder de leiding van één der oudste leerlingen, Djonoloko, van de oude kluizenaar toestemming hebben gekregen, hun vader Djenoko, zoals Ard- juno in zijn jeugd ook wel wordt genoemd, in de stad op te zoeken. Maar onderweg in het bos stieten zij op de legermacht der Korowo's, die er immers op uit getrokken waren, om een dergelijk paar meisjes in de bergen te zoeken, ten einde te kunnen vol doen aan de door Koning Kresno gestelde voorwaarde. Wanneer de Korowo's de meisjes opeisen, ontstaat een gevecht waarin Djonoloko de dood vindt, hetgeen in strijd is met de regel dat er nooit voor 12 uur 's nachts doden vallen. Daarom heet deze strijd wel "perang kembang", de bloe menstrijd, en heeft als voornaamste doel elkanders krachten te meten. Dat in dit stuk Djonoloko toch sneuvelt, wordt door de volksmond verklaard als een straf voor het feit, dat hij voor zich zelf een begerig oog op de meisjes had laten vallen. De meisjes zijn intussen, gebruik makend van de verwarring van het gevecht, weg gelopen en hebben hun toevlucht in een ravijn gezocht, waar de Korowo's haar niet kunnen vinden. We maakten nog juist mee, hoe een van de zoons van Ardjuno, Abimanju genaamd, in gezelschap van de drie bedienden van zijn vader, Semar, Gareng en Petruk, die we leerden kennen als de "Clowns", zich in het bos bevond, in wanhoop van huis weg gelopen, toen hij vernam, dat Kresna's dochter, SitiSoendari, waar hij veel van hield, in het huwelijk zou worden verbonden met een vreemdeling. Hij vindt de meisjes en de wederzijdse fa miliebanden blijken spoedig na enig heen en weer praten. Wanneer de morgen is aan gebroken, besluiten zij zich naar Dwara- wati, de residentie van Kresna te begeven, waar ook hun vader met het oog op het aanstaande huwelijk zich reeds bevindt. Doch weer worden ze overvallen door de nog steeds zoekende Korowo's. Het wordt voor Abimanju een moeilijke, ongelijke strijd en bijna niet vol te houden, totdat er op het juiste ogenblik hulp opdaagt in de vorm van zijn neef Gatotkotjo, de machtige zoon van Bimo, die van zijn moeder, een reuzin, de kunst van het vliegen geerfd had. Ongerust geworden over het lange uitblij ven van Abimanju. had de familie aan Ga totkotjo opdracht gegeven, eens vanuit de lucht de omtrek te verkennen. Zijn neef in gevaar ziende, stortte Gatotkotjo zich onverwachts in de strijd en door deze resolute aanval waren de Korowo's zo overdonderd, dat ze zo snel ze konden de benen namen. De wajang geeft ons hier dus een voorbeeld, hoe een plotselinge ac tie tot het gewenste resultaat leidt. -(,,Act of God"?—Red.). Op Gatotkotjo keren allen naar de residen tie terug, waar vele logees vertoeven en vele voorbereidselen zijn getroffen, voor het de geval de Korowo's aan de gestelde voorwaarden zouden voldoen en het hu welijk dus doorgang zou vinden. Gatotkotjo besluit echter eerst nog zijn moeder op te zoeken om door haar eens helemaal opge knapt te worden en om een passend feest gewaad aan te trekken, daar hij er netjes uit wil zien op het aanstaande feest. De werkelijke oorzaak was, dat Pragiwo, die hij gedurende het gevecht slechts even gezien had, een diepe indruk op hem had gemaakt, zodat het eigenlijk voor haar was, dat hij zich op zijn voordeligst wilde tonen. Wanneer op de laatste avond voor het verstrijken van de gestelde termijn de Korowo's nog steeds geen geschikte meis jes hebben kunnen vinden, nemen ze het besluit toch maar naar Dworowati te gaan en zo nodig de bruid met geweld te ont voeren. Zover zal het evenwel niet komen, daar de gebeurtenissen nu snel naar een ontknoping lopen. Pregiwati krijgt opdracht haar broer de sirih aan te bieden. Door de tuin lopend, ontmoet zij de bruidegom, Ra den Lesmono, die, denkende hier zijn bruid voor zich te zien, haar begint toe te spreken en wil vasthouden. Op haar gegil komen de anderen er aan en binden Lesmono vast en leveren hem uit aan zijn vader. Wanneer de Korowo's lastig beginnen te worden, treedt Werkodoro (Bimo) tegen hen op en jaagt ze het paleis uit. Het gevecht, dat buiten volgt eindigt met de algemene vlucht van de Korowo's. Intussen heeft Gatotkot jo kans gezien om Pregiwa te ontmoeten beide worden het spoedig met elkaar eens. Het stuk eindigt thans met een groot feest waarbij de verloving wordt gevierd van Abimanju met Kresna's dochter, Siti Sun- dari alsmede de verloving van Gatotokotjo met Pregiwo. Tot zover het verhaal van de Wedono en tevens de korte inhoud van een der vele wajangverhalen, waarvan de opvoering een gehele nacht in beslag neemt. Door U dit verhaal te vertellen, is er tevens de nadruk op gelegd, dat we de wajang in de eerste plaats hebben te zien als een toneelop voering, waarbij het woord hoofdzaak is en pas in de tweede plaats als een poppen- vertoning. Wanneer een dergelijk verhaal tot in details ontleed wordt, zoals de da- lang dat pleegt te doen, blijken het vooral de vele verschillende karakters te zijn van talrijke ten tonele gevoerde koningen of ridders, die bij de toehoorders weerklank vinden en de wajang zo populair maken, leder vindt als het ware zijn eigen held, dat wil dus zeggen zichzelf er in terug. De conflicten die ontstaan, bondgenoot schappen die worden gesloten, kunnen tot voorbeeld strekken van de werkelijkheid, indien men zelf ooit eens in dergelijke om standigheden zou komen te verkeren. De wajang is dus als het ware een opvoedings instituut en leerschool voor het leven van de Javaan. Doch behalve deze karakterkennis en bij zondere lering, die men uit elk verhaal kan trekken, ziet de Javaan de wajangvertoning als geheel tevens als een symbool van het leven van de mens op aarde. De drie phasen, waarin iedere lakon (stuk) verdeeld is, symboliseren de geestelijke ontwikkeling van de maatschappelijke mens. Wanneer in het begin de vorst met de Rijksgroten de welvaart van het land be spreekt, terwijl er nog geen sprake is van belangrijke gebeurtenissen, symboliseert dit de ontwikkeling van het kind tot een jon geman. De overmoed en onstuimigheid komt tot uiting in de plannen, die er gemaakt worden om het rijk uit te breiden of de vij and te bestrijden of anderszins, waarbij het doel steeds op wereldse zaken is gericht. Het uitzenden van het leger en de eerste strijd symboliseert de strijd om het bestaan van het jongmens in de maatschappij. In de tweede phase na 12 uur 's nachts komt vaak een kluizenaar ten tonele, het welk heenwijst naar de middelbare leeftijd, waarop de mens zich begint te bezinnen op de geestelijke waarden van het leven, of wel is er sprake van de strijd, die de held tegen de reuzen heeft te voeren, waar in veelal een geestelijke strijd wordt gezien in het innerlijk van de mens tussen goed en kwaad. De reuzen worden de een na de ander overwonnen: het goede overwint steeds. Na drie uur in de morgen begint de derde phase van het stuk, waarbij de betekenis van het geheel hoe langer hoe duidelijker wordt. De muziek speelt in de toonaard patet manjoera, .hetwelk de hoogste toon aard is, die Javaanse muziek kent. Dit wijst op helderheid en het doorbreken van het diepere inzicht bij het intreden van de levensavond. Nog eenmaal meent het kwaad een kans te hebben wanneer voor de Jaat- ste keer de strijd tegen de reuzen wordt aangebonden. Maar hun definitieve vlucht symboliseert de permanente overwinning van het goede. De mens is gereed de grote rust in te gaan, wanneer het einde goed is geweest. Zo voelt de Javaan het aan, als de dalang voor de laatste keer de kajon of de levensboom in het midden tegen het scherm plant. Deze opvatting van een wajangvoorstel ling is zeer populair onder het volk. Doch daar de Javaan, zich van nature tot de mys tiek voelt aangetrokken, zijn er velen, die de wajang willen zien als een symbolisch Lees verder volg. pag. In mij lezingen heb ik ook gewezen op de betere voorstelling die men zich van de huidige revolutie in Indonesië kan maken (die zich immers voornamelijk op Java afspeelt), als men de wayang beter kent. Voor deze mening heb ik echter niet veel oor gevonden. T.R. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 10