i WAT IS DE ISLAAM? IV. De Plichtenleer degenen heeft bewaard, die onthouden wat de profeet heeft gezegd. Maar indien hij niets in de Sunna van de Profeet kon vin den, bracht hij de leiders der mensen en de besten hunner bijeen en ging met hen te rade, en indien zij het - bij meerderheid van stemmen - eens waren over een zeker oordeel, dan besliste hij dienovereenkom stig." Het oordeel, dat blijkens bovenstaand arti kel aanvankelijk tot stand kwam door het raadplegen van een aantal vooraanstaande leden uit de samenleving, werd in de latere eeuwen geformuleerd op grond van de re sultaten van de studie van juristen, die zich in dit soort arbeid hadden gespeciali seerd. Steeds bleef hun eerste en voor naamste bron de Qor'aan. Als aanvulling hierop beschikte men over de berichten omtrent de door de Profeet gevoerde le venswijze, zijn doen en laten, zijn gewoon ten, zijn toespraken en opmerkingen bij bepaalde gelegenheden, gehoord en ont- dan te zeggen: Lof zij Allah, die onder ons houden door vrienden en verwanten en door R. L. Mellema, lit. ind. drs. Wij hebben onze laatste beschouwing beëindigd met het stellen van de vraag, hoe een muslim God zal kunnen dienen, ook in zijn daden. De Islaam leert, dat het geloof primair is, doch slechts waarde heeft, wanneer dit een bevestiging vindt in 's mensen handelingen. Men moet onder de mensen gaan, om te tonen wie en wat men is. Als lid van de samen leving komt de mens pas tot zijn recht. Een en ander brengt dus vanzelf de vraag naar voren: HOE moet men handelen om een goed muslim te zijn. Hoe heeft men zich in een bepaalde situatie te gedragen, opdat dit gedrag in overeenstemming zij met Allah's Wil? Teneinde het antwoord op deze of derge lijke vragen te vinden, was daar in de eerste plaats de Heilige Qor'aan, die vele aanwijzingen, vermaningen, waarschuwin gen, voorschriften, leefregels, geboden en verboden bevat, alle als Boodschap van God voor Allah's laatste boodschapper, Mohammad, doorgegeven aan en ten be hoeve van de mensheid gedurende de 23 jaar, die zijn profeetschap heeft geduurd. We zeiden zoeven: was daar de Heilige Qor'aan. Nu evenwel, een 14 eeuwen later, is diezelfde Qor'aan er nog steeds, letter lijk gelijk en onveranderd. Van generatie op generatie is het woord van de Heilige Qor- aan bewaard en doorgegeven. Dit woord, eens door de Profeet uitgesproken, wordt door alle gelovigen beschouwd als Gods Woord waarvan o.a. in Mattheus 24 35 wordt getuigd: "Hemel en aarde zullen voorbij gaan, maar Mijne woorden zullen geenszins voorbijgaan". De arabische geschiedschrijving, die uiterst nauwkeurig is, vermeldt, dat de Profeet Mohammad de openbaringen in een toe stand van onderbewustzijn vernam en ze dan slechts had na te spreken. Uitgaande van deze feiten mag worden aangenomen, dat er bij Mohammad sprake is geweest van een goddelijke ingeving, die haar vorm kreeg in de geest van de Profeet. Aldus opgevat, draagt de profetische boodschap zowel een goddelijke als een menselijk ka rakter: de profeet fungeert hier als de mo dulator van de goddelijke geest. Het is duidelijk, dat de tijdgenoten van de Profeet als richtlijnen voor het juiste gedrag zich zowel konden verlaten op het persoonlijk voorbeeld dat hij stelde, als op het door hem geopenbaarde woord. Maar met de tijden plegen ook de omstandigheden te veranderen: vreemde invloeden leiden vaak tot andere inzichten en de vraag rijst nu, hoe de generaties na de dood van de Pro feet hebben getracht een antwoord te vin den op de in de aanhef gestelde vragen. Wij laten een ogenblik een bekende ara bische schrijver Sheich Djalil ad-Din as- Suyuti aan het woord, die hieromtrent zegt: "Wanneer er een zaak voor Abu Bakr (de eerste Chalief en opvolger van Mohammad) kwam, placht hij het Boek van Allah te raadplegen; indien hij daarin iets vond, waarnaar hij beslissen kon, deed hij het; indien hij in het Boek geen oplossing vond, maar een Sunna (gebruik of gewoonte) van Allah's gezant kende, dan besliste hij dien overeenkomstig; en indien hij ook daar niets kon vinden, dan placht hij de muslims te vragen, of zij een beslissing van de Profeet in een soortgelijk geval kenden en wanneer hij aldus een groep mensen ver zameld had, deelde ieder hunner mee, wat hij van de Profeet wist en Abu Bakr placht reeds vanaf Mohammads eerste optreden in de openbaarheid belangrijk genoeg ge acht om te worden geboekstaafd. Al zulke mededelingen heten "sunnah" en zijn opge tekend in vele boeken, die tesamen be kend zijn als "hadith" (Ind. kadis) d.w.z. de overlevering. Zo kwamen er in de loop der tijden duizenden berichten in omloop over hetgeen de Profeet had gedaan of nagelaten, dan wel stilzwijgend had getole reerd. Deze werden later weer op hun be trouwbaarheid getoetst, hetgeen een minu tieus onderzoek naar de overleveraars mee bracht en de studie van de genealogie tot grote hoogte opvoerde. De juristen, die deze bronnen bestudeerden om daaruit uit eindelijk hun conclusies te trekken ten aanzien van de inrichting van het leven van een muslim, vormden, al naar gelang zij het op bepaalde punten, meest van onderge schikte aard, niet eens konden worden, be paalde scholen. Zo'n "school" omvatte een groep geleerden, die een bepaalde denk richting voorstond. Wanneer alle juristen van een "school" of "madzhab" het over Calligrafische tekst van het vermaarde Troonvers: Allah. Er is geen god dan Hij, de Levende, de Zelj-hestaande. Sluimer grijpt Hem niet, noch de slaap. Aan Hem behoort wat in de hemelen is en op aarde. Wie is degene, die Hem bemiddelt, tenzij met Zijn verlof? Hij kent wat vóór hen is, en wat is achter hen, terwijl zij niet het minste van Zijn kennis vatten, tenzij wat Hem behaagt. Zijn troon strekt zich uit over de hemelen en de aarde en de instandhouding van beide kost Hem geen moeite. Hij is de verhevene, de Ontzaglijke. 5

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 24