MAN
KLEIN BRUIN OFFICIERTJE
Ik ken een klein bruin officiertje, zo
bruin als een kanarienoot, zo licht als een
bendie, zo tenger als een kemangiplant.
In Holland ziet men hem niet en loopt
men hem gemakkelijk van het trottoir. Dat
komt omdat over het algemeen grote en
zware mensen weinig oog hebben voor
kleding van correcte snit en goede kwali
teit, zijn altijd glimmend gepoetste schoe
nen en zijn eigenlijk iets te dure buitenland
se hoed.
En omdat men hem nooit lang genoeg
observeert.
Wie dat doet, zal hem op alle straten
zien, de onaanzienlijke en chique, en hij
blijft dezelfde. Die zal hem in een cafetaria
zien staan met een kop hete koffie en een
bedachtzaam en met kleine happen gesa
voureerde gehaktbal, of in Garuda met een
glas sherry, en hij blijft dezelfde. Hij heeft
geen auto.
Want hij werd na de oorlog als kapitein
gepensioneerd. 'And, you know, that hurts!'
Nee, niet omdat een hoger salaris en een
hoger pensioen verbeurd raakten. Wie maalt
after all om geld! Niet omdat hij gepas
seerd werd en min of meer indirect on
bruikbaar verklaard. Wie lang geleefd heeft
en vele allerbesten heeft zien passeren,
weet dat het Leven Takdir. Takdir
Noodlot. Accepteer. Saluut.
Nee, het doet pijn omdat daarmee een
streep gezet is onder een Leven met een
hoofdletter, een Leven met mannen-in-groen
op een buitenpost, met Godszalig patrouil
le lopen - lopen - lopen. Daarom loopt hij
nog steeds patrouille zoals de planter
nog steeds kelilingt. En als hij patrouilleert
ziet hij vaak de ganse mooie moderne stad
niet (daarom wordt hij wel eens van het
trottoir gedrukt!), want voor zijn geestes
oog verrijzen weer de Euwige Regenwouden
van Djambi en Borneo. Achter hun eeuwige
lichtgroene klamboe van regen die naar
humus ruikt. Ja, soms brengt die Holandse
regen hem toch wel even thuis.
Thuis, dat is de kleine modderpoel die
de appèlplaats is van de buitenpost 3 mil-
lioen vijf honder acht en tachtig duizend
kilometer van de naastbijzijnde toko. Waar
hij, na het "aantreden geblazen" zijn troep
inspecteert. Op zijn dooie gemak, slente-
rend-met-gracie (en dat is wat, als je met je
bruine halfzeildoekse schoenen bijna tot
aan je enkels wegzakt in de blubber), zijn
groene handschoenen met kleine trekjes
aantrekkend, bijna altijd opkijkend naar
mannen groter dan hij. Wat hem iets arro
gants geeft. En toch blijft hij "Bapah" van
zijn jongens.
Zijn kalme bruine jagersoog zal het
kleinste vlekje zien op blauwe karabijn
lopen, een loszittende knoop, een rafel aan
een kraag. Maar hij kan ook en passant
aan Pattipilohy vragen hoe het met zijn
kleine Mattioes gaat. En Pattipilohy springt
kaarsrecht en roept keihard: "Baik, kapi
tein! Trima kasih, kapitein!" En aan Saridin
of zijn perkoetoet Lesmana al onderweg is
van Wlingi. En Saridin antwoordt correct
en zakelijk alsof het de overplaatsing van
een chef-staf betreft. En beide glimmen!
Hun kapitein weet alles en onthoudt alles.
Ja, hij is hun Bapah.
En na het verstrooide: "Rechts uit de
flank volgen!" verdwijnt een dunne rij van
groene mieren in de ontzaglijk oprijzende
woudrand. Die zich achter hen sluit alsof
hij hen verslonden heeft. En dan leeft de
kenariebruine officier.
Heb geen kassian met hem. Want kassian
van kleine stadsmensen degradeert. En dat
verdient hij niet, sacré! Ook al is hij dan
smadelijk op non-actief gesteld. Betreur het
niet dat het hem moeite kost van zijn pen
sioentje rond te komen. Wie zo vaak als
hij alleen rijst met telor asin en poetjoek
pakis heeft moeten eten, kan alleen een
minachtende glimlach hebben voor het ge
jammer om de "treurige burgerpot". Con
stateer niet meewarig dat hij "zo alleen"
is en blijkbaar weinig vrienden heeft. Wie
kan hier ooit de vriendschap opbrengen
van zijn dardanel? "You don't know man,
you don't EVER know...
Zijn vrouw heeft het veel beter in Hol
land. Ja, er zijn veel winkels, er is veel
te shoppen en te kijken. Er zijn leuke par
ties en goede films. Er is veel te snoepen.
En veel te telefoneren. Hij gunt het haar
van ganser harte. Hij is zijn Fine niet ver
geten van de saaie buitenposten, het troos
teloze leven als hij op patrouille was. Fine
die nóóit klaagde en altijd monter was en
blij en moedig. "Later", had hij toen ge
dacht, "later vergoed ik het haar. Als ik
met kolonelspensioen op Wassenaar zit..."
NU is het later. En hij is géén kolonel.
Maar Fine klaagt niet. Na Takèngon is de
winkelstraat uit de buurt véél. Ze is happy.
Voor ieder mens komt een beurt in het
leven. Het is goed zo.
Maar 's avonds als het weer zó bar is,
dat hij niet patrouilleren kan en zij niet
shoppen, kunnen ze wel eens zwijgend bij
het raam zitten in een allengs donkerder
wordende kamer die met al zijn warmte
en knusheid nóóit zo warm worden kan als
het leven daar. Dan gaan ze zien met "the
inner eye". En een film, mooier dan de
mooiste TV-uitzending speelt zich af voor
hun ogen: de majestueuze bruine kali, de
barakkenzwerm en het speelgoedvlaggetje
rood-wit-blauw, dé kapódangs in de bijen
boom, de kleine Freddy in tjelana monjet
en met een klapgeweertje uit een pisang
bladnerf: "Géééééft Acht! Rèèèèèchts
Richten! Staat!"
Oh, my God...
Daarom is het leuk als je kunt bridgen,
soms dagen en pachten lang. Met Willy en
Mies. Of Kamprèt (zo noemt niemand an
ders hem!) en Zus. En tussen het "Klein
slem sans" en "Drie down gedoubleerd!"
kan praten over het onsterfelijke Leven
daar.
Bridgen?! Pentollen?! Tjeplekken?! Te
deksel, je moet toch wat doen met je han
den?! Alles is goed genoeg. Als je alleen
maar weer de stenen fagade aan de overkant
kan behangen met een smaragdgroen dé
cor en er leven kan als een saffierblauwe
wondervogel...
Klein kenariebruin officiertje. Saluut!
T.R.
Soms kan een los daarheen geworpen
opmerking, een peinzende verzuchting van
een Indischman, je geweldiger treffen dan
ellenlange vertogen of knap verdedigde
stellingen. Dezer dagen had ik Max S. aan
de lijn - ach een gewoon leuterpraatje -
wat valt er eigenlijk te vertellen? Hij heeft
een "keurige" positie in Den Haag; men
kent hem praktisch uitsluitend in zijn be-
roepshoedanigheid. Zijn naam is zó verre
historie, dat niemand er nog om geeft. Een
.slager kan zo heten immers of een school
meester? Quien sabe?
Onze gedachten dwaalden even af. Via
de naam op Atjeh, via Atjeh op de jacht.
Ach, een paar waardeloze opmerkingen zo
naar links of rechts. En toen zei Max op
eens: "Ja, toen was je een man." Met een
zó vlakke en eenvoudige stem dat je ge
woon geroerd bent bij het plotseling besef
van de enorme achtergrond, de nobele
waarde van het man zijn, die men hier in
deze zatte beschaving nauwlijks meer kent.
Met een ruk springt dan opeens een ver
leden terug van een ontoombare kracht,
een oer-filosofie, een vibrerende dynamiek,
een serene rust, die wij voorgoed achter
ons gelaten hebben. Toen factoren als ver
moeidheid, honger, liefde, gezin, positie,
cultuur niet bestonden, omdat je driehon
derdtachtig kilometer oerwoud en ravijn en
bergkam en rawa ervan gescheiden was.
Of een verre kaap rondde met tegentij
in een lekke djoekoeeng met zo'n flardig
soedoe-soedoe zeiltje.
Ofwaarvoor nog meer voorbeelden
aanhalen? Ze heten hier toch alleen maar
"idioot" of "romantisch".
Want hier zijn mannen alleen maar als
man uitgedoste poppen achter toonbanken
of schrijftafels, achtbaar, intellectueel, fat
soenlijk, van wieg tot graf tegen risico's
verzekerd, of soms gecostumeerd en ge
coiffeerd als avonturier...maar pappotzot-
ters - en alleen als mannelijk leefterrein
hun sex. Maar hoe!...
Tsk-tsk-tsk! Hier komen de ruzies, dus
ik hou maar gauw op. Het helpt bovendien
tóch niets, immers? Alleen als je een tele
foontje krijgt van Max. Of een brief van
Bartman of Ton Maurenbrecher of Jan
Beyer, dan wordt er iets wakker in de blind-
gemaakte vink Tjalie in zijn kooitje.een
licht vedergerucht van een vrije en niet-
blinde vink buiten...de stem van de kleine
priendjak die vliegt van Tomsk naar Tji-
hodas en naar Tomsk weerom...al eeuwen
lang...
Luister niet, vink! Heb ik niet een mooie
gouwen kooi voor je? Met volop eten en
drinken? Ben je niet veilig voor de kat en
voor de kou buiten? Heb ik niet een ander
blind vinkie naast je gezet om zalig mee
welvarend te zijn? Zing dan, ZING!!!
Wij allemaal zingen in Tong Tong. Een
lied van herinnering. Niet aan Indonesië,
niet aan Indië, maar aan esn Leven zoals
het óók kan zijn.
Een lied dat niemand hier begrijpt of
ooit meer begrijpen kan...
T(oeroenan) R(imboe)
14