„INDISCHE GESCHIEDENIS" OP SCHOOL
door Dr H. J. DE GRAAF
Vóór en na mijn Japanse krijgsgevangenschap, doch vooral tijdens deze merkwaardige
levensperiode, heb ik vaak onderwijzers en leraren bij het Indische onderwijs, openbaar
zowel als bijzonder, de vraag gesteld: "Hoe leggen jullie het met het vak "Indische
geschiedenis" aan? De meest voorkomende reactie was: "Hou op met dat rotvak!"
Men wist er weinig van, begreep er nog minder van, en de leerlingen konden dit soort
onderwijs in de historie van het land hunner inwoning of geboorte allerminst waarderen.
Een onderwijzer vond er dit op, dat hij, na de lectuur der levensgeschiedenissen van Van
Heutz en Colijn (toen "onze sterke man"), zijn discipelen bijna uitsluitend met de Indische
lotgevallen dezer helden bezighield en, naar hij meende, met buitengewoon succes. Ik
hoop het voor hem!
De reden van deze misère was tweeërlei:
1° onze gebrekkige en eenzijdige kennis der Indonesische geschiedenis, waaraan ik
naderhand een ander opstel hoop te wijden;
2° de slechte opleiding der leerkrachten voor dit vak, of liever, het totaal ontbreken
ener behoorlijke vooropleiding.
Voor aardrijkskunde of geografie bestonden speciale voorbereidingscursussen aan het
toenmalige Koloniaal Instituut te Amsterdam.
Voor Indische geschiedenis ontbraken
deze bij mijn weten, geheel en al.
Tot mijn schande moet ik bekennen, dat
ik zelf mijn studie der Indische geschiede
nis pas begonnen ben aan boord van het
motorschip "Indrapoera", dat mij in 1926
voor het eerst naar de z.g. gordel van
smaragd vervoerde. Ik zat maar vlijtig te
lezen in de bekende Koloniale Geschiede
nis van Colenbrander, een zéér degelijk
werk.
Toen ik te Tandjong Priok aan wal stapte
wist ik natuurlijk nóg niet veel, vooral om
trent al die rare Oosterse potentaten uit
de voortijd met hun onuitsprekelijke en on-
onthoudbare namen. Het idee om in de
Oost een bordje rijst te gaan verdienen
was bij mij pas op het laatste ogenblik op
gekomen en ik had nimmer de moeite ge
nomen om bij de bovengenoemde hoogle
raar in de koloniale geschiedenis ook maar
één college te volgen. Sedert heb ik de
achterstand enigszins ingehaald.
Overigens was dat in andere koloniën
geen haar beter.
Een hoogleraar van de Londense Univer
siteit, schrijver van een lijvige History of
South East Asia (zo'n 1000 bladzijden dik)
vertelde mij eens, dat toen hij als jong
leraar naar Burma vertrok, hij geen woord
Burmees verstond en niets van de Burmese
geschiedenis wist. Hij had het zich alles
ter plaatse moeten eigen maken.
Overigens waren de leerboeken op zich
zelf niet zo kwaad. Het klassieke boekje
van Eykman en Stapel, dat louter "koloniale
geschiedenis" gaf, was goed bruikbaar, om
er uit te leren, doch het hield zich, na een
inleiding over de Hindoe-Javanen, vnl. met
de Nederlanders bezig. De "Inlanders" e.a.
volksgroepen vormden slechts een schil
derachtige achtergrond. Toegegeven, dat
het werkje koloniale misbruiken, misstan
den of wandaden niet verzweeg. Het was
niet, zoals een Engels onderwijzer eens een
les in "British History" definieerde: "Tel
ling the battles you have won and not
telling the battles you have lost" (dus:
Vertellen over de gewonnen slagen en niet
vertellen over de verloren slagen).
Men deed eerder de koloniserende Neder
landers te kort, dan dat men ze over
schatte. Dit hing weer samen met onze
ietwat defaitistische koloniale geschied
schrijving, beinvloed door liberalisme en
socialisme. Doch de ware belangstelling
voor de niet-Westerse bestanddelen der
koloniale samenleving ontbrak. Trouwens,
voor een juist begrip der Oosterse historie
ware een zekere vertrouwdheid met de
Oosterse geest broodnodig en deze ver
krijgt men pas door een lang verblijf in een
Oosterse omgeving of door naarstige stu
die, of wel door beiden.
Men zou nu denken, dat het op de oplei
dingsscholen voor het Inlandse B.B., de
z.g. Osvia's wel beter moest zijn. Daar
werd toch ook Indische geschiedenis ge
geven en wel voor inheemsen met het oog
op hun toekomstige werkkring onder hun
landgenoten. Ik heb echter nooit vernomen,
dat het daar anders was dan op de Euro
pese scholen. Eenmaal deelde een patih op
Madoera mij een en ander mede over in
heemse overleveringen, die voor mij inder
daad zeer belangwekkend waren. Hij be
sloot zijn verhaal met de zuurzoete opmer
king, dat hij daar niets van op de Osvia
te Probolanggo had geleerd.
Eens heb ik de befaamde ki adjar Dewan-
toro, paedagoog in hart en nieren, op een
druk bezochte vergadering in de Gedong
Pemoefakatan Indonesia te Djakarta horen
uitroepen, dat het door hem op de lagere
school genoten geschiedenisonderwijs vnl.
had bestaan uit "Jan Pieterszoon Coen en
nogmaals Jan Pieterszoon Coen."
Bij het mededelen dezer eenzijdigheid steeg
een instemmend gejoel uit de massa der
toehoorders op. Ofschoon ik overigens het
optreden van deze Javaanse stichter der
nationale scholen op die avond niet steeds
kon bewonderen, moest ik hem toch op dit
punt gedeeltelijk gelijk geven.
Een zekere troost voor Oost-lndië geeft
een mededeling die ik onlangs door de ra
dio ontving, n.l. dat het in onze Westelijke
rijksdelen tot voor kort volstrekt niet beter
was.
Een reden, waarom het onderwijs in de
"Indische geschiedenis" destijds hopeloos
was vastgelopen, was het ontbreken van
een geschikt handboek voor de onderwijzer.
Weliswaar bestonden er naast de kleine en
zeer dunne Eykman en Stapel een wat dik
kere uitgave voor het Mulo- en Middelbaar
Onderwijs door Stapel alleen; verder nog
een véél dikkere Stapel, bedoeld als hand
boek voor de ontwikkelde leek, en tenslotte
de "Grote Stapel", een monstrueus werk
in vijf zware quartodelen (het zesde zag
nimmer het licht) door verschillende auteurs
Dr. H. J. de Graaf, die ettelijken
onzer als collega of student in Indië
gekend hebben, staat in elke respecta
bele Indische boekenkast met zijn uit
stekende boek "Geschiedenis van In
donesië" (bij ons te bestellen voor
16,75). Vertrok na zijn doctoraal
examen geschiedenis in 1926 naar In
dië, waar hij het langst werkzaam was
als leraar aan de Holl. Inl. en Holl.
Chinese Kweekschool te Solo. Promo
veerde in 1935 te Leiden op een In
disch onderwerp:
"De Moord op Kapitein Frangois Tak,
8 Febr. 1686. Schreef ook nog: "Be
knopte Geschiedenis der Indische
Kerk", "Magie en Sport" (het laatste
is geheel verdwenen en zott dr. de
Graaf graag willen hebben!). Bij de
Li n schot en Vereniging verscheen van
zijn hand: "De vijf gezantschapsreizen
van Rijk/of van Goens naar het Hof
van Mat aram"bij het Kon. Instituut
van Taal-, Land- en Volkenkunde een
serie biografieën van Javaanse Konin
gen. Verder verscheen vlak voor de
oorlog "Chinese Geschiedenis" dat
door de Japanners op de lijst van ver
boden boeken werd gezet. Ook hiervan
zou dr. de Graaf nog graag een exem
plaar willen hebben.
Na krijgsgevangenschap is dr. de
Graaf o.m. nog als docent verbonden
geweest aan de Universiteit van Indo
nesië te Djakarta en na terugkomst in
Nederland in diverse belangrijke func
ties. Hoewel nu gepensioneerd is dr.
de Graaf nog steeds actief. We hopen
in Tong Tong nog vele studies van
zijn hand te mogen publiceren.
geschreven, die slecht samenwerkten, met
Stapel als hoofdredacteur. Geen dezer de
gelijke en wetenschappelijke werken was
echt bruikbaar als "groot vertelboek" der
vaderlandse geschiedenis van Indonesië.
Men miste in Indië een dik boek, waaruit de
onderwijzer leuke, anekdotische, soms mee
slepende vertelstof kon vinden, om er een
gezellige les van te maken, die de leerlin
gen boeide. Zelfs had de Indische onder
wijzer niet zulke prettige geillustreerde "Va
derlandse Geschiedenissen" tot zijn be
schikking als die van Louwerse of Elberts.
Evenmin kon hij zijn leerlingen historische
jongensboeken in handen geven als die van
Andriessen. Louwerse, Kieviet en Johan
Been. Weliswaar wordt in deze jeugdlectuur
heel wat afgevochten, doch dit valt nu juist
in de smaak bij de jonge vechtersbazen.
4