OVER SARONG KEBAJA TJOKVOL NEDERLAND TELOR ASIN DAME Toen ik de laatste keer in Indonesië was, zag ik bij een kennis een enorme foto van President Soekarno op de trappen van zijn paleis omringd door een groot aantal In donesische dames. "Hijwwwél!" zou Tante Mies direct zeggen, met "ngoeh!" er ach teraan met opgetrokken neusje weetjewei. En haar man Pong zou het ook zeggen. Maar toch met een iets andere klemtoon. Alsof hij er ook nog bij dacht: "En ik jammer genoeg niet!" Die mannén, die mannén! Het was inderdaad e enleuke foto met al die lachende schoonheden op de paleis- trappen in de zon. Het was een bezoek van een vrouwencongres of zoiets aan de "Bapak", dus waren het voor het merendeel vrouwen van middelbare leeftijd en nóg ou der. Maar het leken op het eerste gezicht allemaal jonge meisjes. Met die dunne tailles en die ongelooflijk flatteuse sarong/ kebaja's. "Zie je daar ook een Indisch meisje bij?" vroeg mijn gastheer. M'n ogen zochten snel naar een vrouwengestalte in een jurk. Is- terniet. "Nou...", aarzelde ik, speurend, maar ik herkende wel direct Javaanse, Soendanese, Menadonese, Ambonse typen "nee..." "Hier is mijn vrouw", zei mijn gastheer (die met een Indische getrouwd is), en toen hij haar aanwees, herkende ik haar direct. "Zie je nog meer Indische meisjes?" vroeg hij. Weer ging ik op zoek. Te deksel, wat was dat moeilijk te zien. En toen wees hij ze aan: "Hier! En hier, en hier, en hier, en hier, en hier..." Ik was stomverbaasd. Be keek de gezichten nu pas goed en zag toen ook wel héél duidelijk en onmisken baar dat het Indische meisjes waren. Van Indonesische echtgenoten in hoge posities: officieren, doktoren, groothandelaars en in dustriëlen. En allemaal, ook al waren ze rond de veertig of ouder, "bieieiejoeoeoe- tieieieies"! Het Centraal Bureau voor de Statistiek rekent uit dat de bevolking van Nederland, die per 1 januari 1965 12,2 miljoen bedroeg, in 1970 gegroeid zal zijn tot 13,1 miljoen, in 1980 tot 151/4 miljoen, in 1990 tot 173/4 miljoen en in het jaar 2000 tot 21 miljoen. We spraken over deze cijfers met diver se personen. Commentaren: A. Statistieken liegen, B. Er zal wel wat tussen komen. C. Rose pillen. D. komt tijd, komt raad. E. Dan ben ik tóch al dood. F. Er is plaats genoeg voor tweemaal zoveel huizen als nu. Dat ziet een kind ook wel! Op verdere vragen als: "Is er ook werk genoeg voor twee maal zoveel mensen, zo ja, op welk trrein? Er zullen ook tweemaal zoveel treinen, we gen, trams, scholen, fabrieken, enz. zijn: dat gaat ten koste van akkerland en recre- atiegrond. Is er dan nog wel leefterrein?" was het antwoord: als we ons allemaal maar een beetje schikken, loopt het best los. Tenslotte G: als we maar de ogen op Indonesië gericht houden, nieuwe vriend schappen bouwen, lessen leren van het ver leden, dan vinden we daar plaats genoeg. Wat denkt U? Hoe zou het komen dat het zp leek? Of waren het schoonheden? Oplettender toe ziend, ontdekte ik gauw dat het in belang rijke mate kwam door de klederdracht: de in de sarong/kebaja nadrukkelijker uitko mende ranke leest, het zéér rechtop staan, en is een vrouwenarm in een lange kanten kebajamouw niet veel mooier, beschaafder en geraffineerder dan zónder mouw of in de lange dikke mouw van het peperduurste vest? Terugdenkend aan de Indische meisjes in Holland, vooral in de winter, kon ik toch weinig bekoorlijks ontdekken in de Wester se klederdracht. Misschien komt daardoor vooral de vrouw van middelbare leeftijd en ouder niet goed tot haar recht. "Vroeger was ik een bamboe!" zei Sonja, "nou gen ik een bamboe - stóel!" (met haar elle bogen opeens naar buiten weetjewei!). Maar ach, ook dat te vele en te vette eten, te weinig beweging of alleen maar sjouwen trap-optrap-af of sjorren tegen de wind... nu trippelt of wiegelt de Indische vrouw van veertig jaar en ouder nog, maar over honderd jaar schommelt en waggelt ze alleen nog maar... Dat komt vanwege de asjemenousie - pardon, assimilatie. Habiiis! Ach, laten we maar vrolijk met Doris Day zingen: "Que sera-seriiiiii Whatever will ba - will biiiiii! Of later: "Que sera- seroeoeoeoet Djadilah genii - gendoeoeoet. Het leven is al vervelend genoeg ja, vaak? Laten we maar lachen! En boven dien heeft Sonja ook gelijk als ze zegt: "VoorloplH, Lie, ben ik Binnnn-Nn! En jij niet, tjies! Que sera - serèèèèt Awas tida ke - plèsèèèèt! Jo! Walsen, jo! T.R. Een Indische schoonmama vroeg haar Hol landse schoonzoon 50 eendeeieren te ko pen, om er telor asin van te maken. Hij toog naar een eendenbedrijfje in de buurt en deed zijn bestelling. De eendenboer vroeg: "Maar man, waar heb je al die eiers veur nodig?" "Mijn schoonmoeder is een Indische en die stopt ze in de asin". (verkeerde klem toon). Waarop de eendenboer verbaasd antwoord de: "In de azien (azijn)? Maar jongetjen, dan ben ze toch niet te eet'n. Ik heb welles heurd dat dië uit Indië zo raar en met de haan (handen) eet'n". Hoofdschuddend ging hij toen toch maar de "eiers" halen. E.K. Enkele dagen geleden nam een vriendin van ons, weduwe van een ex-Indisch amb tenaar, een taxi, - ik zal maar liever niet zeggen in welke stad. Op de plaats van bestemming aangekomen, wees de meter f 2,70. Ze gaf de chauffeur drie gulden en, niet erg op de hoogte van DE INSCRIPTIE In de Jappentijd als politiek gevangene in de gevangenis aan de Werfstraat te Soerabaja geworpen, kreeg Max Mulders op zijn beurt in de cel een bord toegewor pen, waarin hij zijn maaltijden opgeschept zou krijgen. Het was zo vol vastgekoekt vuil dat niet meer was na te gaan waarvan het bord ge maakt was, maar aangezien Max eruit zou moeten eten, begon hij het bord te schuren met zand van de celvloer. Langzamerhand kwam een mooi alluminium bord tevoor schijn. En bij nog verder schuren werd een inscriptie zichtbaar, erin aangebracht door een vorige celbewoner met een spijker of een ander hard puntig voorwerp. Dit las Max: BID EN WERK Bidden zonder werken is bedelarij Werken zonder bidden is slavernij Deze boodschap van een onbekende is Max nooit vergeten. In tijden dat hij zijn godsdienstige plichten trouw nakwam maar er niet voor WERKTE, kwam de vage in scriptie in het gevangenisbord in zijn her innering terug en stak hij de handen uit de mouwen (er is ALTIJD te helpen) en als hij in andere tijden meende dat hij alleen door hard werk zijn geluk kon be werkstelligen, waarschuwde het bord hem dat hij bezig was slaaf te worden van het geld. En trok hij zijn pad weer recht. Als zo'n waardeloos bord zó ver in de toekomst goed kan uitwerken, waarom zou den wij dan twijfelen aan het nut van Tong Tong? Als de onbekende graveur dit ooit lezen mocht, dan weet hij dat hij goed deed door destijds in de gevangenis niet (alleen) te bidden, maar ook te WERKEN aan een boodschap, die héél ver daarna nóg goede diensten bewees. Want wat Max nu nog dagelijks voor de wezen in Indonesië, de Oud-Steurtjes hier en zelfs voor Tong Tong doet, dat is enorml het Hollandse fooienwezen (ze woont In Spanje), voegde eraan toe: "Zo is 't in orde". Waarop zich de volgende dialoog ontspon: De chauffeur: "Helemaal dertig centen, juffrouw? U bent niet scheutig!" Zij: "U niet beleefd! En dat nog wel tegen een dame!" Hij weer, smalend: 'n Dame? 'n Dame?... Ik zal u eens wat vertellen: Gistermiddag had ik ook 'n juf frouw geladen. Ze moest van 't station naar 't stadhuis en van daar naar Americaln. De meter stond toen op drie-vijftig. Ze geeft me vijf gulden en zeit: "De rest is voor jou". En ik: "Da's teveel, juffrouw! Dat ken ik niet anneme". Toen zeit ze: "Welja! Die luizige daalder maggie houwe. Ik heb meer cente dan jij"...Ziet u? DAT was een dame!!" LEO FAUST 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 21