Een Fries bouwde in Indië
ZES-EN-NEGENTIG JAREN POEKOEL TEROES
I pppipKi 1 I 1 I
Toen doctor Bouwe Vrijburg op 20 februari jl voorgoed de ogen sloot, ging de oudste
diergeneeskundige in Nederland de eeuwige rust in. Niet dit feit intussen geeft hem recht
op de dankbaarheid en eerbied, die de Indische gemeenschap, zoals die verzameld is
in de lezerskring van Tong Tong hem verschuldigd is.
Bouwe Vrijburg zou men geneigd zijn het prototype te noemen van de Nederlander
die, schoon volkomen vreemdeling in het oude Indië, aanstonds gegrepen werd door dat
land, en het met onbezweken trouw en nooit falende ijver zou blijven dienen tot zijn dood
toe. Want zelfs toen hij zich in 1949 voorgoed in Nederland vestigde, bleef hij, met
lezingen en voordrachten over zijn grote liefde, voortgaan te getuigen.
Vrijburg werd op 7 januari 1871 geboren
in het bekoorlijke Friese dorpje Beetster-
swaag. Hij was 22 toen hij het diploma
veearts behaalde - dierenartsen waren er
toen nog niet: men noemde het kind bij de
naam - en niet veel ouder toen het toeval
hem naar Indië riep. Zoals zo vaak het
geval is geweest met Nederlanders, die
een rol zouden spelen in de ontwikkeling
van het eilandenrijk had hij bepaald geen
behoefte om zich derwaarts te begeven.
Zijn broer intussen, die als veearts in dienst
was van de Deli Maatschappij ging met
een jaar verlof, en nodigde Bouwe uit ge
durende dat verlof zijn plaats in te nemen.
Bouwe werd reeds in Medan gegrepen
door Indië - het was liefde op het eerste
gezicht. Na de waarneming trad Vrijburg
in gouvernementsdienst - eerste standplaats
Fort de Koek - en bleef een aantal jaren op
de Westkust. Hij trouwde daar ook, met een
jeugdvriendin, Jikke Johanna Smeding uit
Leeuwarden, en wel in 1896. Van 1909 tot
1911 ging hij buiten bezwaar naar Europa
om zich verder te bekwamen. Na een stu
dieperiode promoveerde hij in Bern op 9
juni 1910 en ging zich toen in Berlijn verder
specialiseren.
Tot dusver een loopbaan als vele ande
ren, zonder schokkende gebeurtenissen.
Maar in de nu aangebroken periode ont
staat over vraagstukken, die met de fok -
Vrijburg's specialiteit - en met bestrijding
van veeziekten te maken hebben, een prin
cipieel conflict met de dienstleiding, dat
erop uitdraait dat de intussen tot inspecteur
benoemde Vrijburg wordt teruggesteld tot
veearts en wordt overgeplaatst naar wat
in de dienst als "het verbanningsoord"
wordt beschouwd: Pamekasan. De ironie
van het lot wil, dat thans in Indonesië Vrij
burg's geschriften die de basis van het
conflict vormden als leidraad door de dier
geneeskundige dienst worden gebruikt!
Maar geen profeet is in eigen land geeerd
- en de stijfkoppige, niet bepaald diploma
tieke Fries die de driftige Vrijburg was,
heeft ongetwijfeld er zelf ook toe bijge
dragen, dat het conflict met de dienstleiding
een nogal forse vorm aannam. Hoe dit zij,
Vrijburg wenste geen stap achteruit te gaan
en nam de consekwenties. Trouwens, voor
deze toegewijde en altijd geinteresseerde
veearts was Pamekasan geen verbannings
oord: hij vond er in het Madoerese vee een
kolfje naar zijn hand, om van de fameuze
stierenrennen maar te zwijgen.
In 1921 verlaat hij de gouvernements
dienst en wordt niet lang daarna gemeente
veearts te Batavia, waar hij een enorme
activiteit ontplooit op allerlei gebied en
zich bijvoorbeeld interesseert voor de kolo-
Dr. Bouwe Vrijburg
een rol in de ontwikkeling van het
eilandenrijk
nisatie en de kleine landbouw van Indo-
Europeanen. Hij maakt ook een reis naar
Nieuw-Guinea om daar de bereikte resul
taten en verdere mogelijkheden te onder
zoeken. Ook bezoekt hij met dat doel de
Wairi-landen. Daarnaast vinden de meest
uiteenlopende zaken zijn belangstelling: de
paardensport, het Pasar Gambir-Comite en
wat niet al vraagt zijn aandacht en hij geeft
die gul. Het is haast onbegrijpelijk dat dit
alles toch in zijn bestaan maar bijzaken
zijn, maar als Vrijburg zich ergens aan
geeft geeft hij zich volledig. Zijn diepste
belangstelling en werkkracht is echter ge
wijd aan een geheel ander project, dat hij
in 1922 is begonnen. Hij heeft dat jaar op
de hoogvlakte van Pengalengan een stuk
grond in erfpacht gekregen - een voorma
lig, inmiddels gesloten lands-fokstation - en
wil daar experimenteren met de fok van
Nederlands vee: met acht bezette vaarzen
die hij inmiddels uit het moederland heeft
laten komen begint de exploitatie van De
Friese Terp. De dieren worden niet, zoals
de gewoonte is, op stal gezet maar gaan
de wei in.
Opnieuw zien de officiële instanties hun
mening bevestigd, dat Vrijburg niet recht
snik is. Het is immers onmogelijk om in
Indië geïmporteerd vee buiten te laten wei
den: het gaat onherroepelijk te gronde aan
ziekten, die door ongedierte worden over
gebracht. Maar de fokspecialist, die dan
toch al over de vijftig is en na meer dan
een kwart eeuw tropendienst eigenlijk aan
zijn otium cum dignitate toe is, heeft iets
verder gekeken dan de neus van de auto
riteiten lang is. Hij heeft tot drie maal toe
zebu's in Brits Indië geselecteerd en ge
kocht en naar Indië overgebracht en heeft
geconstateerd dat, ofschoon dit vee buiten
graast, daardoor geen ziekten optreden.
Zou het mogelijk zijn dat de dieren een ze
kere immuniteit hebben ontwikkeld? En zou
datzelfde niet mogelijk zijn met Nederlands
vee? Vrijburg waagt de kans en hij slaagt.
Het jonge in Indië geboren vee blijkt een
volledige immuniteit tegen de meest ge
vreesde kwaal te hebben ontwikkeld en
Vrijburg's veestapel groeit in enige jaren tot
een 300 a 400 stuks. De naam van het
bedrijf op de hoogvlakte, De Friese Terp
is gevestigd. Bouwe Vrijburg heeft bewe
zen dat het onmogelijke mogelijk is. De
veebedrijven die melk leveren en die hun
vee geen stap buiten de stal laten zetten
wegens de dreigende gevaren zijn meteen
verouderd.
Hij verlaat omstreeks 1930 de gemeente
dienst en Batavia om zich geheel te wijden
aan De Friese Terp. Boven de woning daar
waait trots de Friese vlag. Gezien de enor
me financiële risico's van het bedrijf in
Pengalengan was hij in gemeentedienst ge
bleven tot hij zeker wist dat zijn levens
werk zou slagen. Met hulp van Friese boe
ren die hij had laten overkomen en dank
zij zijn onbezweken aandacht was het nu
"De Friese Terp" zoals zovele van ons dit sprookjesachtige Friese Dorp in de Tropen hebben
zien liggen op de hoogvlakte van Pengalengan...het Meer van Tjileuntja...Pintoe...'t Kalfje...
En het prachtige vee, waar Dr. Vrijburg terecht zo trots op was.
4