NOG EENMAAL Attentie Opbellers 54.55.00 54.55.01 Aan R.N. Nog eenmaal springt hij huppend naar de rode djamboes, nog eenmaal zingt het heupschot van zijn katapult en mitrailleert zijn houten ponjaard langs de paggerbamboes; nog eenmaal sneeft de leeuw die in de djalie brult. Nog eenmaal is hij Milton Sills, Maciste, Winnetou, Pawnee Bill of zo maar Pengkie („Ik zweer!'' De Rode Hand. Met Tikoes en met Henkie), nog eenmaal draaft hautain zijn schimmel door de piste van het verlaten achtererf. Dan ziet hij toch wel stof en rag en bladders in de verf van het verwelkend jeugd-decor. En alle kleur wordt dof. Nog eenmaal f Zijn mijmerende ogen gaan zijn voeten voor, die groot, geschoeid en netjes schrijden omzichtig tussen vuil, bêling en doeries door Waar eens de Inca-schatten lagen. En het mijden van gevaar verachtelijk was. Hoog en victorie kraaiend staat het gras, De oude djamboe schreit om haar gevluchte minnaar. Ze weet zich lelijk: zwart, met panoevlekken, Knoestig en krom en schandelijk onvruchtbaar getreiterd door de pasilans: kostgangers die vuilbekken, Het huis houdt zich afzijdig, gegeneerd achter het rijtje palmen in de scheve potten. Kent nog wat zelfrespect, is goed geconserveerd; heeft zich niet door zo'n blaag laten bedotten. Ach ja, haar jurk is wat gerafeld en bevuild (Zo gaat het hè, met bijgebouwen? het dak verkommert daar in kreukels en in vouwen. De muren zijn besnotterd en behuild. De houten palen staan leproos te wachten; levend alleen in de torpide nachten bij 't knisterend knagen van de boeboek, het uren tellen van de tokeh-klok, die bastaard-koekoek, en het geroezemoes in holle bamboes van de muizen. De galerij is brokkelig en goor over het platgetreden graf van de plavuizen. Hoor'. de doffe roffel van de verre trom.' En Khayyam's: „Wees niet dom, de roos stierf al zo lang Neen, neen, Nog eenmaal de mustang met dondervaart en bliksem en met - en met niks en alles is toch rot en voos en. Mevrouw komt trouwens in de achtergalerij en kijkt naar de vreemde sinjeur die al terugkomt van zijn sentimental journey en stamelt van „Ik dank U wel. Dat was van mij (een armgebaar)ziet U, eh, ik bedoel Een vreemde kerel „met gevoel". Hij is opeens ook, amper zonder groeten, weggegaan. En zag niet eens dat zij een andere jurk had aangedaan. Dit gedicht schreef ik in 1950 in Djakarta en droeg het op aan Rob Nieuwenhuys. We werkten allebei aan „Oriëntatie" voor Het Nieuwe Leven van ons geboorteland. En diep binnenin wisten we dat alles voorgoed voorbij was. Al wilden we het niet geloven. In die tijd bezocht ik het huis waar ik als jongen van acht jaar geleefd had: Goenoeng Sahari no. 23, was ontsteld dat het zo klein geworden was en zo gud en zo voorbij. Rondwarend over het achtererf dacht ik telkens weer: „Zou ik nog een maal...?" Maar ik deed niets en ging weg. Vier jaar later naar Holland voor eventjes, dacht ik. Mijn re-enrty permit „raakte zoek" in Djakarta, blééf zoek. Ik zou niet meer terugkomen! Dus nooit meer een „nog eenmaal". In Holland, vooral in Den Haag vond ik een troosteloze stemming onder Indisch- gasten, een gelaten: „Gojang kaki toenggoe mati"... allemaal? NEEN. Het dynamische deel van de Oude Garde leefde nóg. Maakte steeds weer nieuwe plannen, voor hier of ginds of el ders op de wereld. Assimileerde niet gela ten. Ah, een leeuw sterft als een leeuw! Geef hem geen trap zelfs als hij dood is. Want hij brult nóg en geeft nog éénmaal een geweldige aai met zijn klauw! Alleen een dode koe is morsdood en een collectie runderlappen en leer vóór hij nog gevild is! Wij waren nog niet dood. DUS was het „Nog eenmaal" mogelijk. Zo ontstond Tong- Tong. Ons aller „Nog eenmaal". Waarvoor? Waartoe? Wat doet het ertoe! Zoals Vondel het zei: het Oude Leven „werkt als nieuwe wijn, die tot de spon uitbarst"! We schreven en we vochten. En we schrijven en vechten nóg! OEOEOEOEOEAHH! Madjoe -o Pas als je oude jaargangen van Oriën tatie doorleest en merkt dat dat alles nog steeds goed is en vol lering en belofte, weet je dat ook deze Tong-Tongs nog voor heel lang boeiende leesstof en blijvende lering zullen brengen. Het „nog eenmpal" is een FOREVER Er is in de loop der jaren nóg een „Nog eenmaal" bij gekomen: „Ik wil nog een maal Indonesië terug zien!" Het doet er niet toe hoe, het doet er niet toe voor hoe lang. Wij stellen geen eisen meer. Wij rea liseren ons dat het leven korter wordt en dat onze eisen hun levenskracht verloren hebben. Omdat wijzelf de krachten en mo gelijkheden niet meer bezitten om datgene voor Indonesië te zijn wat we hoopten, of om uit Indonesië te „halen" wat we hoop ten. Nu is een kort bezoek genoeg. Om: nog eenmaal onder een asemboom te zitten, nog eenmaal te kijken naar het profiel van de perkoetoetkooi tegen de azuren he mel, nog eenmaal lotèk te eten déar, of tjempedak nog eenmaal dongèngen met een oude mandoer op de achtergalerij, nog eenmaal: vul miljoenen dingen in die we nog eenmaal zouden willen doen... want straks is alles uit... T. R. \v -\ Nog eenmaal Indonesië terugzien... Nog eenmaal deze mooie wereld zien vóór we voorgoed heengaan met deze Oude Garde! Met de Tropische Leeskring Tong Tong worden in de toekomst extra-goedkope rei zen georganiseerd naar Indonesië, Jeruza lem, Portugal, de Pyramiden, Suriname en Antillen. En veel meer nog! Schrijf in als lid. Voor elf gulden per jaar en nog tien gulden terug in de vorm van extra-goekope boeken van onze Moessonreeks! Kan het mooier? Rapat Rapat Rapatü! TELEFOONNUMMERS TONG TONG voor: Abonnementen - Advertenties - Re dactie - Geldzaken. voor: Afd. Handel (tegels, rijststomers, le peltjes, enz. enz.) - Pasar Malam. 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 20