HET GELUKVAN HET JAGEN LANGS WILDPADEN DOOR CERAM'S HEUVELAND (II) "De jacht behoort tot het zuiverste repertoire van het menselijk geluk" JOSé ORTEGA Y GASSET HET EERSTE KOESOE-KOESOETZWIJN EN WEER BLACK-GHOST De bok bleef door mijn hoofd spoken en steeds zag ik hem weer voor me. Maar ook de andere jongens waren door onze enthousiaste beschrijving wild fanatiek ge worden en was na het middageten de hele ,,gang" verdwenen. Twee gingen naar de Oost-helling van de Kenya-vlakte; een open terrein op de grens van koesoe-koe- soet en dicht kreupelhout met alleen hier en daar een aangevreten graspol en een enkele alleenstaande heester; het was hier dat de vorige dag de „babi-nimba" (wild zwijn) sneuvelde, toen we in de verte het schot hoorden. Gé had ergens de prenten en privé schuurplekje van een ouwe ever ontdekt, waar hij weer heen ging in de hoop met de ouwe heer te kunnen kennis maken. Op ons dooie akkertje scharrelden Hans en ik door het terrein; we hadden geen haast, verwachtten wild pas later in de middag, waarin we ons vergistten. In de verte sprong opeens een hinde weg; wat hebben herten zeldzaam scherpe ogen! Plotseling, een heuvelkopje ombuigend, vlak voor ons een paar rustig grazende hindes en een jonge bok, die me tegelijk zagen. Had geen tijd meer om naar Black- Ghost te zoeken, die ik wel vlakbij ver moedde. Voordat de grote hinde, die het dichtst bij me stond kon wegspringen, gooide een kogel hoog in het blad haar om clean-kill De andere herten waren tussen heesters en hoge koesoe- koesoet verdwenen, maar de jonge bok sprong de andere kant tegen de helling op, bleef één moment staan en sloeg de .303 soft-nose hoog op 't blad in. Ook hij ging op de plaats down. Black-Ghost was er inderdaad bij, maar had, zoals blijkbaar de gewoonte van deze oude slimme zwerver was, een eind van de kudde onder een laagafhangend boompje op de uitkijk gestaan. Zag nog net een glimp van zijn zwart-glanzende huid en zijn trotse kop met 't felbegeerde, zware gewei. Ook Hans had hem zien wegduiken; aan de overkant zag ik die lange, taaie planter door de koesoe-koesoet heenglippen, je reinste tjakalélé-dans. Weer meenden we de oude zes-ender tussen ons in te hebben en weer was de bok spoorloos verdwenen. Hoe de geheimzinnige bok ditmaal ontko men was, hebben we nooit kunnen verkla ren; niets dan eindeloze koesoe-koesoet met hier en daar een enkel ijl boompje en alleen de kleine dichtbegroeide bodemplooi waarin hij verdween. Hindes, die aanmerke lijk kleiner zijn, kunnen inderdaad door hoge koesoe-koesoet ongemerkt wegslui pen, maar hoe deze zoveel grotere bok met zijn brede, alles-verradende gewei ons weer ontglipte, zal altijd een onopgelost raadsel blijven. Met heel veel pijn en liters zweet, sleepten wij de beide herten naar onze basis op Mount Kenya, waar we ze ontweidden en ophingen. Al gauw zat Hans boven een vuurtje saté te roosteren; dit maal kon ik na het ontweiden geen stukje vlees door mijn keel krijgen, misschien sug gestie, maar rook ik nog steeds de weeïge lucht van dampende ingewanden. Ver weg op de west-helling een dof schot, kort daarop twee achter elkaar... Niet lang nadat we in het bivak terug wa ren én koppie-toebroek zaten te slurpen, kwamen de anderen met een zeug aanzeu len. Vol belangstelling bekeken we het eerste exemplaar van het rode-koesoekoe- soet-zwijn dat we in handen kregen. Het is een echte zwerver van de savannen, in In dit tweede deel van Jim Hornin- ge's "Langs Wildpaden door Ceram's Heuvelland" (voor 't eerste deel zie TT No. 19) staan de voortreffelijkste stukjes proza van alle jachtliteratuur, die ik ooit las. Mocht ooit Neder- land's literatuur zijn deuren open kunnen zetten voor jachtverhalen: dit is het verhaal dat er het eerst door moet De Savanne-brand en de adembe nemende ontmoetingen met Black Ghost zal geen lezer ooit meer kun nen vergeten. T.R. tegenstelling tot het zwarte-zwijn, dat een uitgesproken bosdier is. Leeft meestal in kleine groepjes van 3 tot 5 exemplaren, oude dieren leven buiten de paartijd meest al alleen. Bij de geboorte zijn ze diep-bruin en gestreept, het bos-zwijn daarentegen wordt gitzwart geworpen. De roodbruine kleur wordt later donkerder, heel oude exemplaren worden grij'zig-roodbruin. Deze soort mist ook het typische kenmerk van het zwarte bos-zwijn: de witte sokken en hoeven aan de achterpoten. Wel had de zeug de kenmerkende witte band van de „widjoeng" om de snuit, iets wat ik bij geen der dieren, zelfs uit deze streek, meer zag. Deze sus (welke?) was net voor donker door onze milicien-Bosarchitect uit een groepje van drie weggepikt, de beide an deren waren een eind verder verschrikt blijven staan en dankten hun leven aan het onvoldoende bukslicht. Behalve deze drie, hadden ze ook nog tweemaal herten gezien, waaronder een grote bok. Bij Gé was eindelijk pas met de vallende duisternis de oude, geslepen solitair uitge komen. Zekerend was de oude knaap een tijd doodstil blijven staan... steeds werd het donkerder... dan liep hij verder langs de wissel... voorzichtig ging de buks naar de schouder... even wachten, nog iets dichter laten komen-dan ploft met groot geraas een tros bospalmvruchten omlaag... de ouwe solitair is gone. SAVANNEN-BRAND Op een late middag, ver weg in 't Oos ten, begon de brand. Eerst een nauwelijks merkbare gloed en ijle rook-spiraaljes... voorzichtig nog... aarzelend... schuchter... dan aanwakkerend en sneller om zich heen grijpend oplaaiende gloed, steeds feller oplichtend... donkere rookwolken grijpen omhoog... woedend... onhoudbaar schiet het vuur uit... ziedend... onheilspellend... Als een rode vloedgolf stormde de loeiende, medogenloze verterende, alles vernietigende, overweldigende vuurzee over de grote uit gestrekte savannen, rende uitgelaten tegen de helling op, schoot roodlikkend valleien en glooiingen in, hoog oplaaiend wanneer strui ken en heesters overspoeld werden. Alleen dichte, groene struikgewas-begroeiingen konden de onstuimige stormloop weerstaan, dan gaf het vuur het tenslotte op, trok er omheen om met hernieuwde woede verder te stuiven. Oud, droge bush echter kon de overmacht van de aanstormende vuurzee niet lang stuiten; langzaam... niet opge vend, kropen venijnige vuurtongen onder de struiken door, zo nu en dan omhoog- lekkend naar droog hout, om dan aan droog, licht ontvlambaar koesoe-koesoet gekomen, weer losgebroken, juichend- loeiend verder te stuiven.verder... steeds verder... Alleen de savannen-boompjes deerde het niet; ze waren er mee ver trouwd, het hoorde immers bij hun bestaan, de natuur had hun kwetsbare stammen en takken met een beschermende, dikke voch tige kurklaag omgeven. Wel was hun blad verschroeid, maar wat gaf dat!!, na een paar dagen zou het los laten en afvallen, jonge bladknoppen zou de de plaats innemen en de boompjes ais herboren met jong, zacht groen prijken in schril contrast met de nog steeds zwart- Dit is de sleutelring GRATIS toegezonden aan alle leden van de Tropische Leeskring TONG TONGde Sleutel naar Redjekil!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 6