c~lDoorplaten kaienderó geblakerde takken en twijgen van niet vuur- aangepaste struiken en heesters. Somber en spookachtig daalde de avond... bloedrood gleedt de zon weg... ver weg... ergens in de grauw-grijze Banda zee. Alleen de purper-oranje horizon duidde nog de afscheiding aan licht en donker... van de dag en de nacht... Dan is het avond, voorspel van de ge heimzinnige, tropische Molukken-nacht. Tropennacht, voor wie de rimboe en jungle niet kent en ermee vertouwd is:... vijan dig... verraderlijk... beklemmend... angst aanjagend... hij weet zich onmachtig, voelt zich hulpeloos tegenover de ondoorgron delijke, ondoordringbare duisternis... kan zelf niet zien, maar krijgt het gevoel wel gezien te worden. Vanaf de hoogste tjot sloegen Hans en ik zwijgend dit machtige schouwspel gade. Beneden en achter ons woedde de brand verder, de top zelf verder ongemoeid la tend: hier in het mos en de schaarse gras pollen onvoldoende brandstof vindend. Een bloedrode gloed kleurde de hemel, hoog dwarrelden veraste bladeren en stengels door het luchtruim, door de hete opstijgen de lucht omhoog gejaagd; soms nog bran dend en door de wind meegevoerd een nieuwe brandhaard stichtend.. Hier en daar gloeide de verschroeide savanne nog na, alleen dode bomen vlamden fel als fakkels, gigantische flambouwen, dan viel een stuk omlaag, neerkomend een regen van vonken opjagend. Doffe knallen van door uitzetten de hete lucht openbarstende bamboe dron gen door het geloei door. In gedachten verzonken, gefascineerd, je nietig voelend tegenover de overmacht van de natuur, staarden we dromerig naar 't medogenloze, aangrijpende spel van het vuur, demonisch in de nacht. Twee duizend hectaren gingen die nacht in vlammen op, 2000 hectaren nieuwe wei degrond. In plaats van kurkdroog, borst- hoog koesoe-koesoet, binnenkort een zacht groen tapijt; inplaats van vrijwel ondoor dringbare wildernis, nu open jacht-terrein, maar de beschermende dekking was ver dwenen. De nacht scheen tijdloos, de uren gleden ongemerkt weg, in het Oosten achter de horizon begon het licht te worden, een jon ge dag brak aan. Bij het dag worden voelden we ons in een vreemd, spookachtig, doods landschap; hoe heel anders zag alles er nu uit: de boompjes alleen skeletten... zwart... gril lig... zielig... struiken deden aan verroest prikkeldraad denken; naakt en scherp te kenden zich heuvels, dalen en plooien af, ontdaan van scherpte-wegdoezelende ca mouflage. Doods, maar tevens vredig lag, als zwart fluweel, een deken van as over het heuvellandschap. Verstijfd stonden we op, gooiden de buks over de schouder en daalden omlaag. DE BABY-JUNGLE-CARABINE STOPT „RED-TANK" De volgende middag zwermden we weer uit; de nu duidelijk zichtbare sporen zou den ons veel te vertellen hebben. Hoe zou het wild zich, in het nu open terrein ge dragen, zich overdag schuilhoudend om pas met de vallende, beschermende duis ternis uit te komen. Zouden we al wild kun nen verwachten voordat jong gras uitgelo pen zou zijn? Hans en ik namen ditmaal de oost-kant dichter naar dicht bos toe; de anderen trokken naar het westen en naar het terrein waar Hans en ik anders jaagden. Door de Accacia-vlakte, die door karang-rotspartijen gedeeltelijk voor de brand gespaard was gebleven, klommen we langs Paddock-Hill en door een dicht be boste, omlaaglopende bodemplooi, omhoog. Over een heuveltop heenkomend, sprong plotseling een grote donkere zes-ender op en stoof met soepele, verende ren over de zwartgeblakerde vlakte... Black-Ghost... Een magnifiek gezicht, de machtige zwar te bok, het zware gewei plat in de nek over de kale zwartgebrande vlakte zien rennen, bij elke sprong wolken as op gooiend; hij hoorde in dit landschap!! Een kogel flitste langs hem heen, toen was hij in een steil uitgebrand ravijn verdwe nen. „Nu ontloop je ons niet meer, je hebt geen dekking meer", flitste 't door me heen. We liepen wat we lopen konden, Hans uitbuigend naar rechts, ik naar links. Een zaam en verlaten lag het ravijn beneden me, geen spoor van Black-Ghost. Verdwe nen, even geheimzinnig als altijd. Maar hoe was dat by hell mogelijk??, niets dan een paar halfverbrande bamboestoelen en kale heesters en verder kaal. Spiedde alles af, de vinger aan de trekker, de geringste be weging kon me niet ontgaan, ik kon het hele terrein overzien. Maar Black-Ghost was gone!! Ineens aan 'de overkant een paar ren nende hindes, onder langs Bamboe-Hill, daar ergens moest Hans zitten. Dan de korte, droge knal van zijn Jungle-Carbine .30 en een blij... tjoe-ééé... jtoe-éé... heb ben dus. Zou het misschien toch Black- Ghost geweest zijn, die bij hem had gepro beerd weg te glippen?? Ik rende naar be neden en klom aan de overkant naar bo ven. Met een brede grijns zwaaide de ouwe stroper naar me en toen zag ik -- niet Black-Ghost, maar Red-Tank!!, de grootste ever die ik ooit zag: formidabel, rood en ruig... wat een beest! Bekeek hem in stille bewondering, niettegenstaande ik ontelbare wilde zwijnen gezien en geschoten had. „Eén schot, Jim, met mijn jungle-baby!" ALLE BEETJES HELPEN HELPT ONS LAATSTE RESTANTJE (met Pon - Wage - Kliwon - Legi - Pahing) OPRUIMEN voor wérkelijk BUBAR-prijzen (alles moet wéh!) f 1,50 incl. porto Een daalder op de bus, En nog tien maanden pret voor zus! ajo-ajo-ajo-ajo-ajoooo! Leef en laat (ons) leven Hijgend en zwetend was hij naar boven gerend toen, even omhoogkijkend, zag hij hem vlak boven zich staan, omlaag kijkend," geen vijf pas van hem af. Roerloos stond hij als uit massief brons gegoten in de laatste stralen van de ondergaande zon. Hijgend en druipend van zweet, slingerde Hans de kleine buks aan de schouder, zich nu met de kleine lichte kogel „under-gunned" voe lend. Hij haalde diep adem en drukte, lang zaam uitblazend, door. Als door de blik sem getroffen ging hij down, herstelde zich toen van de shock en tolde wild met zijn poten schoppend en met zijn machtige kop slaand, in het rond. Graspollen wer den weggetrapt, de grond omgewoeld. Hans was al bij hem, klaar zijn hele magazijn in hem leeg te pompen. Maar hij stond niet meer op, even lag hij stil, nog eenmaal sloeg hij wild met zijn poten, toen was het afgelopen. De kogel was precies in zijn oog gedrongen, platgeslagen de Atlas-nek- wervel ontwrichtend. „Red-Tank" noemden we hem en dat kwam hem toe. Roodbruin, stoer en massief; zijn brede nek, zware schoften en flanken zaten vol lange, kale littekens, half genezen en diepe verse wonden, een grimmige ouwe vechter. Zijn blad was als een schild, kaal, keihard en duimdik. Merkwaardig waren zijn licht grijze huid en hoeven. Met deze gewelde naar heeft Hans het absolute club-record veroverd en dat ook niet meer gebroken werd. In het hutje op de Mount Kenya vonden we onze jachtvrienden. Een volwassen her- tebok, maar zonder gewei, hing al uit te druipen; hij sneuvelde met een mooi blad schot op de plaats waar we de zwarte zes ender ontdekten; hiermee rangschikte Willy zich onder de herten-jagers. Op de west helling lag nog een volwassen hinde van Bontje. Met ons allen gingen we de ever ophalen die ruim een kilometer verder lag. Met z'n zessen konden we hem wel tillen, maar onmogelijk versjouwen in dit geacciden teerde terrein; dit is geen duimzuigerij of jagers-latijn, hier was 'n „viermans-vracht" maar een biggetje bij. Pas na hem ont weid te hebben konden we hem met z'n vieren baas elkaar steeds aflossende. Hoe wel er een heldere sterrenhemel was, ont brak de maan en al heel gauw verdwaal den we, konden niet meer wijs worden uit al die heuvel-kopjes, hellingen, dalen en eilandjes struikgewas. Na onderling overleg zeulden we hot send en botsend weer verder in 't donker, de kleine flash-lite hielp niet veel. Strui kelend en transpirerend zwoegden we ver der. ,,'k Wou dat je een big geschoten had, Hans, inplaats van dit bakbeest", ver zuchtte iemand nutteloos. „Stel je eens voor dat hij nog leefde en tam was, dan had hij tenminste aan een touwtje met ons kunnen meelopen", merkte een ander met veel fantasie op. „Mijn schuld niet", kreun de Hans, die, doordat hij de langste was, de grootste portie had, „waarom laat hij zich dan ook zo ver doodschieten?" We gaven het op, toen we na een uur worstelen tot de opbeurende ontdekking kwamen, dat we die avond al eerder langs de opvallend gevormde bamboestoel ge komen waren. Maar hoe zouden we hem 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 7