De zeevisserij in het oude Indië
Dr. A. L. J. Sunier
door Dr. A. L. J. SUNIER
In de tijd toen Djakarta nog Batavia heette en aldaar, aan het eind van het Oude Haven
kanaal, tegenover de Kleine Boom, op de Pasar Ikan, dagelijks zeer grote hoeveelheden
vis werden aangebracht, van 1911 t/m 1922, kwam ik elke dag behalve wanneer ik
op dienstreis was op mijn laboratorium, gelegen even benoorden het gebouw van
de Pasar Ikan. Drie Chinese kongsi's hielden toen te Batavia het visserij-bedrijf aan
de gang, hetgeen op bijzonder handige, aan de aard der inheemse vissers uitstekend
aangepaste en voor de kongsi's zelf zeer lucratieve wijze geschiedde.
Het deed mij verdriet in een brief van steekt dus als een soort onderlip vooruit.
half september 1965, geschreven te Djakar
ta, door een op visserij-gebied deskundig
iemand, te lezen, dat er, geleidelijk aan,
steeds minder vis op de pasar ikan was
aangebracht. In september 1965 waren er al
lang geen sero's (grote visfuiken) meer,
daar deze, evenals de empangs (zeevis
vijvers), geregeld waren leeggestolen. Bo
vendien was de bamboe, het belangrijkste
materiaal voor de bouw van een sero, te
duur geworden.
De door de Japanners achtergelaten, bij
de zeevisserij in gebruik genomen motor
boten lagen al jaren lang aan de kant, met
versleten en kapotte motoren.
Door gebrek aan garens, vishaken enz.
werkten hengel- en beugvissers alleen nog
maar met slecht, zelfvervaardigd materiaal.
Ook kwamen er al sedert lang geen ma-
jangvissers van Tegal meer naar Djakarta.
In mijn tijd werd te Batavia met netten,
lijnen, fuiken en met nog allerlei ander
vistuig de zeevisvangst uitgeoefend. Verre
weg de meeste vis werd gevangen in de
sero's, vaste fuiken, opgesteld ver in zee,
buiten de laagwaterlijn, tot op 'n diepte van
ruim 6 depah (11 meter). En met een zegen,
de pajang tengah (volle zee pajang). De
visserij met de pajang tengah werd te Ba
tavia uitgeoefend door vissers van naburige
streken en vooral van Tegal. Na van een
vertegenwoordiger van een der Chinese
kongsi's van Batavia te Tegal een voor
schot te hebben ontvangen kwamen de vis
sers van Tegal ruim 100 dagen te Batavia
vissen. Daarna bleven zij gewoonlijk weer
11/2 a 2 maanden thuis te Tegal.
Over de visserij met de sero's en over
de majangvisserij met het grote pajang-net
alsmede over de daarbij buitgemaakte vis
sen wil ik U graag iets vertellen. En ook
over de originele methoden, waarmede de
Chinese kongsi's te Batavia deze visserijen
In stand hielden en bevorderden.
Laat ik beginnen met de majang-visserij.
Het grote volle-zee pajang net is een
naar het uiteinde toe puntig toelopende zak
met twee lange vleugels. De onderwand van
de zak is langer dan de bovenwand en
Van een zeer groot pajang net is de lengte
van de bovensim, dat is dus de lengte van
de twee vleugels tezamen plus de boven
rand van de zakmond, naar mijn schatting
120 a hoogstens 150 meter. Preciese cijfers
dienaangaande bezit ik niet en heb ik ook
niet kunnen vinden. De mazen in de vleu
gels zijn wijd, 20 25 cm. van knoop tot
knoop. De zak bestaat uit, van de opening
naar het uiteinde, geleidelijk nauwer wor
dende stukken, die aan elkaar gehecht
zijn en die naar het uiteinde van de zak
toe steeds nauwer mazen hebben. De maas
wijdte aan het uiteinde bedraagt slechts
cm.. Het vóór het vissen dichtgeknoopte
uiteinde van de zak noemt men kembang
waroe (bedoeld is hier de waroe laoet, een
boom, behorend tot hetzelfde geslacht als
de kembang sepatoe).
Wanneer ik de vissers vroeg, waarom
precies zij de netten aldus maakten, bleek
dat dit uitsluitend berustte op door jonge
ren van ouderen overgenomen praktijk, zon
der veel eigen overwegingen of inzicht. Het
net bracht dus als het ware de gekristalli
seerde ervaring van vele generaties van
vissers tot uitdruking.
Langs de bovenrand (bovensim) van de
vleugels en van de zakmonding en aan het
uiteinde van de zak waren bamboedrijvers
(koeloe) gebonden. Elke vleugel heeft vijf
drijvers, een grote drijver, de pengalan, be
staande uit drie of vier aan elkaar gebon
den bamboes, werd boven het midden van
de zakopening, de mata boentek, gebon
den. De onderrand (ondersim) werd met
stenen bezwaard. Bij een pajang-net, waar
mede men aan het vissen is, bedraagt de
afstand van bovensim tot ondersim zeker
20 vaam (36 m.).
Met het volle-zee pajangnet werd gevist
lang de gehele noordkust van Java en Ma-
doera en ook in Straat Madoera. Te Bata
via bedroeg het aantal opvarenden bij ma-
jangprauwen van Tegal 12 a 13. Een groter
aantal opvarenden kwam echter ook voor.
Bij een majangprauw van de Madoerese
vissersdessa Mlaten, even beoosten Pasoe-
Dr. A. L. Sunier is de zoveelste
"kandjeng besar" die onze gelederen
komt versterken. Kent verreweg het
grootste deel van onze lezerskring al
leen het LAND van Indonesië, "Bapah"
Sunier kent de ZEE van Indonesië als
maar weinig anderen. Tong Tong is er
trots op, hem tot zijn medewerkers te
mogen rekenen.
Sunier werd geboren in 1886 te Rot
terdam. Hij liep in den Haag het gym
nasium af en studeerde Plant- en Dier
kunde te Leiden en Groningen. Hij pro
moveerde in 1911 en zat datzelfde jaar
al in lndië, nl. als zoölogisch assistent
bij het Visserij Station te Batavia, waar
hij in 1914 adjunct afdelingschef werd
en in later jaren bekendheid verwierf
o.m. met het onderzoek van de biologie
der zeevijvers te Batavia (malarial),
(1918 1919) en met de bouw (vol
gens eigen plannen) van een laborato
rium voor het onderzoek der zee, met
zeewater-aquarium. In 1920 werd hij
benoemd tot hoofd van dit laborato
rium.
Vele jaren is hij secretaris geweest en
in 1921/22 voorzitter v. d. Koninklijke
Natuurkundige Vereniging in Neder
lands lndië.
Na zijn terugkeer naar Nederland, in
1922, was Sunier van 1923 - 1927 Con
servator bij 's Rijks Museum van Na
tuurlijke Historie te Leiden, en van
1927 -1953 Directeur van "Artis".
Daarbij van 1946-1949 Président de
l'Union Internationale de Directeurs
de Jardin Zoologique.
Hormat, Papah Sunier! En dat hij min
stens evenveel jaren medewerker van
Tong Tong mag blijven als hij reeds
abonnee is! Bon sang ne peut gojang
kaki.
Kijkje naar het Noorden vanaf het erf van het laboratorium op Pasar Ikan. Rechts het ge
bouwtje van de "Kleine Boom". Recht vooruit het kanaal met de pieren aan weerszijden,
waar welhaast iedere gezonde jongen uit Betawie wel eens gevist heeft een hele dag lang.
roean gelegen, telde ik eens 30 opvaren
den.
Het spreekt wel vanzelf, dat het grote
pajangnet op diverse plaatsen van Java en
Madoera met een groot aantal verschillende
namen werd aangeduid. In het Madoerees
was de naam padjang. Ook kwamen allerlei
locale verschillen voor, zowel wat betreft
de samenstelling van het net, als wat aan
gaat de wijze, waarop er mee gevist werd.
Door de majangprauwen werd met het
grote pajangnet in de eerste plaats naar
lajang gevist. De lajang, Javaans gatel, Ma
doerees kaben, is de in economisch opzicht
meest belangrijke vis van de Java-zee en
Straat Madoera. In dit opzicht Is de lajang
6