DRIE PAGODEN DJAGO'S
DE BARMHARTIGE SAMARITAAN
We verhuisden weer, want elke keer als
er een gedeelte van de spoorbaan klaar
was dan verhuisde de hele kliek naar een
nieuw kamp, waar weer een nieuw tracee
werd uitgelegd waarover of waardoor de
spoorbaan werd gelegd.
De mars was ongeveer 35 km, gelegen
tussen kamp „Phadong" en „Anganan",
niet noemenswaardig zwaar, maar de wegen
waren zo allemachtig slecht. Vol gaten,
scherpe stenen en op sommige plaatsen
onbehoorlijk stoffig. Als je in de achterhoe
de terecht kwam, dan slikte je stof!
Ik had het geluk dat ik een wandelmars
liefhebber was geweest en van het gebom
bardeerde transportschip afkomstig was.
Dus wat het eerste betrof, deed de mars
me niets en ten tweede had ik niet veel
barang. Andere Burma gevangenen konden
nou eenmaal geen afstand doen van bezit
tingen. Alles had waarde, zelfs een kromme
spijker.
Ik liep dus heel opgewekt, want een
nieuw kamp vond ik altijd een verandering
in ons armzalig gevangenen leven. Mijn
etenspannetje op mijn heup rammelde een
lustige roffel en het water in mijn gebutste
veldfles klotste er lustig op los. Op mijn
rug droeg ik alleen mijn opgerolde tikar
waarin mijn kompiesdeken (die gestreepte),
een klamboe, een tjawat (was tevens hand
doek en vaatdoek), en een verse plak tem-
bakoh molèh. Wat ik aan had was een
K.N.I.L.-jas, rodekruis broek en kompies-
kistjes". Ja als we gingen verhuizen wou
de Jap altijd hebben dat we het beste aan
hadden dat we bezaten.
De trip verliep heel goed tot ongeveer
halfweg. We kregen een „Jasumeh" om de
troep een beetje bij elkaar te trommelen
die intussen was uitgerekt tot een lange
sliert van ongeveer een halve km.
Maar toen begon de ellende, want we
hadden velen die niet het tempo konden
volgen vanwege zwakte, verwondingen of
zware lasten. Dit laatste was meestal
eigen schuld, men sjouwde van alles mee.
De „tjattoeters" hadden hun rugzakken vol
gestouwd met allerlei handelswaar, zoals
canned food, tabak, boeken (sigaretten
papier), gezoute eendeneieren, flessen reu
zel, rijstemeel (voor serabie), enfin noem
maar op. Er liepen zelfs lui met kooien be
vattende levende kippen. Hoe bestaat het!
Maar het is waar!
Enfin de Jap kwam gewoontegetrouw
schreeuwende de rustende troep langs en
was niet zuinig met zijn oorvijgen. Hij be
gon ook tegen mij uit te varen en kreeg
ik nog enkele muilperen te incasseren. Hij
wees op mijn barang en op die van ande
ren en stootte daarbij allerlei kwade keel
geluiden uit waaruit ik alleen verstond
..nogoodtanah". Uiteindelijk sleepte hij mij
naar een voor pampus liggende gevangene
toe met naast zich twee volgestouwde
rugzakken. Nou begreep ik pas wat er loos
was. Ik droeg volgens de Jap veel te wei
nig en mijn gevangengenoot sjouwde zich
een ongeluk met twee rugzakken. Ik moest
van die idioot waarachtig een rugzak op
mijn nek nemen.
Het hielp niets om die Jap aan zijn ver
stand te brengen dat het die kerel zijn
eigen schuld was. Dus ik ontfermde me
over de rugzak die me werd aangewezen.
Mijn hemel! Wat was die zak zwaar,
loodzwaar! Het ding was haast niet te til
len. Dit moest beslist een tjattoeter zijn.
Die had natuurlijk nog een behoorlijk aan
tal blikjes met corned beef, zalm in toma
ten saus, sardientjes, of nog meer van dat
lekkers om straks weer met hele hoge
winsten van de hand te doen.
Enfin wat kon ik anders doen! Sjouwen
maar? Misschien krijg ik straks voor de
moeite een paar blikjes, dacht ik zo bij
me zelf.
Nou mensen, ik heb me de tweede helft
van de weg een ongeluk gesjouwd. Alleen
de gedachte dat ik straks warme rijst met
corned beef, of sardientjes kon eten maak
te me sterk als een paard.
Uiteindelijk kwamen we bij donker in het
kamp aan. Ik moest toen nog te weten ko
men waar de eigenaar van de rugzak was
gelegerd en na een halfuur rond gestrom
peld te hebben vond ik hem aanmechtig
op zijn tampatje liggen.
Ik zwiep die rugzak naast hem op het
tampatje en zeg:
„Hier is jouw barang njo! Doe-illah!
Boekan maen zwaar! Zeker banjak blikjes
spul". Ik grijnsde nog heel zoetsappig en
trok nog veelbetekenend mijn wenkbrau
wen op enneer, want je kon nooit weten.
De eigenaar richtte zich heel moeizaam
op en zei al zuchtend:
„O sorry ja, dat ik je zo heb moeten
laten sjouwen. Ja zie je ik kon geen af
stand doen van die dingen. Ik train n.l. nog
geregeld en in die rugzak zitten mijn hal
ters..."
„Mijn hemel!" stamelde ik. Toen ben ik
geloof ik, bezwijmd.
H. A. Boon
Ook bij mij kwamen weer veel beleve
nissen naar boven toen ik las over de
Réunie in het Kurhaushotel. Graag zou ik
erbij willen zijn om vele oude kennissen
en vrienden terug te zien. Vrienden uit de
tijd dat we trokken van Treinkampement Ba
tavia met de. Maru via Singapore - Pe-
nang, lang verblijf ter reede in verband met
torpedoaanval Hollandse O-boot - gevan
genis Rangoon - Moulmein - Thanbyuzayat
(ik meen 1 dag) - Retpin (KM 30) - KM
70 - KM 708.
Hier hadden we de periode dat we enige
weken elke ochtend een KM of 15 moesten
lopen om gewapend met een rugzak, rijst
en katjang idjoe te halen, omdat de weg
naar 108 onberijdbaar was. Toch had je
nog van die basterds die hun rugzak van
hun inhoud ontdeden.
Een van die dagen lag er een dode oli
fant langs het pad, stonk geweldig. Na een
week slechts een geraamte, Doet me ook
hieraan denken. In 108 was een Indische
arts, een Steurtje. Als de jongens met
klachten bij hem kwamen, zei hij altijd:
„Maar „kukkig" volhouden, joh!" Er werd
een malaria specialist gevraagd door de
Jap en onze Doe. ging. Een paar maanden
later troffen jongens uit ons kamp hem
werkend langs de weg aan, met patjol com
pleet. Hij had het niet al te best en klaag
de zijn nood. Waarop het antwoord: „Nog
(maar „kukkig" volhouden Doe!"
Eén van die „jongens" was „Hek", Hey-
stek, militie soldaat. Klein landbouwer uit
het Banjoewangische. Meesterlijke vent!
Zal niet vergeten dat hij ons op een avond
een heerlijke sambal voorzette, en dat op
een tijd dat we het erg slecht hadden. We
smulden en vroegen na afloop hoe hij er
aan kwam. Zijn hand ging naar de achter
zak van zijn oud Knilbroekje en haalde er
nog een paar heerlijke dikke witte larven
(oro 2) uit. Vet dus genoeg, met wat wilde
kangkoeng en een gestolen lombokje van
de Jap, in één woord zalig.
Zoveel herinneringen duiken bij je op,
uren kun je erover praten.
Een groot-majoor van het KNIL bood een
Indische jongen een vrij groot bedrag voor
het ei van zijn boskip, maar bestemd voor
een doodzieke vrind van de eigenaar van
de kip. Zijn antwoord was dat hij deze
„Majoor" in zijn gezicht spoog. Wat heb
ben we de mensen leren kennen I
Van 108 naar 132. Het laatste en rot
Kamp. Toen via de 3 Pagodenpas, hier be
greep ik eindelijk wat een waterkering was.
Thailand in, een vrij lange tijd in het laatste
werkkamp, waar uiteindelijk de spoorbaan
klaar kwam. Het was annex een doorgangs
en fouragekamp voor de Jappen. Wat werd
hier heerlijk gestolen. Het was een rot ba
rak en ik zie hem nog schudden als onge
veer een man of honderd, allemaal zieken,
bezig waren, rijst te rollen tot rijstemeel
doormiddel van plank en lege fles. Hiervan
werden weer pannekoeken gebakken en
verkocht aan Brits-Indiërs in een barak
naast ons.
Op een middag, iedereen sliep, trok ik
met twee marinemannen stilletjes het Kamp
uit, gingen naar een Japanse toko, een paar
KM verderop. Werden met alle mogelijke
égards ontvangen door de eigenaar. Koch
ten vrij veel van de toko, maar de twee
marinejongens „versierden" ondertussen
vrij veel buit in een lege gonjezak. Op de
terugweg werden we „gesnaaid" door een
Jap uit het kamp. De gevolgen waren niet
best.
Hier verloor ik ook „Stek" uit het oog,
nooit meer ontmoet in Thailand, later toch
weer in Bali bij de Gadjah-Merah. Het was
dus ons laatste werkkamp, daarna naar
Kanchanaburi en tot slot nog een Kamp
N O. van Bangkok. Na capitulatie naar U
- terug Bangkok - Via K. - P. Bali.
Ja nu zou ik graag veel van mijn oude
Burma en Thailand bekende terug willen
zien. Helaas het zal niet gaan. Ik denk dat
ze allen de rijsttafel eer aan zullen doen.
Ze zullen er toch wel „telor asin" bij heb
ben.
Met vriendelijke groeten.
N. J. Jongemans.
Boissano, Italia
Noot v. redactie: handschrift was vrij on
leesbaar. Struikel dus niet over foutjes!
Jongemans, bedankt voor medewerking.
15