DE VROUW Herinnering aan Banjoebiroe Tong Tong stelde eens in een artikeltje Banjoe-Biroe voor als een oord van verschrikking en bagno van het ergste soort voor de vrouwen, waarbij de schrijf ster de verzuchting slaakt: "Wie kan mij over dit Banjoe-Biroe eens iets anders vertellen, om de kwade herinnering een klein beetje te verdringen?" Welnu het is mij een genoegen daaraan te kunnen voldoen, aangezien ik daar de grote vacanties doorbracht, n.l. in 1933 en 1934, al is het dan nu ongeveer een kwart eeuw geleden. Mijn vader was daar directeur van het gevangeniswezen en in dezelfde gebouwen-complexen welke later door de Jap als interneringskamp voor vrouwen werden gebezigd, waren toen 3000 inheemse gestraften onder gebracht. In die tijd was Banjoe-Biroe een rustig, liefelijk plaatsje met een prachtige aloon- aloon waar in het midden een geweldige waringinboom stond. We woonden in een heel groot huis, een vroegere kolonelswo- nig (want vroeger had te Banjoe-Biroe een militaire bezetting gelegen) met een enorm grote voor-, binnen- en achtergalerij en minstens 5 of 6 grote kamers. Daarnaast stond een paviljoen met ook een viertal kamers en in de bijgebouwen was alles dubbel, 2 mandikamers, 2 w.c's 2 paarde- stallen, 2 garages en Ik weet niet hoeveel goedang- en bediendenkamers. Vanuit de voorgalerij hadden we het uitzicht op de uitlopers van de tvlerbaboe (Merbaboe en Telemojo), die mijn vader met enkele leden van zijn personeel dikwijls des Zondags beklom om op de Tjèllengjacht te gaan. Mijn broertje en ik en nog enige vriendjes en vriendinnetjes die met mij op de H.B.S. zaten en ook bij ons logeerden, mochten dan ook mee. Op de top plantten wij een lange bamboe met de witte vlag, gemaakt van een oud laken* als teken voor mijn moeder beneden, dat we het hoogste punt hadden bereikt. Hoe heerlijk smaakte daar na de uit de arenboom geklopte palmwijn of de jonge klappa-poean, waar we maar niet genoeg van konden krijgen. Ook gingen we dikwijls varen op de Ra- wa-Bening, met zijn ontelbare eilandjes. Onze woning, die later na de bezettingstijd en bersiap-periode, toen ik in in 1953 weer langs Banjoö-Biroe kwam, bleek afgebroken te zijn, was het eerste huis op de zeer kronkelende weg naar Salatiga met ontel bare bruggen, die alle haaks op de weg stonden. Toch heb ik op deze weg mijn eerste rij-proeven afgelegd. Wij hadden een grote Pontiac met air-wheel banden en wan neer mijn vader in de gevangenis op zijn kantoor was en mijn moeder rustte, klom ik stiekum achter het stuur met één van mijn vriendjes naast me, die mij dan aanwijzin gen gaf, en reed de weg naar Salatiga met zijn haarspeldbochten op, tot groot verdriet van mijn broertje, die tijdens mijn afwezig heid duizend angsten uitstond, niet om mij, maar omdat hij vreesde dat er iets met de auto zou gebeuren. Ik'was toen 17 jaar en mocht dus nog niet rijden. Op een dag werd het hem te machtig en vertelde het aan mijn vader, die natuurlijk vreselijk boos was, maar niets meer kon zeggen toen ik hem triomfantelijk mijn rij bewijs toonde dat ik juist die middag van het bevriende politie-hoof-d te Ambarawa had verkregen, natuurlijk na volledig af gelegd examen. Ook ik herinner mij de prachtig gekleur de hemel bij zonsondergang, maar ook de hoge kajoe-poetih bomen die links van de toegangspoort van de gevangenis stonden Als je de bast of de bladeren wreef rook je onvervalste kajoe-poetih. Ook hadden we aan het eind van het dorp een prachtig zwembad met een 12-tal kleedkamertjes. Dit was het oude militaire zwembad, dat mijn Vader geheel liet restaureren. Het water in het zwembad was werkelijk blauw, waaraan Banjoe-Biroe ongetwijfeld zijn naam heeft te danken. In het paviljoen van ons huis heeft de be kende Mata-hari gewoond en het verhaal ging dat zij meer in het kolonelshuis dan bij haar man Kapt. Mac Leod toefde, terwijl zij ook dikwijls verblijf hield in de vroegere generaalswoning van het fort Willem I te Ambarawa, op 5 km van Banjoe-Biroe ge legen. Dit fort was ook tot gevangenis om gevormd en de daarin gelegen generaals woning, schitterend van uitvoering, met nog steeds marmeren vloer en wandbedekking, werd directeurswoning. Van dit fort gaat het verhaal dat de toenmalige Gouverneur Generaal tijdens een bezoek verklaarde dat wanneer men daar zijn degen instak deze er verguld zou uitkomen, om aan te tonen hoe kostbaar de aanleg daarvan is geweest. De voor de bouw gebezigde stenen moeten dan ook per zeilschepen uit Holland aange voerd zijn. Tijdens een vacantie op Banjoe- Biroe werden de bastions welke het fort omgaven met dynamiet opgeblazen, waar mede men langer dan een jaar is bezig ge weest, maar waar wij graag verstoppertje speelden. Vanuit Banjoe-Biroe werden door ons ook heerlijke auto-tochtjes gemaakt o.a. naar het veel hoger gelegen Bandongan op de helling van de Goenoeng Oengaran waar alle soorten bloemen als theeroosjes, mar grieten enz. in het wild groeiden, maar ook een modern hotel-restaurant was "De Ark" genaamd. Op Ambarawa was één bioscoop en ik herinner me daar eens met mijn vader heen te zijn gegaan. Na kaartjes te hebben ge kocht namen we plaats, doch er gebeurde niets en er waren ook geen andere be zoekers. Toen mijn vader tenslotte infor meerde wanneer de voorstelling zou begin nen, deelde de Chinese eigenaar mede, dat het maar goed was dat de toewan-besar logeplaatsen had genomen daar anders de voorstelling niet zou doorgaan. Dit is de enige keer in mijn leven dat ik met mijn vader alléén een bioscoop-voorstelling bij woonde. Tijdens de pauze, want die was er ook, bood Baba met een grijns, mijn nog gratis een zakje biedji-djamboe-monjet aan een glas stroop! De gevangenis zelf, te Banjoe-Biroe was voor mij als meisje natuurlijk taboe, al heb ik stiekum, wanneer de zware poort open ging er weieens binnen gegluurd. Ik herin ner me dat in het midden een gebouw stond met een stenen trap naar boven, waar het kantoor van mijn vader en de admini stratie was ondergebracht. Voor dit gebouw was een grasveld met keurig aangelegde bloemperken. Links waren de gestraften- He/ einde van elke Sa- kaba-show: de finale. Altijd weer een verras send effect die hagelwit te sakaba's en de kleu rige sarongs. Iemand zei: ''De meisjes hadden even groot moeten zijn" Goed mijnheer, volgend jaar: The Blue Bells in Sakaba!" ■T«<£ 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 12