WAT EEN TOTOK IN TONG TONG ZOEKT ONZE SIERLEPELTJES LOPEN Hierbij een antwoordpoging op de door U in het Tong Tong nr 23 van 30-6-'67 gestelde vraag: "Wat zou de Indische Totok in Tong Tong zoeken? Om misverstand te voorkomen stel ik allereerst onder "Indische Totoks" alleen die categorie Nederlanders te verstaan, die vóór de 2e wereldoorlog in het tegenwoor dige Indonesië bevonden, dus m.a.w. de Oudere Garde. Zelf heb ik vanaf sept. 1927 t-m april '58 mijn persoonlijk en maatschappelijk leven daar liggen. Inmiddels ben ik weer ca 9 jaar terug in mijn geboorteland. Toen ik in 1958 door de toenmalige anti-Belanda cam pagne genoodzaakt was met mijn gezin, bestaande uit Indonesische echtgenote en kinderen te repatriëren en mij in Belawan aan boord begaf van de "Bengkalis" voelde ik mij opgelucht en dankbaar van de ener verende spanningen der laatste jaren te zijn verlost, doch na verloop van enkele dagen bekroop mij een beklemmend gevoel. Het begon tot mij door te dringen, dat het een afscheid voor goed was geworden. Een afscheid waarvan? Tot mijn 24ste jaar had ik intensief ge leefd in de typisch Hollandse sfeer van verenigingen en vergaderingen op het ge bied van Kerk en politiek, alles afgestemd op het milieu van een bepaalde Protes tantse gemeenschap. Mijn vrienden en ken nissen waren uitsluitend gelijkdenkenden. Er was een intuitieve afstand tussen onze kring en "andersdenkenden". Ik kwam er uiteraard wel mee in aanraking, doch het was alsof er zich een "bamboe of ijzeren" gordijn bevond tussen hen en mij, voort spruitende uit een zekere zelfgenoegzaam heid (geborgenheid) in de pretentie de enig juiste levensbeschouwing aan te hangen. Ik woonde dus als 't ware op één der vele benepen en enge "geestelijke eilandjes" van ons land, de andere eilandbewoners wel aanvaardend als een feit, doch huive rig om er diep geestelijk en menselijk con tact mee te hebben, reeds bij voorbaat we tend, dat diepgaande gesprekken over ge loof en politiek met andersdenkenden, zo wel met anders Christelijk denkenden als met niet religieuzen, zou ontaarden in ge ëmotioneerde twistgesprekken, dus hete hoofden en koude hartenl In diepste wezen moet ik hiermede ech ter geen vrede gehad hebben. De innerlijke onrust in mij werd n.l. steeds groter. Het "beklemmings"-gevoel werd steeds sterker. Het ondefineerbaar verlangen naar "ruimte" naar "ontdekken", naar "het onbeken de", naar "ontplooingsmogelijkheden' be gon meer en meer te appeleren. Tot in 1927 mij de kans geboden werd uit te vlie gen. Ik ging dus op mijn 24ste jaar vanuit "Ned. Oost-lndië, naar "de Koloniën, naar de onmetelijk grote "Gordel van Smaragd". Een voor mij totaal onbekend en onaan- gevoeld gebied. Uit de Vaderlandse Ge schiedenis, tijdens m'n HBS-periode, uiter aard wel min of meer op de hoogte ge bracht van geschiedkundige feiten en uit de aardrijkskundige lessen natuurlijk van ei- landen, steden, rivieren en bergen, namen van Indonesische bevolkingsgroepen met hun religie, van aldaar aangeboorde bron nen van handel en welvaart (suiker, rubber, tabak, olie, specerijen, delfstoffen en voe dingsgewassen), alsmede klimatologische omstandigheden, doch volkomen onkundig op het gebied van het geestelijke leefkli maat. Het lot plaatste mij in Sumatra's Oostkust. De Groot-Cultures. En hier begon het in nerlijke verruimingsproces, de grote ont dekking van een Oosterse wereld met zijn diverse agama's, adatvormen, onderlinge menselijke benadering en omgang. Hier maakte ik als "nuchtere" Hollander kennis met de Oosterse Mystiek in velerlei vorm en kwam in de loop der jaren tot de ont dekking zelf niet "mystiek-ongevoelig" te zijn! Hier ging ik mij verkwikken aan de spontane oosterse gastvrijheid, aan de in nerlijke beschaafdheid van ontelbaar velen, aan hun reacties en hun houding in tijden van vreugde en verdriet, waarbij het mij, als degelijk Christelijk opgevoed iemand, zo diep trof, hoe kinderlijk natuurlijk zij in zulke dagen dicht bij hun Schepper staan. Hier heb ik geleerd contacten te leggen met de Mens van allerlei kleur, ras en religie en elkaar zéér nabij te komen, zon der dat politiek of geloof ook maar een schijn van kans kregen hierop een verwij derde invloed uit te oefenen. Deze twee factoren speelden daar hoegenaamd geen rol. Men benaderde elkaar als mens. Aan al die in Holland zo bekende gewichtig lij kende, splijtzwammige franje had men geen behoefte. En deze ervaring beperkte zich tot mijn verbazing niet alleen tot de Oos terse volkeren, doch viel zelfs ook te con stateren bij zeer vele Indische Totoks on derling, m.i. een bewijs, dat we ons hier in Holland in de loop der eeuwen een le venspatroon hebben aangemeten, dat we eigenlijk liever kwijt zijn. Want zodra velen van ons Holland verlaten hebben is het net alsof ze al die felgekleurde politieke en religieuze keurslijfjes van zich afwerpen om dan bevrijd en wel, na heel diep ver licht adem te hebben gehaald, een duik in de andere gemeenschap te nemen. De politiek bemoeide zich niet met ons, terwijl de Dienaren der diverse, Chr. Ker ken zich in verreweg de meeste gevallen niet bezondigden aan dogma's en enge voorschriften en levensopvattingen, doch zich concentreerden op het onderhouden van een algemeen Christelijke band van saamhorigheid, met in achtname van een groot respect t.a.v. de andere religies. Kijk Tjalie, als antwoord op de door U gestelde vraag, zou ik resumerend het vol gende willen zeggen: De oudere Indische Totok zoekt naar alles wat hierboven op gebrekkige en onvolkomen wijze naar voren is gebracht. Er is n.l. nog véél meer! Voor vele Indische Totoks was het liefde leven met een Oosters vrouwtje een nooit te ver geten diepe belevenis. Haar stille toege wijde zorgen en liefkozingen, in het bijzon der zo treffend tot uiting komend in haar eigen Oosterse sfeer, haar kleur en geur, haar gratievolle kleding, ook dit zoekt me nig Indische Totok in Tong Tong. Om dan nog niet te spreken van de gamelang-mu- ziek, de krontjong, de bangsawan, de ken- duries, vult U zelf maar aan! En dat we van dit alles af entoe eens wat mogen naproeven in dit onmystieke, dikwijls zo koud zakelijke, overgereglemen- teerde, twistzieke verzuilde Nederland, waarin ik mij als een kat in een vreemd pakhuis ben gaan voelen, sinds ik het voor recht heb gehad bijna 31 jaar "daarginds" te hebben mogen leven en werken, danken we in hoofdzaak aan U, Tjalie. Vandaar mijn abonnement op Tong Tong tot aan mijn dood! J- Ch. Goedman Noot van de Redactie Resumerend: volgens Rita Schenkhuyzen zoekt in Tong Tong de Indo zichzelf, terwijl volgens Goedman de Totok hier juist zijn alter ego zoekt. Typisch is dat Goedman juist het mystieke element van het Ooster se leven benadrukt, dat merkwaardig ge noeg aan vele Indischgasten volkomen vor- bij is gegaan. Curieus is ook dat Goedman (evenals zeer vele Totoks) maar geen vre de kan vinden met het "koud-zakelijke, overgereglementeerde, twistzieke en ver zuilde Nederland", terwijl de assimilanten dit alles zalig vinden! Of leven ze overal tóch glad buiten?.... Biar pabrik lamsam, Tong Tong poekoelt teroes! En onze sierlepeltjes van Indische stadswapens lopen tóch! Reeds op de markt: Batavia en Bandoeng. Verder: Soerabaja, Semarang, Buitenzorg en Malang (en dan de andere!). Per stuk f 3,15. Serie van zes 17, Bij levering gaan voorbestellers altijd voor! 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 16