De techniek van het maken van wajangpoppen Algemene inleiding 2. De wajang purwa vertoning 1. Wajang is geen schimmenspel. Dat wa jang een schimmenspel zou zijn, is een opvatting, die ontstaan is als gevolg, van foutieve Europese waarneming. Wat is wa jang dan wel? Onder "wajang", hoogjavaans: "ringgit", verstaat men een pop, hetzij plat, hetzij rond, die dient om er een toneelstuk mee op te voeren. Een "wajangvertoning" is dan ook een "toneelvoorstelling met poppen als acteurs". Sedert het einde der negen tiende eeuw is. men er echter meer en meer toe overgegaan de poppen te vervangen door levende acteurs, men pleegt dan te spreken van "wajang wong" of "ringgit tijang", lett. "mensenwajang". Hieruit volgt dus, dat de op het doek ge worpen schaduw slechts bijzaak is en in dien men nu op zal merken, dat de afge leide vorm "wajangan" o.a. de betekenis van "schaduwbeeld" heeft, dan worde hier tegen aangevoerd, dat de pop zelf het ge materialiseerde schaduwbeeld voorstelt: im mers het is een afbeelding van de schim van een der voorouders van de Javaan. Daar komt bij, dat het hoog-javaanse "ring git" een dergelijke betekenis niet heeft. Bij dit woord heeft men veeleer te denken aan het uitbeitelen van de pop uit het leer.' (Gunung ringgit is de naam v.e. gebergte, dat een scherp uitgesneden en getaande "skyline" vertoont. De aanduiding van een danseres als "ringgit" is secundair, even als die van een rijksdaalder, die zo ge noemd is naar de daarop afgebeelde fi guur.) De vele soorten van wajang, dat zijn dus cte "poppen", onderscheidt men door het kenmerkende woord er echter te plaatsen. Ter oriëntering zullen de meest voorkomen de soorten in het kort worden genoemd. 1 De wajang purwa. De poppen zijn ge maakt van uitgebeiteld leer en in verband hiermee heet deze soort ook wel wajang kulit of wajang lulang (tjutjal). Het reper toire omvat een uitvoerige verhalencyclus, waarvan de oorsprong teruggaat op de Hinduse Epen: het Mahabharata en het Ramayana. Dit soort wajang als deze ver halen winnen het in populariteit en bekend heid van alle hierna nog te noemen wajang soorten. Het is dan ook met de poppen van dit soort wajang, dat we ons verderop zullen bezighouden. De toneelstukken, die als "wajang wong" worden gespeeld, zijn eveneens in eerste instantie aan dit reper toire ontleend. 2. De wajang gedog. Deze wajangsoort werkt eveneens met leren poppen en valt dus nog onder de wajang kulit. Maar omdat de wajanggedog slechts weinig wordt ge speeld, denkt men bij de aanduiding "wa- 1Andere afleidingen bij B. Al. Goslings. De wajang op Java en Bali. A'da/n. (1939)- P. 88 .599. jang kulit" nauwelijks aan dit soort wajang. Het repertoire behandelt de geschiedenis van de late Hindutijd op Java, namelijk de geschiedenis van de rijken Kediri, Djeng- gala, Singasari en Ngurawan. Volgens de overlevering zou deze wajang soort veel jonger zijn dan de wajang purwa en wordt ze toegeschreven aan een der Moslimse heiligen, Sunan ing Giri. 3. De wajang krutjil of klitik. Hierbij ge bruikt men platte, fraai gekleurde houten poppen met armen van leer. Het repertoire omvat de geschiedenis van de rijker °ad- jadjaran en Modjopait, in het bijzonder het verhaal van Damar Wulan. Hoewel iets be ter bekend dan de zoeven genoemde wa jang gedog, wordt deze wajangsoort slechts zelden opgevoerd. 4. Een wajangsoort, die zich beter heeft kunnen ontwikkelen, dan de beide hier boven genoemde, is de wajang golèk, de wajang, waarbij men gebruik maakt van ronde, aangeklede poppen. De wajang go lèk, die oorspronkelijk niet thuis hoort in de voormalige Vorstenlanden, maar in het bij zonder in trek is in meer westelijk gelegen delen van Java, hangt ten nauwste samen met de komst van de Islaam op Java: het repertoire omvat de krijgstochten en ver overingen van Vorst Menak, die de toen malige wereld onderwierp en het ware ge loof bracht als wegbereider voor de profeet Muhammad. 5. Tenslotte noemen we de wajang bèbèr, waarbij taferelen op een lange strook doek waren geschilderd, die, gewikkeld om een tweetal stokken, langzaam werd af en op gerold bij wijze van illustratie van de voor dracht van het verhaal. Het repertoire sloot zich aan bij dat van de wajang gedog. De wajang beber is thans uitgestorven de laat ste dalang, die hiermede vertoningen heeft gegeven, woonde in Patjitan aan de zuid kust van Surakarta. Uit dit laatste voorbeeld, de wajang bèbèr die door de Javaan ook als een soort wa jang werd beschouwd, blijkt dus wel over duidelijk dat bij "wajang" het verhaal hoofdzaak is, de illustratie op de twee plaats komt en dat er van schaduwen of van schimmenspel nergens sprake is. Na dit beknopte overzicht zullen we ons verder alleen bezighouden met de wajang purwa. Voor een vertoning heeft men in de eerste plaats een in een raam gespannen scherm nodig om als "achtergrond" te dienen. Dit scherm wordt opgesteld in de "pringgitan", de tussenruimte tussen voor galerij en binnenvertrekken in een aanzien lijke Javaanse woning, en wel zó, dat de plaats waar gasten zitten door het scherm wordt afgesloten van de binnenvertrekken. Voor het scherm hangt een speciale olielamp om de poppen te verlichten, daar een verto ning (met slechts een uitzondering de ngruwatlakon) steeds gedurende de nacht plaats heeft en tenslotte een paar pisang- stammen om de poppen gedurende de voor dracht van de dalang in vast te steken. Daar volgens de .Javaanse traditie een wajang purwa voorstelling een masculine aangelegenheid is, zitten de mannelijke aan wezigen dan ook aan de goede zijde van het scherm .namelijk achter de dalang, zo dat zij de poppen zelf zien. Voor hen staan dus de poppen van de linkerpartij ook in derdaad links en die van de rechterpartij ook inderdaad rechts. Overal bij een ver toning op Java blijkt ten duidelijkste, dat de schaduwkant van het scherm de achter kant is, minder belangrijk en minder ver zorgd. Hier is het, dat de vrouwen de ver toning mogen volgen. Een wajang purwa vertoning pleegt iets na zonsondergang te beginnen met een lange inleiding van de gamelan. Wanneer enkele uren later de dalang ook mee begint te spelen,zijn dit nog slechts de lange en traditionele beschrijvingen van de kraton en de vorst, waarmede de handeling aanvangt. Pas om ongeveer 9 uur begint het eigen lijke verhaal. Zo'n verhaal of toneelstuk (lakon) kan als regel worden ontleed in drie delen. Het eerste deel van 9 tot 12 uur (middernacht) geeft de "introductie"; het tweede deel van 12 tot 3 uur geeft de "verwikkelingen" en het derde deel van 3 tot 6 uur, de "oplossing" of "ontknoping" met de eindoverwinning voor de goede partij. De toeschouwer ziet in een wajangver toning meer dan enkel amusement, a) In de eerste plaats kent ieder de ethische strek king: de figuren van de rechterlinie, die het goede vertegenwoordigen worden be laagd door de figuren van de linkerlinie, de vertegenwoordigers van het slechte, waarna tenslotte steeds het goede zal over winnen. b) Ook ziet men de vertoning gaarne als symbool van het leven van de mens. Het eerste deel wijst op jeugd en onstuimigheid, het tweede deel op de was dom en de bezinning, het derde deel op ouderdom en inzicht of wijsheid, c) Mystiek aangelegden herkennen de wajang purwa opvoering als een symbool van de kosmos. De pisangstam is het beeld van het opper vlak der aarde, waarop de schepselen door de macht van de dalang de handelingen verrichten, die hij, de dalang, voor hen be stemt. Zoals dus de poppen dus tot leven komen onder invloed van de dalang, dus afhan kelijk zijn van de dalang, maar de dalang omgekeerd afhankelijk is van de poppen, daar hij zonder deze zijn macht niet zou kunnen verwezenlijken, zo is ook de mens van God afhankelijk en God van de mens. Beide vullen elkaar aan en vormen een twee-eenheid. Het een kan niet bestaan zonder het ander. d. Tenslotte wordt nog aangenomen, dat er van een wajang purwa vertoning een ma gische werking uitgaat. Een ieder, die zich onder het gehoor van de dalang bevindt, hetzij het luistert of slaapt, is gedurende

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 8