ACHTERAF BEZIEN
FEUILLETON
mijn hobby's, tuinieren, piano spelen en
schrijven. Eens per week spelen we bridge
met een Amerikaans couple, waar we erg
bevriend mee zijn, zo nu en dan komen er
dinnergasten en last but not least mijn
frequente trips naar Yuma om shopping te
doen.
En zo blijft er voor verveling geen tijd
over. Langzaam maar zeker gaan we ons
in dit land thuis voelen. De tropen zullen
in ons hart altijd een aparte plaats hebben,
maar door al ons reizen en trekken hebben
we een ding geleerd. Elk land is een goed
land waar je je brood kunt verdienen. En
als je daarvan uitgaat dat moet je wel gaan
houden van het land waarin je woont. En
dat is goed, want alleen een tevreden mens
kan een steun zijn voor zijn medemensen en
waar we ook wonen, onder Hollanders,
Amerikanen, Afrikanen, of Maleiers, we heb
ben mekaar allemaal nodig, al verschillen
huidskleur en manieren. We zijn allen men
sen met de zelfde grote behoefte aan lief
de. Ik heb in dit gevarieerde leven van mij
geleerd, dat een vriendelijk woord en een
open hart de voornaamste visitekaartjes
zijn, waar ook ter wereld.
MARIANNE BODDERY
door Greet Gaudreau
SLOT
Dat vond ik geweldig van Natih, ze be
handelde me altijd als een vrouw. Ze was
ook volkomen open met dingen waarmee
Mam me gewoonlijk kopschuw maakte maar
bij haar, Natih, was 't kostbare raad en
interessante leerstof. Door haar ogen zag
ik de mannen: begeerlijke wezens, de ande
re helft van de cirkel, yang voor yin, waar
van een vrouw zich het bezit kon verzeke
ren door liefdevolle verzorging overdag en
overgave in de nacht.
Ik nam 't op als een spons en begreep
alles onmiddellijk en instinctief maar terwijl
ik Markoem en Natih nieuwsgierig gade
sloeg, merkte ik op dat Natih's liefdevolle
verzorging overdag soms te wensen over
liet. Ze kookte heerlijk en was netjes, hun
wit huisje achter in de tuin kon altijd gezien
worden maar soms knapte er iets af in
Natih. Dan kon ze ineens, zonder een woord
te zeggen, een gendi grijpen en tegen de
grond smijten dat de scherven rondspatten.
Of ze plaagde Markoem, ze treiterde hem,
zachtjes mompelend zodat ik niets kon ver
staan. En als Markoem haar dan op een
gegeven ogenblik wild aankeek zodat ik
het gelig wit van zijn ogen zag, lachte ze
schril en voldaan.
KOKKIE
Kokkie had d'r ganse leven
in de dapoer doorgebracht,
waar ze slechts aan eten koken,
sajoer, rijst en sambal dacht.
Met een stevig sirihpruimpje
in haar tandeloze mond,
zorgde kokkie voor het eten,
dat de toean lekker vond.
In 't begin was kokkie pienter,
was de njonja erg tevree,
maar toen kokkie oud ging worden,
wist ze niet meer, wat ze dee.
Soep en sajoer, 't leek wel water,
aardappels was niets dan kruim
en in een der frikadellen
stopte ze haar sirihpruim.
In de rijst vond men d'r haren,
in de soep een kakkerlak,
in de sajoer, godbewaarme,
eens de staart van een tjitjak.
Sapivlees vol dooie vliegen
kreeg men 's avonds op het brood,
sambel vol met zwarte mieren
en een grote duizendpoot.
Toean sprak: "De ouwe kokkie
maakt het wel wat al te bont,"
toen hij eens een walang sangit
in zijn nasi goreng vond.
Njonja riep toen zeer verbolgen:
't Oude mens wordt heus te vies!"
want ze viste uit de sauskom
kokkie!s laatste holle kies.
Nu 't al te bar ging worden,
kreeg de kokkie haar lepas,
Nu begrijp ik dat ze leed onder haar
kinderloosheid met een voortdurend kna
gend leed dat soms onverdragelijk werd.
Ze moet met die relaties met Jan en alle
man begonnen zijn in de hoop zwanger te
raken en Markoem en de hele wereld te
kunnen bewijzen dat de schuld van hun
kinderloosheid niet aan haar lag. Toen er
maar niets gebeurde en ze begon in te
zien dat 't inderdaad aan haar lag, veran
derde ze koers. In de laatste jaren dat ik
haar kende, werden lange periodes van
tevreden huiselijkheid plotseling verbroken
door buien van zwijgende wanhoop waarbij
de gendis en borden het moesten ontgel
den en ze het huisje verwaarloosde. Dan
begon ze te sarren. Dan ging ze zich mooi
maken en begon iedere man die ze zag
aan te halen en op te hitsen wat niet moei
lijk was voor Natih want ze had wat Mam
met nadruk noemde "la beauté du diable."
Dan gebeurde er een van twee dingen:
of ze liet een van de mannen zijn gang
gaan wat gevolgd werd door dolle ruzies
waarna Markoem zo wild reed dat Pap een
paar keer "awas toh!" moest roepen van
de achterbank; of Markoem greep in en dat
gebeurde de laatste tijd steeds vaker. Zodra
Markoem ingegrepen had, keerde Natih te
rug tot haar periode van tevredenheid. In
die tijd toonde ze me wel eens giechelend
blauwe plekken op haar mooie bovenarmen
en schouders en ik giechelde met haar mee,
we waren twee levenswijze vrouwen. Dan
vond ik hen op mijn dagelijkse bezoeken
daar ze nu toch voor d'r baantje
langer niet meer lakoe was.
Eenzaam stierf ze in de kampoeng;
niemand had meer kasian.
En nu rust de oude nènèh
Eenzaam op de koeboeran.
De stroom van "Kokkie's" is overstel
pend geweest en namens mevrouw Hoog
houdt hartelijk dank aan alle hulpvaardigen
voor dit geheugenopfrissertje.
Zelf waren we ook niet meer zeker van
het aantal euvels waaraan Kokkie zich had
schuldig gemaakt en mede op verzoek van
andere lezers en lezeressen lieten we het
legendarisch geworden gedicht van kokkie
dan nog eens volgen.
Waarbij U naar willekeur walang-sangit
kunt vervangen door balang, koembang, oe-
ler belang, of welk ander ongedierte ook.
Rijst bij ons de vraag: waar in vredes
naam moet het huis van de njonja gestaan
hebben en hoe was de toestand waarin de
dapoer verkeerde dat het mogelijk is ge
weest dat zoveel ongerechtigheid daar kon
tieren?
Tweede vraag: is het billijk een arme kok
kie aansprakelijk te stellen voorde heersen
de wantoestanden van huis en hof?
Vragen in de Kamer?
Wie kent nog meer Indische liedjes?
Van mevrouw Rinkel kregen wij toegestuurd
het gedicht van nonna manis en het stoute
vissertje. Wie kent er meer?
Mevr. Brouwer-Sibenius Trip vraagt de
woorden van Klontong-klontong hola hei,
ga toch niet zo gauw voorbij"RED.
samen in een keurig huisje, Markoem lang
uit op de baleh-baleh met een mok koppie
toebroek naast hem, soezend onder Natih's
masserende handen...
Ik heb geen afscheid van Natih genomen
want op de morgen van ons vertrek naar
Tandjoeng Perak was ze nergens te vinden-
Ook van Markoem nam ik geen afscheid
hoewel hij op de kade naast de auto stond
en omhoog naar het schip bleef kijken.
Achteraf bezien moet ik toen al gevoeld
hebben dat een daadwerkelijk afscheid van
Markoem, met zegewensen en slamat dja-
lans en een laatste blik achterom, eigenlijk
een vaarwel aan het oude Indië geweest
zou zijn. Door hem zonder iets te zeggen
de rug toe te keren, kon ik mezelf wijs
maken dat 't maar een scheiding voor korte
tijd was en ik gauw voorgoed terug zou
keren.
Niet in het achteraf straatje van Popo
Pisser maar aan de aloon-aloon zou ik mijn
bibliotheek hebben, Markoem zou me rond
rijden en Natih voor me koken. Op maan
lichte avonden zou Markoem als vanouds
zijn baleh-baleh naar buiten slepen en op
zijn rug liggend, gebaren makend naar de
maan en de sterren-fonkelende hemel, zou
hij de stil betoverde tuin vervullen met wee
moedig gezang terwijl Natih en ik luisterden
en uitrustten van een lange dag.
Sprookjes zijn wel aardig maar zelden
waar. Ik ben inderdaad nooit teruggekeerd.
EINDE
13