Dongèngan van Pieneman
Beste Tjalie, hoe KOM je erbij om ons
vooroorlogs zo geliefde Palaboean-Ratoe
"blakang oedik" te noemen? Zeker slip of
the pen", of is je herinnering ook al pien-
tjang. Doet me tevens denken aan een
andere populaire "beauty-spot" aan de stil
le zuidkust van de Preanger, Tjilaoet-Eu-
reun, in de zomer druk bezocht. Met een
eindje van het strandhotel af op een hoge
rots onder een paar lommerrijke bomen het
graf van een zekere Freiherr, zijn naam
ben ik vergeten. Dat hotel was van een
zekere Beuinger, eigenaar van Grand Hotel
Preanger te Bandoeng, en die had daar als
beheerder Otto Limmer, ook een Duitser.
Die Freiherr had in de vorige wereldoorlog
bijna zijn gehele vermogen verloren, en na
de oorlog zag hij zijn voormalige groot-
duitse keizerrijk wereld in puin. Hij vertrok
naar (toen nog) ons Indië om er een nieuw
leven op te bouwen met het restant van zijn
vermogen, doch het zat hem nogal erg te
gen, hij was aan dat leven zonder grote
adellijke stijl niet gewend en verloor ook
nog dat restant. Toen liet hij door de be
gaafde Thein, grafmonumenten-kunstenaar
aan de Naripanweg te Bandoeng, een grote
zerk maken met een heel citaat uit: "Also
sprach Zaratustra" van Nietsche en trok
zich in dat strandhotel bij Otto Limmer te
rug. Daar maakte hij een maand lang wat
hij nog over had op, waarbij hij ellenlange
gesprekken voerde elke avond met Limmer
over de verleden tijd.
Toen is hij op een nacht naar een stil
plekje op het strand gegaan en schoot zich
zelf door het hoofd. Hij werd begraven op
die plek op de rots die hij daarvoor had
gekocht en zal er ook nu nog wel rusten
met diep aan de voet van die rots het ge
ruis van de Indische Oceaan als sluimer
lied.
Tja, Tong Tong staat geregeld vol over al
dat dierbaars dat wij in ons hart dankbaar
bewaard hebben en waarmee wij rijk blijven
ook zonder geld.
Herinner jij je de excentrieke Cchüt nog,
administrateur van ik meen onderneming
Ngalindoeng, met zijn dure grote race-Mer-
cedes waarmee hij over de weg raasde.
Heeft ook nog aan diverse auto-races voor
records meegedaan. Ook dol op jagen. Ik
had een goede klant aan hem.
Zeg, over sport gesproken, je hebt het nu
zo vaak over Betawie en jullie Hercules.
Ben ie helemaal Bandoeng met onze UNI en
SIDOLIG vergeten. En de kleine kadal Mid-
dleton, en paatje Kessler? Dan denk ik er
nog aan hoe wij vanaf mijn paviljoen aan
de Dagoweg nog laat "even" met de Ca
dillac van de "zaak" naar Telaga-Patengan
reesden om er op het prachtige meer 's
nachts in de kou te gaan varen met kront
jong en gezang.
Wat 'n lol?! En wat een taaie badan heeft
toean Allah mij gegeven om dat te kunnen
na een volle dagtaak en dan de volgende
morgen prompt om acht uur weer zoals
gewoonlijk in de zaak te staan. Moet je nóu
dat wrak zien dat ervan over is. Daar zou
de meest optimistische toekang botol nog
"neen" tegen zeggen, zelfs met bajaran er
bij. Hoogstens de toelangs kunnen nog wat
waard zijn voor de beendermeel fabriek.
Maar in de aderen zit geloof ik nog tjoe-
koep veel Rothweiler voor een paar hon
derd jachtpatronen cal. 12.
Swimming-pavilion op bladz. 5 (TT No.
20) lijkt wel veel op het bekende Moentjoel,
druk bezochte badplaats tussen Salatiga en
Ambarawa. Grote, door vele bladerrijke bo
men overdekte vijver met vissen erin mid
den tussen de rawa's van Rawah Bening,
één groot moerassengebied destijds.
Als mevr. v. d. Made het heeft over Sa-
rangan denk ik meteen aan Plaosan dat nog
een stuk hoger op de Lawoe lag en waar
ik vanuit Magetan vaak ben geweest toen
wij daar woonden; ik was toen ongeveer
drie jaar. Werd een paar jaar later Modjo-
kerto, midden tussen de suiker. Ik herinner
me nog de vele bendy's met vurige paarden
ervoor. Administrateur Santee, naam van
zijn fabriek kan me niet te binnen schieten,
nam mij heel vaak mee. Daar ben ik al van
paarden gaan houden en heb die liefde
altijd bewaard.
Rous en Meeuwenoord. En dan had je
ook nog Arratoon uit Soerabaia, en die
Indische jongen die voor Lim Tjoei Keng
Evenals Si Klaas is Pieneman een don-
gènger "pur sang"hij kan het brieven
schrijven niet laten en zwerft daarbij
van de hak naar de tak en vica versa,
maar altijd boeiend. Omdat Pieneman
gelééfd heeft en omdat hij onopge
smukt en eerlijk vertelt. Zijn brieven
zullen later ontuitputtelijke bronnen
van informatie blijken te zijn.
Van Pieneman plaats ik haast nooit
iets. Zijn brieven zijn daarvoor té zwer-
verig en te lang. Maar P. moppert
nooit terug. Hij schrijft als een bron
beekje: eindeloos en verkwikkend en
voor iedereen. Ik wilde wel dat méér
lezers zijn voorbeeld volgden!
reed en zo vaak een val maakte. En Kiwi
Modderman, en Pantji van den Berg die ei
genlijk Frans heette. De voetbal-supporter-
maniak paatje Crasborn heb je zeker ook
nog wel gekend op Laan Raden Saleh. Ja
zeker, Wim Rous droeg haast altijd khaki,
tenzij hij in pakean-deftig moest wezen, en
het paste nog bij zijn stroblonde kop met
haar ook. Trouwens ook de rustiger Meeu
wenoord was naar ik meen blond. Maar bij
elke race waren ze van de partij. Ik heb
ook eens 'n keer meegedaan, maar bij de
generale repetitie aan de vooravond van de
grote dag verdwaalde ik met Wanderer en
al met een grote zwaai uit de bocht vliegend
tussen de bamboe-panggoeng, nog net de
betonnen tribune missend waartegen mijn
car te pletter sloeg. Was mijn eerste, maar
"op hoog bevel" van mijn baas en pleeg
vader, ook mijn laatste race. Eigenlijk de
schuld van de Wanderer-fabriek die te laat
die zware race-car verzond zodat ik al die
voortijd op een veel lichter serie-model uit
de zaak moest trainen en dus niet gewend
was aan dat zoveel meer gewicht met wel
groter vaart-vermogen.
Die vooravond bij de oefeningen kon ik op
het vlakke baangedeelte mijn plaats wel be
houden, maar in de bocht moest ik vaart
minderen en werd ik ingehaald door de
meer geroutineerde veteranen. En dat als je
twintig bent! Enfin, dat nam ik niet, en dus
minderde ik in de bocht geen vaart en kon
daarna dat zware ding niet meer overeind
krijgen. De race-lol bracht ik bewusteloos
door in 't Boromeus ziekenhuis ter plaatse.
Heb er doofheid aan mijn rechteroor van
overgehouden. Wat niet te merken was.
Doch bij de keuring voor de Amateur-vlie
gerij in Batavia was er een der heren wat
uitgeslapener als de rest. Ik was eigenlijk
al goedgekeurd, doch toen keurde hij mij
op gehoor nog eens over en ik straalde
als een batok. O ja, heb weieens aan de
stuurknuppel gezeten met mijn latere zwa
ger die bij de L.A. zat. En zo leerde ik
toch vliegen, want de theorie volgen was
niet verboden. Neen, helaas alleen vliegen
heb ik nooit kunnen bereiken, vanwege die
verdraaide keuring, sajang!
En dan in die gras-savannahs bij de Hali-
moen in het Westen van de Preanger, waar
ik vaak heb gereden op die kleine batak
kers.
Goenoeng Sari, ik heb nog gelogeerd in
Hotel Djokja, en als jongen een jaar ge
woond in gang Kernolong ofwel Cornelis.
Zeg, hoe heette die bekende Chinese bios
coop-eigenaar ook al weer van die bios op
Pasar Baroe en Kramat en nog een stuk of
wat. Hij was familie van de bekende grote
toko Lauw Tjin op Kramat en ook nog ge
parenteerd aan de eveneens bekende Tan
Tek Haay in Bogor.
Nog pas kort is onze oude leeuw prof.
C. de Lange overleden. Toen ik in Utrecht
in het Stads Akademies lag en hem "pro-
fessorde" met figuurlijk mijn zonnedop in
m'n hand gromde hij opeens: "Ja, zeg jij
maar gerust ouwe Kees, want zo noemden
jullie me allemaal." Hij had een geheugen
van kajoe besi na al die jaren. Dat was in
juli 1953.
Zeg, als je het toch over kampen hebt,
we hadden in Bandoeng niet zo erg ketjil
nog Zeelandia-kamp, en Palace Hotel en
Andir in de oude nonnenschool. Tjitaroem-
plein en zo kan je overslaan. Maar de straf
gevangenis! Want daar hebben we in het
begin ook met een grote troep waaronder
heel wat prominenten knijp gezeten. Kregen
toen nog eenvoudig maar goed te bikken,
en mochten liberaal pakjes ontvangen. Ba
ros Eén, dat was een goed kamp, doch voor
hoofdzakelijk invaliden, ik ben er maar kort
geweest om op te knappen. Ging toen door
naar Mil. Hospitaal, maagbloedingen.
Heb zo'n acht en een halve jaargang
Tong Tong, zit ik vaak in te nontonnen als
ik mij grimies voel en een beetje bohsén
van het invalide zijn. Gebeurt maar zelden
overigens, want meestal ben ik druk met
een of ander bezig.
Nou Tjalie, ik kruip maar weer onder de
klabang, o, nee moet klamboe wezen, want
het is bijna elf uur 's nachts geworden en
dus ik ngimpie even.
Blz. 14, ik heb op Petjenongan een ze
kere Meelhuyzen gekend, een jongen uit
Ceylon, werkte eerst bij Mr. Rebeira, Anglo
Australian Stores. Die is het toch niet? Zo
ja, waar zit hij? Geef hem mijn adres dan
Lees verder pag. 7
6