Varen om deaardbol en zeilen voor Makassar Onlangs sprak ik een man in de binnenlanden van Gelderland. Hij had nog nooit de zee gezien. Het maakte op mij een verbijsterende indruk. Niet te geloven. Onbegrijpelijk. Hoe heeft die mens dan geleefd? Mijn leven lang heb ik op of vlak bij het water doorgebracht. Als kleine jongen groef ik haventjes aan een slootrand voor de scheepjes, die ik gesneden had uit de platte drijvers van kurk, die op korte afstanden van elkaar aan de boven rand van de vleet werden bevestigd. Vleet was de benaming, die haringvissers gaven aan de honderden meters lange netten, die ze loodrecht in zee uitzetten. Er dreven altijd genoeg van die afge keurde kurken, die de jongens ook vleten noemden, in het haventje, dat in open ver binding met de Maas stond.. Ze roken naar de zee... Eigenlijk mocht ik niet aan die sloot spelen. Het talud was stijl en altijd glibberig en legio keren gleed ik onderuit op mijn derrière. Ik waste mijn broekje dan uit in het troebele slootwater, maar viel altijd door de mand. Mijn moeder zag het zo, als ik binnen kwam. Daar had ze een zesde zintuig voor. Jaren later kwam de periode van de grote zeereizen, all over the globe. De Atlantic, rondom Afrika en tot vervelens de oude Indië-route. En langs de grootcirkel over de Pacific Weken lang water en lucht: zonsopkomst tot zonsondergang. Tussen de wachten en het gewone routinewerk in slaap gewiegd op de lange ocean swell. Een swell zó lang, dat je hem haast niet zag aankomen en die geruisloos onder het zacht overhellende schip door ging. En zo vierentwintig uur lang van de vier entwintig. Als je jong bent apprecieer je veel dingen niet genoeg. Je denkt steeds; dat zie ik nog wel eens terug. Maar dat komt niet altijd uit. Veel genoegens zijn eigenlijk ne gatief. Geen rumoer, geen stank, geen haast en geen zorgen. Het zou nu de heerlijkste rustkuur zijn, far from the maddening crowd. En je hebt spijt, dat je niet intenser hebt genoten, toen het nog kon. Maar het moet ook weer niet te lang duren, zo'n leven. Het is nóg prettiger schepen te helpen varen en zelf na ieder een een goede reis te hebben gewenst, het schip de hoek van de kade te zien omgaan. En dan zelf huis toe. Tot over vier of vijf maanden... Zo bleef het contact met het water be staan. Een onontbeerlijke levensbehoefte. Van achter mijn schrijftafel in Tandjoeng Priok zag ik de zee met het eiland Edam juist zichtbaar tussen de lichtopstanden op de uiteinden van de pieren, de loods over nemen en naar binnen varen. Welke oude sobats zouden er op zitten? Dat was altijd een verrassing. En dan pakten de sleep boten zo'n schip beet, tjurkten het rond, zodat het achteruit een van de havens werd binnengesleept. Internationaal voorschrift. Alle schepen moeten bij vertrek slaags lig gen. Dat wil zeggen als de trossen zijn los gesmeten, moeten ze niet meer gedraaid behoeven te worden. En dan begonnen de besprekingen. Wat zo'n schip op de kust moest doen. Lossen, laden, bunkeren, soms dokken. Welke ha vens het moest aandoen. Welke lading en de data voor al die plaatsen. Om dan na een maand van ploeteren precies op zijn sailing date klaar te zijn voor zijn thuisreis. En zo maar door. Honderden schepen, dag in dag uit, jaar in, jaar uit. Tientallen natio naliteiten. Schip leeg- schip vol. Van en naar alle havens van de wereld. Zelfs in de dagelijkse sleur een opwindende alles ver gende ervaring en vriendschappen met do zijnen mensen van allerlei slag en ras. En dan ineens ben je oud en je ziet ze nooit meer terug. In Indië ben je gauw oud. In het moederland ben je dan nog lang niet oud. Ze behandelen je nog niet als barang aloes. Doch zover was het nog niet. Na de Jappen werd het Makassar voor de tweede keer. Een zwaar gehavende haven, maar met een overvloed aan lading. Dit in tegenstelling met Java, waar alle havens van het binnen land waren afgesloten. Bergen copra, waar ze in Holland om zaten te springen voor de margarine fabrieken. Maar ook in Ma kassar waren de eenvoudigste materialen voor geen goud te koop. Scheepswijze koe lies, de vroeger zo beroemde Batjo's, ze waren er niet. En de grote oceaanstomers bleven komen. Als er één vertrok werd de plaats dadelijk ingenomen door een volgend schip, dat al dagen op de rede voor anker had liggen wachten. Een moeilijke tijd. En weer stond mijn stoel op slechts tien meter van het water. Aan de achterkant keek ik op de beroemde prauwenhaven. Aan de zijkant op de rede en over het lange breakwater van Lai-lai op de met eilanden bespikkelde zee. Straat Makasser. In de prauwenhaven krioelde het altijd van mooie witte slanke pelaries. Vrij grote zeilschepen met een oplopend achterdek, een galjoen steven, die herinneringen op riep aan de middeleeuwen en ontdekkings reizen. Je kon ze door de gehele archipel tegen komen. Zelfs rond Malacca en in Penang en Singapore. Als er in de vroege morgen geen wind was om de ingang van het ha ventje te bezeilen, hoorde je de bemanning op een kinkhoren blazen om wat wind. Of je hoorde flarden van hun gezang over het water komen, eentonig - ritmisch als ze met de zware lange riemen die ze aan boord hadden probeerden roeiende voor het gat te komen. Men heeft mij eens verteld, dat tussen de twee oorlogen er een dikke veertigduizend pelaries op de diverse havenkantoren in de Grote Oost waren ingeschreven. Het uit zicht via mijn achterraam was altijd boeiend en schilderachtig. Het riep reminicenties op aan kleine Middellandse zee haventjes. Makasser was eigenlijk nergens mee te vergelijken in de Oost. Vanuit zee deed zijn langgerekte waterfront ook al meer aan Europa denken, dan aan de Oriënt. Heel Makasser leefde daardoor met de zee mee. Als ik denk aan de altijd op Koningin's ver jaardag gehouden prauwen races word ik nu nog lyriek. Dan stonden duizenden men sen dicht opeen gepakt langs de route waar die prauwen voorbij stoven. De winnaar kreeg dan de mooie zijden wimpel van de Koninklijke Makasser Jachtclub en geldprij zen. Maar geld hadden ze niet zo nodig. Om het wimpeltje, dat een heel jaar aan de mast wapperde knokten ze bij het leven. Ik heb in de paar jaar, dat ik in die tijd in M. werkte en secretaris was van de Jacht-club twee keer zo'n race mee helpen organiseren. Wij leenden van het leger een paar Ambonese soldaten, compleet met snaphaan en een paar houders losse flod ders voor de startschoten. Die start lag bij de boei van Taka Pindjing. Wij probeerden vanaf de motorbrandspuitboot de "Jan van der Heyden" van de havendirektie de fana tieke groep lepa-lepa's op één lijn te hou den. Dat was een haast onbegonnen werk. Telkens ging er een van de zenuwen van door en moest weer teruggesleept worden. Als er dan golven stonden geleek het frap pant veel op een span steigerende ren paarden. Wanneer het schot klonk stoven er zo'n dertig of veertig lepa's er vandoor met alle zeil dat ze maar konden dragen, met man nen op de uithouders en aan touwen han gende om het evenwicht te bewaren. Ze stormden dan op een paar honderd meter uit de wal evenwijdig aan de Strandboule- vard op de finish af. Deze was bij de mond van de prauwenhaven; precies tegenover het torentje van het kantoor van de haven meester. Het geschreeuw van het publiek dat zwaar gokte op de winnaar was oor verdovend. Er waren prachtige namen on der. Sommige kwamen van heel ver, van eilanden uit de Spermonde archipel. Van Groot- en Klein Hertenbeest, Tana Keke, noem maar op. Deze namen hadden al een romantische klank. Er kwamen prauwen die dagen moesten zeilen om te kunnen mee doen. Een prauw, die twee jaar achter elkaar als nummer een aan kwam had een fantasti sche naam. De trotse bezitter, die op een eiland ver achter de horizon woonde en dus twee wimpels had, noemde zijn schip uit het Boeginees in het Maleis vertaald de "pisang goreng panas". Dit betekende dat als hij van zijn huis vertrok met pas ge- gorengde pisang, die bij aankomst te Ma kasser nóg warm was. Zó snel was zijn lepa. Na de zeilers kwamen op dezelfde baan enige lange oorlogsprauwen in actie, wat ook altijd een spectaculaire close-finish gaf. VOOR MANNEN Aanstekers met ingebouwde rolmeter Tweemaal nuttig èn praktisch voor éénmaal de prijs f 6, Nog een kleine voorraad over van de Pasar Malam. Niet te lang wachten! Warong TONG TONG, Pr. Mauritslaan 36, Den Haag. 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 8