Op bezoek bij de familie Moradores
rost
Schrijf in als Lid
van de Tropische
Leeskring
TONG TONG
fl. 11,— per jaar en
fl. 10, aan goede
boeken ervoor terug
tegen sterke reduktie
En U helpt dit blad in
in leven te houden!
door Dr. H. J. de Graaf
Geen boeiender, geen leerzamer
boek voor een Indische boeken
kast dan
Dr. H. J. de Graaf's
"Geschiedenis van Indonesië"
Ruim 500 pagina's compacte his
torie voor f 16,75, incl. port.
Om er jaren
plezier van te hebben
Als we het eertijds in Indië hadden over
tempo doeloe of over de goede oude tijd,
zei men wel eens: Dat is zo oud als de
Compagnie. Was het nog ouder, dan da
teerde het uit de Portugese tijd. Maar het
alleroudste was toch wel de "djaman Boed
dha", zoals men de Hindoe-Javaanse perio
de noemde.
Wij gaan vandaag niet verder terug dan
het Portugese tijdvak. Menigeen denkt dan
meteen aan de "Portugese Buitenkerk", die
met Oudejaar placht vol te lopen. Kerke-
lijken en onkerkelijken stroomden dan per
auto of per extra-tram naar de Benedenstad
van Oud Batavia, om er te genieten van
de toverachtige, maar warme kaarsverlich
ting, en ook wel van de preek. Toch was
er één bezwaar: de Buitenkerk was Protes
tants en de Portugezen Rooms? Hoe zat
dat in elkaar?
Het wonderlijkste is, dat de echte Portu
gezen feitelijk nooit op een der grote Soen-
da-eilanden nederzettingen hebben gehad.
De enige Portugese kolonies in de buurt
waren: de Molukken, tot 1603; Malakka, van
1511 tot 1643, en Timor, tot nu toe.
Toch hebben de Lusitaniërs in de tegen
woordige officiële taal der Republiek Indo
nesia, duidelijke sporen achter gelaten. Die
Portugese woorden in het Maleis zullen
langs twee wegen zijn binnengedrongen:
In Malakka, dat de Portugezen 130 jaar
bezeten hebben (van 1511-1641) en waar
nu nog wat Portugees gesproken wordt,
was het Maleis reeds vóór de komst der
Europeanen de algemene handelstaal. Nu
hadden de Portugezen in tegenstelling tot
de Nederlanders, de gewoonte om hun taal
aan de inboorlingen op te leggen. Dat doen
ze in de hun overgebleven koloniën nog
steeds. Alle inwoners van welk ras ook,
worden als Portugezen beschouwd en wor
den geacht Portugees te spreken. Dit be
vordert niet slechts de kennis en versprei
ding van die taal, doch maakt ook, dat
sommige Portugese woorden in het Maleis
blijven hangen.
Een ander nauw contact tussen Portu
gees- en Maleis-sprekenden vond plaats in
de Nederlandse stad bij uitnemendheid:
Batavia. De Compagnie had n.l uit door
haar in Voor-lndië veroverde Portugese ko
loniën veel blijvers naar Batavia doen ver
huizen. Deze blijvers of moradores werden
Mardijkers genoemd en zij spraken Portu
gees. Pas in het begin dezer eeuw is dat
Portugees in Batavia's omstreken uitgestor
ven. Van Rooms-Katholiek werden die Mar
dijkers Protestant vandaar de voor hen
gebouwde Buitenkerk doch hun taal ble
ven ze hardnekkig nog enige eeuwen lang
aanhouden. Ook van hen hebben de Ma-
leiers natuurlijk heel wat Portugese woor
den geleerd.
Als wij die overgenomen Portugese woor
den eens bekijken, dan blijkt ons, dat het
bijna alle zelfstandige naamwoorden zijn,
die zaken aanduiden, vroeger bij de in
heemsen onbekend. Natuurlijk kan het wel
eens voorkomen, dat voor een reeds be
kend ding, zoals een stoel, een niet-Portu-
gees woord als kerosi in gebruik was, doch
met het Portugese cadeira (familie van ons
katheder) heeft men allicht een bijzonder
soort stoel willen aanduiden n.l. Portugese
stoelen, met hoge ruggen, leren zittingen
en grote koperen spijkers.
We zullen nu zien, dat de Portugezen de
Maleiers met tal van nieuwe dingen bekend
maakten en hun daarvoor ook de Portugese
woorden leerden. Het zijn meestal zaken
op het gebied van het bestuur, de weer
macht, het Christelijk geloof, de woning,
meubelen, kledij, voedsel, gereedschappen
enz.
Thans volgt een beredeneerde opsom
ming van Portugese woorden in het Maleis,
waarbij achter ieder woord het Portugese
origineel staat. Men bedenke echter, dat
sommige dier Portugese indringers niet al
gemeen in het Maleis zijn opgenomen. En
kele zullen slechts in enkele Maleise taal
gebieden voorkomen. Daarom geef ik voor
deze zeldzame "Portugezen" dan nog de
Nederlandse vertaling.
We beginnen met bestuur én weermacht.
Immers, de Portugese waren echte vech
tersbazen en beschouwden zich zelf stuk
voor stuk als soldaat. Aan hun hoofd stond
de kaptén mor (capitano maior). De Maleis
sprekenden gaven later die titel soms aan
onze gouverneurs-generaal, dus zij noem
den de stichter van Batavia: kaptén mor
Djangkoeng De Portugezen plachten die
kapiteinstitel ook wel aan inheemsen te
verlenen, zodat we in de 16e en 17e eeuw
op Amboina een kaptén Hitoe ontmoeten.
Onder de kaptén mor stonden zijn officie
ren, b.v. de kornél (coronél), de alpérés
(alféres, vaandrig) en helemaal onderaan
de serdadoe (soldado).
Gewapend met istinggar (espingarda, ge
weer) voorzien van murang (morrao, lont)
en peloeroe of plor (pellouro) streden zij
tegen de Moer (Mouro of Moslims), of te
gen de Belanda's (Hollandés), stonden op
gardoe (guarda, wacht) bij de bendéra (ban-
déira, vlag), die wapperde op de baloearti's
(baluarte, bolwerk) of op de armada (ar
mada), met hun talrijke meriam's. Dit laat
ste woord is wel een heel vreemde erfenis
der orang Portugis (Portuguéz). Dezen had
den n.l. de gewoonte, om hun geduchte
kanonnen naar vreedzame Katholieke heili
gen te dopen, b.v. naar de H. Maagd
Maria, in het Maleis: Meriam. Daardoor
raakten de inheemsen er aan gewend élk
stuk geschut een merlam te noemen.
Na de Staat, de Kerk. Iedere Portugese
kolonie pronkte met een fraaie gerédja
(igreja), waar na hari Saptoe (Sabbato), op
hari Minggoe (Domingo) de gelovigen kwa
men voor de H.Mis, maar ook om er hun
kroost voor de baptisan (baptismo, doop)
aan te bieden, de beelden der santo's en
santa's (santo, santa heilige) te bewonderen
b.v. van Sinjokelas (St. Nicolaas) of te luis
teren naar de preek van de padri (padre)
op de pulpito (pulpito, preekstoel). Vooral
op hari pésta (festa) was de toeloop groter
dan anders: op hari Natal (Natal, Kerst
feest), Paska (Pascoa, Pasen) of Pentekosta
(Pentecosta, Pinksteren). Ook onderwezen
de padri's op de sekolah (escola) de leer
gierige jeugd in het gebruik van penna
(penna), tinta (tinta) en kertas (carta, brief)
en boezemden hun eerbied in voor de Papa
(papa) in het verre Roem (Roma)-
Nu gaan we onze opwachting maken bij
senjur of sinjo (senhor) Nnes Manuel Lusi-
tano de Moradores en zijn lieftallige echt
genote, njorja (senhora) Maria Gracinda de
Leitao Coelho. Al zijn ze niet buitensporig
rijk, toch voelen beiden zich als een echte
hidalgo of hidalga (edelman of edelvrouwe).
Daarom liet hij ons in zijn keréta (carreta)
met vier roda's (roda) naar zijn huis in een
stille roea (rua, straat) brengen. Dit bezit
een berendah (varanda, voorgalerij) en djen-
déla's (janella) van gevlochten bamboe. Bij
de bouw heeft men de martil vaak gebruikt,
bij het onderhoud zijn, onder toezicht van
de strenge mandoer (mandador), toeala of
taola (toalha) en saboen (sabao) te pas
gekomen. Onze Sinjo is ook pétor (feitór)
ambte-aar en verkeert 's morgens in de
lodji (loja, kantoor), waar de lélangs' (lei-
lao) regelmatig plaats vinden, wat hem
menig réjal (real, daalder) opbrengt.
Thans is hij enkel onze gastheer, neemt
met een hoffelijk gebaar onze tjapil, tje-piau
of topi (chapeu) in ontvangst en verwelkomt
«iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiii'ii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinui
iiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiuiiuiiDiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuuuniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiuiinjiiiiniiiiiiiiiini