KRONTJONG
MET TROTS INDISCH!
Ook. ik ben met trots Indisch, met een
blanke huid kan je je dat inderdaad ver
oorloven. In sommige kringen in Holland
merk je dan wel dat het niet zo lakoe is,
men kijkt wat schuin en achterdochtig en
je ziet hen denken: nou ja, het kan nog
best meevallen, je ziet het niet als zij in
hemelsnaam haar mond er maar over hield.
Aldus geassimileerd wordt men zwijgza
mer. Na jaren zie je er ook niets meer
van, niemand ziet het meer en wanneer
je dan in het voorbijgaan op straat een
lief Indisch Omaatje ook echt ziét omdat
zij niet alleen dat Omaatje is, maar zo
veel meer, slaat zij de ogen neer en je
hebt spijt van je onbescheiden kijken, zij
heeft je niet herkend als ook komend van
daar. En al die andere mensen die je met
meer aandacht bekijkt, omdat zij ook van
daar komen, zij worden maloe. Niet meer
kijken dus. Je komt een winkel uit en er
staan twee tjangs te praten, je doet wat
onhandig met je fiets en mand en snel
binder om nog even van die verrukkelijke
conversatie te mogen genieten: en hoe
met Non? - ah, je weet niet? - siek lö -
(schuine blik naar dat domme mens dat
blijkbaar meeluistert) - gaan in het maleis
verder - „massok angin. Dan Toetie, soe-
dah massok di bejaardentechuis." De dag
is dan toch een beetje anders dan gewoon,
een beetje meer kleur er in, een andere
sfeer, je geniet na. Maar het is makkelijk
om blank van huid trots te zijn op je In
dische jeugd.
En waaraan herken je de Totok uit In-
dië? Van dat tasje dragen is inderdaad
waar, ook lopen ze anders, losser, mak
kelijker, rechtop en vooruit kijkend. Zij
kleden zich vlotter, vooral in de zomer
maanden met een losheid en toch netjes,
(Reactie op KRONTJONG-HISTORIE
in Nederland (T.T. 15-8-67)
Weet je, Tjalie, namen wekken herinne
ringen en bij het lezen van het stuk van
Jhr. drs. F. de Koek, werd ik overstelpt
door herinneringen uit die tijd in Leiden.
Frik de Koek, ouwe sobat, het laatst
weergevonden in het krijgsgevangenkamp
in Makassar, mét zijn onafscheidelijke
guitaar en mét zijn nimmer versagende
gevoel voor humor. En, natuurlijk raak je
elkaar dan weer kwijt, hij „ergens" heen
en ik op de verdere tournee langs de
overige kampen in Zuid-Celebes. En nu
weer zo vlak bij elkaar, hij in Mallorca en
ik in Barcelona.
Het was als gisteren nog, dat hij in
Leiden bij mij binnenviel met de medede
ling dat de Indische Club een Indische
avond had georganiseerd in de Stads Ge
hoorzaal en dat hun „uke" plotseling het
ziekenhuis was binnengepikoeld en... dat
ik moest invallen.
„Kan niet, Frik," legde ik uit, „ik heb
net vanmiddag verstek laten gaan voor
mijn tentamen en als die prof op de uit
voering komt, wat dèn?"
Maar misschien kén je Frik en er was
dus geen ontkomen aan, vooral omdat Ik
bersih, wat heel iets anders is dan gewoon
maar schoon! Wanneer zij sandalen aan
hebben lopen ze niet krik-krak te hinken,
maar meer van dat srèt srèt waarbij dan
de armen en handen heel anders aan1 het
lichaam zitten dan bij de Europeanen of
hoe je ze noemen moet. En vooral de huid
verraadt dat zij in de tropen waren, hij
is wat gelig-bruin-tanig, en vooral bij de
blonde vrouwen met grote porieën. Men
sen uit Indië bewegen zich vrijer, lachen
makkelijker en vooral harder.
Jaren geleden observeerde ik een groep
schooljongens, die in gymkleren vanuit
hun schooi de straat moesten oversteken
naar de sportvelden, allemaal liepen zij op
blote voeten, maar waarom liep die Indi
sche jongen zo veel soepeler, eleganter
en sneller? Hij was te jong om lang in
Indonesië geleefd te hebben.
Nog een opmerkelijk verschil. Onze
vruchtbomen trekken helaas in het najaar
bendes jongetjes aan. Meestal met veel
lawaai, brutaal wanneer je ze verjaagt,
scheldend. Ook kwam er eens een groepje
kleine katjongs, ze liepen geluidloos langs,
raakten niet in paniek toen ze mij zagen,
groetten daarentegen zeer beleefd met een
hoofdknikje en liepen rustig verder. Ineens
zag ik de pereboom die achteraan stond
hevig schudden als door een orkaan be
wogen! En ja hoor, een eind verder ston
den ze muisstil mét een lang touw, waar
aan een steen die tussen de peren hing.
Bij mijn onverwachte verschijning kozen zij
het hazenpad, verloren een zakmes, ik
raapte het op en liep hen na, ze stonden
stil, ik hield het mes voor me uit, ze kwa
men het halen, „djangan kombali njo" - zij
lachten en schudden het hoofd even,
nooit meer gezien. Ja, er zijn helaas ook
peromanen onder
R.C.A.
immers onder andermans naam op het
programma stond? En ik trad op en
wie zat met zijn hele gezin op de voorste
rij? En wie knikte mij in de pauze, ver
momd en geschminkt als ik was, vriende
lijk toe met een „Goeden avond meneer
Van Dijk?" Dezelfde Prof, die goddank
een Groot Mens is, vol begrip voor zijn
studenten. Maar je kunt je voorstellen dat
het gesprek tusen mij en Frik op dat mo
ment niet zo goed vlotte.
Zoals hij vertelt, waren er in die tijd
allerlei groepjes, die uit pure liefhebberij
op eikaars kamers krontjong en hawaiian
„beukten" en zo was ik de „uke" van een
kwartet, dat feitelijk niets met I.C. of Eu
rasia te maken had, maar dat af en toe
werd opgetrommeld wanneer we nodig wa
ren om ergens een avond van die vereni
ging aan te vullen. Onze kepala rampok
was Boelie ten Seldam, zoon van de be
kende Generaal ten Seldam en sinds vóór
de oorlog Professor in de pathologische
anatomie aan de Sydney university. Ver
der de door Frik genoemde Charlie Monod
de Froideville, de zo bescheiden, maar
voortreffelijke guitarist, die o.m. een sei
zoen in het Kurhaus speelde bij de toen
beroemde Spaanse band van Juan LLosas
als guitarist (moet je iets voor in je mars
hebben). Charlie kreeg in het Jappenkamp
de Ingeving, dat het met Nederlands Indië
KEES KUCH
Ik weet niet of het verhaal wèar was,
maar ik heb vroeger gehoord van een ge
pensioneerde spandrie in Kampong Tjiwa-
ringin:
Op het eind van de vorige eeuw toen
Jan Fuselier het armer had dan de armste
arbeider in Holland en „de helden van
Atjeh, Boni en Tjakranegara" vaak mis
troostig op hun chambree zaten zonder
een stuiver op zak, kwam één van de „Jan
nen" op een lumineus idee. Hij ging hur
ken achter twee compieskisten en ieder
een die wou mocht met hompen droge
kuch naar z'n kale kop gooien, die hij
telkens voorzichtig opstak en weersnel in
trok. Wie een voltreffer boekte, moest een
cent betalen.
Lol, joh! Toen ze eindelijk allemaal moe
gegooid waren, had Kees een handvol cen
ten en een kop vol builen en schrammen.
Maar voorlopig kon Kees Kuch (zoals hij
voortaan heette) met een schone attila aan
de poort uit om fijn pot te verteren!
x
Ik hoorde het verhaal als kleine jongen
en was écht geschokt over dit soort „lol".
Maar nu vind ik mezelf vaak achter de
compieskist en regent het brokken harde
kuch. (En verdiend hoor!)
After all, zó erg menen we het nooit in
onze grote Indische familie.
Aantreden dus voor kuch-gooien!
NOG VERKRIJGBAAR BIJ
BOEKHANDEL TONG TONG
Ortega Y Gasset:
Zelfinkeer en verbijstering 6,90
Opstand der horden6,90
Het geluk van het jagen5,25
Wij vestigen Uw aandacht er op dat het
boek: Een Eeuw Natuurwetenschap In Indo
nesië uitverkocht Is.
gedaan was en begon in krijgsgevangen
schap tandheelkunde te studeren, welke
studie vervolgens in Utrecht voltooid werd.
Nu woont hij met zijn gezin in Rotterdam,
waar naast zijn deur het merkwaardige
bord prijkt: Mr. Monod de Froideville,
Tandarts. En dan was er Raden Mas Moe-
waladi, een echt smeuïge vent met een ge-
we(dig rhytme en een nóg groter gevoel
voor humor. Als je het nu hebt overkron-
tjong pintjang dat deed hij onverbe
terlijk.
We waren eigenlijk gewone liefhebbers,
maar hoe heerlijk vonden wij het als we
door I.C. of door Eurasia werden opge
trommeld om voor een „echt" publiek op
te treden. Bij die gelegenheid maakten we
ook Charles Soumokil mee, wiens vader
destijds bekendheid had door zijn „Am-
bonesche Zeetuin", welke op tentoonstel
lingen e.d. veel belangstelling had. Charles
was de later zo bekende Mr. Dr. Soumo
kil, Minister van Justitie van de Staat
Oost-lndonesië in' de jaren '48-'50, onder
wien ik met plezier werkte. Hij week in
'50 uit naar de Zuid Molukken, waar hij
zich aan het hoofd stelde van de Zuid
Molukse opstandelingen en je weet, hoe
hij niet lang geleden in Djakarta werd te
rechtgesteld.
J. A. van Dijk, Barcelona.
6