IETS OVER KRONTJONG EN JACHT IN OUDE TIJDEN (II) Een andere beroemde figuur uit deze bevolkingsgroep was de in 1768 geboren Augustijn Michiels, Majoor der Papangers en in de wandeling Majoor Jantje ge noemd, of ook wel aangeduid met de titel van ,,de laatste der Papangers". Door de gelukkige en voordelige aankoop door zijn vader van het land „Klapanoeng- gal", vanwaar de eetbare vogelnesten worden „geplukt", was hij onmetelijk rijk. In het oude Batavia bezat hij aan de Meyegracht een paleisachtige woning „Sem per Idem" genaamd, maar het liefst verbleef hij in zijn buitenverblijf „de Zoete Inval" gelegen op zijn landgoed Tjitrap (Tjiteureup), dat hijzelf beheerde en nog een dozijn andere landgoederen, welke hij aan Chinezen heeft verpacht. Niet zonder reden noemde Van Hogen- heeft bereikt. Toen op de 27e januari dorp deze nabob „de grootste grond eigenaar van Java". Hij voerde een grote staat, maar zelf bleef hij de een voudigheid in persoon. Zijn gastvrij heid grensde aan het ongelooflijke en is thans legendarisch geworden. Van heinde en verre stroomden de gasten toe. Gehele gezinnen werd onderdak verschaft en de vrijgezellen hadden er een leven als een prins en daar de Tuan Besar van Tjitrap zijn gasten vol komen vrijliet, was Tjitrap voor jong en oud een waar paradijs, en werd het een verzamelplaats van lekkerbekken en drinkebroers. Het personeel be stond dan ook uit meer dan 300 man vrijen en slaven, buiten de drie mu ziekkorpsen - een fanfare-orkest, die kleurrijk in fantasie-uniformen en tul banden waren uitgedost, en die voor treffelijk Europese muziek ten gehore bracht, daarbij een Chinees muziek korps en vervolgens de gamelanspelers compleet met topengs en ronggengs (danseressen). Op Tjitrap was het bij na elke dag feest, als de gasten aan de lange welvoorziene tafels zijn ge zeten, dan komen de muzikanten in hun kleurige uniformen op en marche ren al muziekmakende rondom de ta fels om afgelost te worden door een helse Chinese ketelmuziek. Als pak kend slot vond er dan in de helver lichte pendoppo een tandak-partij plaats, die door Majoor Jantje in Ja vaans kostuum met een zijner danse ressen werd geopend, alles in stijl en volgens de oosterse levenskunst van de royale gastheer. Een aardige tafel-anecdote wil ik u hier niet onthouden, die zich heeft af gespeeld tussen een Indische dame en de bediende djongos (boy), die haar een smakelijk achterdeel van een vette kapoen extra aanbeveelde. Met een af werend gebaar en opgetrokken neus zei ze: „Eeu non kere gatte (gat) de galine" „Ik lust de staart (brutu) van een haan niet". Voor degenen, die het nog niet weten mag hierbij ver meld worden, dat verondersteld werd, dat men door het eten van een kippe- stuit dom wordt of blijft. In latere jaren kreeg Majoor Jantje een trouwe gast op Tjitrap in de persoon van niet minder dan de vrome en gods dienstige Comm. Gen. L. J. Vicomte du Bus de Gisignies, voor wien hij een buitenverblijf liet bouwen en inrichten met het oogmerk om uiteindelijk als Kolonel der „Papangers" te worden benoemd, welk doel hij in 1829 ook 1833 de markante figuur van „de grootste Bataviase landheer" op 65- jarige leeftijd overleed werd hij op het toenmaals nieuwe kerkhof Tanah A- bang in de familiekelder begraven. Met hem stierf tevens de laatste telg van een bekend Mardijkergeslacht in de mannelijke lijn uit. Een geslacht, dat zich uit duistere diepten „from un known forefathers" had weten op te heffen tot het eerste der Mardijker ge meente te Batavia. Met hem stierf tevens een der laatste vertegenwoordigers van een samen leving uit, welke door verblindende schittering en lucullische pracht, allen en alles aan haar voeten gelegd en ge- imponeerd had. Bij zijn dood had hij zijn armere landgenoten niet vergeten en hen met een legaat en een jaargeld bedacht. De korte levensbeschrijving van deze satraap wil ik beëindigen met het memoreren van enige beroemde namen, die ook zijn leven hebben om lijst, t.W. Menu Beyvanck Augustijn Verspijck Verstege du Perron v. d. Wijck van Hemert Lou don de Koek van Leeuwen en de beroemde Javaanse schilder Raden Sa- leh, die gehuwd was met Mevr. van Winkelhagen. Behalve de culinaire geneugten, dans, zang en muziek waren onze voor ouders ook hartstochtelijke jagers en de jachttechniek, die wij tot voor kort hebben gevolgd, hebben wij van onze vaders geleerd. Dagenlang verbleven zij dan in het jachtgebied en het ge schoten wild werd onmiddellijk met zout en wat salpeter tot dèngdèng ('n soort van biltong), of tot spijs voor direct gebruik toebereid. Zowel de drijf- als de posteerjacht werden er bedreven, maar ook vallen, strikken en vangkuilen voor het groter wild wer den niet versmaad. Bij loer- en pos- teerjachten gaat men bij lichte maan uit, en wanneer ze dan op een plaats gekomen zijn, waar naar de sporen te oordelen zich groot wild ophoudt, dan keren zij naar het dichtbijgelegen dorp terug en verblijven daar. Tegen zons ondergang gaan zij zich op een gun stige plaats verschuilen, waar zij ver wachten, dat het wild gewoonlijk uit komt. Zo'n loerjacht eist van de jager durf, een ijzersterk gestel en stalen zenuwen vanwege de miljarden mus kieten en de wetenschap, dat ook de tijger tegen die tijd zijn slag gaat slaan en hij dus ook elk ogenblik op een avontuurlijke ontmoeting met deze ko ning der wildernis kan hebben, terwijl ook de bewapening in die tijd nog niet ideaal was, want men moest zich op zijn voorlader kunnen vertrouwen. Dat ook het geloof in spoken en boze geesten de jager soms parten speelt, moge blijken uit onderstaande pantoen: Masuk rimbu, keluar utan, Mentjari duku dan rambutan Dari djauh seperti dembulan Didekati rupanja sètan. De wildernis in en het bos uit Op zoek naar doekoe en Ramboetan Uit de verte de maan gelijkend Van dichtbij een duivel gelijk. o Bada ja moree Banting, porko ra esta kapa Tigri vika aanspreker Boujuieo masstiga klappa. De neushoorn is gestorven Banteng en wildzwijn slijpen hun man tel De tijger speelt voor doodbidder De aap doet zich aan kokosnoot te goed. o Kompra pipinjoe bendé té Patèka berdi koe séng koté King bièra ólla Dali soewa poesinjoe. Paster pika paoe Soea móradoe na alber basaoe Sioer kéré ka dja koe djondjivrouw Oeng mèkas noenthing na mauw. Kafrinjoe qi thing eang sadoe Lanta pioe baté-baté Sioer, Sioer kéré anda kadjoe Tira tolban fai tabé o Membeli ketimun siapa jang djual Ik moet augurken kopen, wie verkoopt ze Semangka muda tida bidjinja Jonge watermeloen, nog zonder pit Siapa balik tengok Wie omdraait en kijkt Kasi satu tjium Die krijgt een zoen. Burung pelatuk bawang De bonte specht Tinggalnja di pohon sawoe Heeft zijn nest in een sawohboom Tuan mau kawin anak perawan Mijnheer wenst een jongedame te trouwen Satu duit tida di trangan Maar heeft geen duit op zak. Orang tandak doedah tjapé De dansers zijn al vermoeid Angkat kaki banting-banting Zwaar reeds zijn hun passen Tuan tuan mau pulang En wensen daarom naar huis te gaan Angkat topi kasi tabé Nemen hun hoed af en groeten. En ook ik hoop, dat ik de Tong-Tong- lezer(es) met dit artikel heb vermaakt en daarom zeg ook ik Tabé, tot een volgende keer. W. F. W. SCHARDIJN. LITERATUUR: als opgegeven bij eerste gedeelte. 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 10