KEDIRI 1918-1919 vo oooooooooooooooooooooooooooc O i door Yfke Kediri, oud Indisch stadje, gelegen tussen de uitlopers van de Kloet, die door Junghuhn als de meest onherbergzame bergkolos beschreven wordt, die hij ooit beklommen heeft, stadje aan de Brantas, die er dwars doorheen stroomt, vaak bruisend en kolkend van 't bandjirren, wat een vreemde sfeer van duisternis en geheimzinnigheid komt er in me op, als ik aan jou denk! Wij woonden er maar negen maanden, maar die tijd zal altijd verbonden blijven met de schaduw van héél oude bomen, met ziekte, angst en... van een gevoel er eigenlijk niet bij te horen. Na een vrolijke kindertijd in Kota- Radja, waar we vier jaar woonden, verhuisden we naar Kediri. Mijn vader, die daar adjudant was geweest van Gouverneur Swart, had, na een reeds bewogen leven: Atjeh-oorlog onder van Heutz, Militair-commandant van de Bataklanden en nog eens Kota-Radja besloten zijn uniform te verwisselen voor de jas-toetoep en had de betrek king van secretaris aanvaard bij Olie- fabrieken Insulinde. Een besluit, dat mij veel hartzeer bezorgde, want ik was erg trots op mijn vader en de keren, dat hij in vol ornaat en in ge zelschap van de kleine, dikke Gouver neur onze school kwam inspecteren, waren hoogtepunten in mijn leven! Maar nu woonden we dan in Kediri, en omdat mijn ouders 't veel te druk hadden om zich veel met ons te be moeien, bleven er voor ons drieën zeeën van tijd over om onze nieuwe omgeving te verkennen; 't huis, dat aan de straatweg lag, de tuin, die grensde aan 't fabrieksterrein en de Chinese kamp, die vlakbij was. Allereerst het huis. Dat was anders dan alle huizen, waar we ooit in ge woond hadden. Vóór ons was 't van een Chinees geweest. Een uitgewoond Indisch huis met een vrij diepe vóór tuin, waarin links en rechts twee lila boengoerbomen stonden. Een marmeren trap leidde van de voortuin naar de voorgalerij, waarvan de vloer een beetje ingezonken en geel tussen de afgebladderde pilaren lag. Alleen een glanzend pad liep in het midden over de treden naar boven, door voorgalerij, binnen galerij en ach tergalerij, om dan weer af te dalen over een tweede trap naar de achtertuin. In die betrekkelijk kleine tuin, die aan de achterkant begrensd werd door de hoge fabrieksmuur en links en rechts door de bediendenkamers, stond een geweldige Waringin. De boom stond aangedrongen tegen onze achtergalerij en zijn enorme koe pel van zwaar gebladerte welfde zich als een groene klok over ons huis en onze tuin, terwijl zijn luchtwortels neer hingen op ons dak en de daken van de bediendenkamers. Zo kwam 't, dat een groene schemering voortdurend al onze vertrekken vulde en dat ook onze tuin donker en vochtig bleef met alleen wat kleine, ovale lichtplekjes, die voortdurend over stam en wortels gle den. 't Was, of we niet in een huis, maar in een bos woonden en dat gevoel werd nog versterkt door de gelige, met zwarte vochtplekken bedekte pilaren, die op de stammen van oude platanen leken. Er was nóg iets eigenaardigs: in het hele huis was geen enkele deur, niet naar buiten en niet tussen de kamers onderling, alleen de slaapkamerramen, die op de zijtuin uitkeken, waren door dikke tralies afgesloten. Wie had zo iets kunnen bedenken? Vóór ons had er een Chinees gewoond, maar eigenlijk had je 't gevoel, alsof er nóóit iemand in dat huis gewoond had. Maar wie dan wel? Langzaam drong het tot ons door, dat er in alle vertrekken een soort ge heimzinnige aanwezigheid heerste. Het minst in de voorgalerij, het meest in de nabijheid van de boom. Het was net, alsof daar iets gecondenseerd aanwe zig was, dat zich in een meer verdunde oplossing door het hele huis verspreid de. Wij leefden in de macht van de boom! Mijn moeder had in het begin grote moeite bedienden te krijgen. Ze kwa men en bleven weer weg. En toen hoor den we waarom: onder de boom lag een Hadjih begraven en de mensen waren bang te slapen zo dicht bij het heilige graf. Hoe het gebeurd is, weet ik niet; misschien hebben mijn ouders een sla- matan laten geven, maar tenslotte bleef er een stel en mijn moeder was erg blij. Natuurlijk hoorden wij wel veel UIT BEPERKTE VOORRAAD LEVERBAAR: Receptenboekje Tong Tong '64 0,75 Receptenboekje Tong Tong '66 1, EN WACHT NIET TE LANG MET: Ons kookboek "Van Mond tot Mond" 3,90 Over enkele jaren zijn al deze boe ken uitgestorven; zorg dat U ze NU in Uw kast hebt! 0 VERRAST Uw familie met de wereld- 0 0 bekende 0 8 SPEKKOEK 8 8 (van Oma Thio) 8 O O O Franco in Nederland ƒ11,Q O O O Franco Amerika p. zeepost 15,O O KOKKIES Rijstwinkels 8 O O 0 Witte de Withstr. 128 - Tel. 89438 0 0 Slotermeerlaan 125 - Tel. 130362 0 0 AMSTERDAM - W. O O O 0 P.S. Bestel tijdig, anders uitverkocht. 0 O Wij verzenden over de hele wereld! O O O OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO verhalen over voetstappen in de nacht, rijst, die opgegeten werd door wie? en witte gedaantes, die de achtergalerij binnen zweefden; en 's avonds, als onze ouders uit waren, zaten we op de trap en luisterden naar de verhalen, die baboe ons met zachte stem vertelde. Op een nacht werd ik plotseling wakker en wat ik zag, deed me ven- stijven van schrik. In 't licht van de maan, die door de tralies in strepen op de vloer van mijn kamertje scheen, trok een eindeloze stoet van donkere gedaantes voorbij. Ik kneep m'n ogen dicht en deed ze weer open. Ja, een lange, spookachtige optocht gleed doodstil door de nacht langs mijn raam. Verstomd van schrik bleef ik liggen staren. Toen het voorbij was en het licht weer stil door het raam scheen, had ik de moed tussen de klamboe door te glippen en over de koude te gelvloer naar de kamer van mijn ouders te rennen, waar ik bevend in het bed kroop en in dat veilige bed hoorde ik, wat het geweest was: een troep bede vaartgangers, die op het heilige graf bloemen en wierookstokjes kwamen brengen. Ze kwamen bij lichte maan en 's morgens vonden wij de bloemen en de tot as verbrande stokjes tussen de wortels van de Waringin. Maar altijd, ook nadat mijn moeder een gordijn voor mijn tralies gehangen had, zijn die glijdende schaduwen in de nacht een verschrikking gebleven. In een kramp van angst bleef ik lig gen, tot 't eerste ochtendbriesje door de tralies woei en de eerste schorre kreet van een verre haan in de kam- poeng mij bevrijdde. Dan viel ik in een diepe slaap om wakker te worden met de zon op 't raamkozijn en de geur van koffie en gelach en geplas bij de put bij de bediendenkamers, en met kletsende voeten op de koude vloer liep ik naar de voorgalerij, waar mijn ouders al zaten en mijn broer en zusje met ver warde haren langzamerhand ook kwa men opdagen. Zittend op de stoep dronken we onze ochtendthee, knip perend tegen het zonlicht, dat al gou den stofwolken maake op de weg, waar de eerste grobaks en sado'tjes langs kwamen, en onder de fijne schaduw van de assembomen de rechte figuur tjes van de vrouwen op weg waren naar de passar. 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 12