..TJi de tijgers, want die waren er toen nog, op een afstand te houden en kropen we met z'n allen zo dicht mogelijk bij 't vuur. Ik was blij, toen eindelijk de dag aanbrak. Maar help te geloven, 't werd 9 uur vóórdat de mist was opgetrok ken en zijn we dan ook direct op stap gegaan. We hadden nauwelijks een half uur gelopen of we zaten weer in zo'n mistbank. We durfden dan ook geen voet meer te verzetten en ble ven wachten tot de mist zou optrek ken. Eindelijk, na een kwartier begon 't wat lichter te worden en moet jij je onze schrik voorstellen toen daar zo'n 7 of 8 herten op nog geen 15 m. af stand van ons ervan door gingen. Die beesten zijn natuurlijk ook door die mist blijven staan. Zo snel ging dat in zijn werk; je had gewoon geen tijd om aan te leggen. Ongeveer een km. verder kwamen we weer 'n kudde tegen. Hier waren er wel zeker 20 stuks bij elkaar, maar de beesten hadden ons eerder in de gaten en gingen er met een sneltrein vaart vandoor. De wind was waar schijnlijk ongunstig. Het was intussen half elf geworden en eindelijk zou ik dan mijn kans krijgen. We zagen een kudde van 12 stuks rustig grazen, ze gingen pal onze richting uit. We hadden ons intussen verspreid en de troep afgewacht. Daar liep een pracht van een bok bij; zijn kleur was op 't zwarte af. Toen dat beest op een meter of 40 van me vandaan was bleef hij plotseling staan en deed wat onrustig. Toen dacht ik: Nu of nooit! en toen hij met z'n linkerflank naar me gekeerd stond jaste ik opgelegd een 8 mm. soft point door zijn blad heen. Hij maakte nog een luchtsprong maar bleef meteen liggen. Je weet niet hoe ik geschrokken was van de echo van mijn schot. Heer Ledeboer moet 't vast gehoord hebben en 't was zaak zo gauw mogelijk hier vandaan te gaan. We hebben dan ook zo vlug moge lijk 't beest geopereerd, de bouten er af, opgeladen op de paarden en met een op huis toe. Op de terugweg ging 't heel wat vlugger, en hebben we in die kampong aan de voet nog zeker wel een uur rondgehangen om de duisternis af te wachten. Eindelijk dan om half acht waren we bij de auto en om negen uur weer thuis in de kotta. Dit dan is 't verhaal van mijn strooptocht naar de Yang. Dan zal ik je ook nog een mop ver tellen. De veldpolitie van Kraksaan heeft eens in die bewuste dessa aan de voet van de Yang, 2 agenten op post gezet (2 dagen lang) om mij te pikken omdat de commandant bericht had, dat ik de goenoeng op was ge gaan om te stropen. Ik ben in die tijd inderdaad op jacht geweest, maar een heel andere richting op, n.l. naar Be- soeki. Later vertelde de commandant van de veldpolitie die ik heel goed kende mij dat hij een tip had gekre gen (maar wilde niet zeggen van wie). Ik heb echter wel een vermoeden, wie hem die heeft gegeven. Ik heb op een dag, zo voor de aardigheid tegen Krajenbrink gezegd: ,,lk heb zin om naar de goenoeng te gaan en een rangga te schieten." Daar was die chinees ook bij en die had er waar schijnlijk de pé in dat we nooit meer zijn honden gebruikten sinds we zelf jachthonden hadden. Jules A. 1) De heer Ledeboer had een grote naam in de cultures en had ge daan weten te krijgen dat een groot gebied van het Yang-plateau aan hem in verzorging werd gegeven. Hij was in feite koning in een soort jachtre- servaat. Hij bezat er een goede pon dok en zelfs een klein vliegveld. Overal om het terrein waren waar schuwingsborden, dat er op stropers direct geschoten zou worden. De her tenstand was in dit reservaat zeer goed en dus heel aanlokkelijk voor stropers. Er zijn vele verhalen in om loop over de tijgerjagers Ledeboer. Wie weet daar meer van? 2) Petinggi een der lagere des- sahoofden. Die dus ook het stropen moest tegengaan, maar in dit geval blijkbaar heel goed de verlangens van een ander kon begrijpen. Bovendien kreeg je niet elke dag hertevlees te eten. 3) remboek (jav.) beraadslagen. EEN LEVEN LANG. „Weet je nog", begon de eendagsvlieg te vragen Des avonds, „hoe ik je op de serveerwagen Destijds dat kruimpje kaas ontstal?" Met de gerijpte wijsheid van een ouderling Sprak vliegenman: „Zeker, - niets dat m'ooit ontging", En met een glimlach: Ook niet dat verjaard geval". „Weet je nog", zo voer zij voort met vragen, „Hoe ik indertijd in mijn zesde poot Een zware bloedvergiftiging moest verdragen?" „Jammer genoeg", zei dromerig de echtgenoot. Weet je nog, hoe ik, ten zeerste kwaad op jou Vliegenlijm-zelfmoord plegen wou? - En hoe ons eerste eitje werd geboren Weet je nog, half zes sloeg het in de toren - En hoe ik eens half stikte in de brij De vliegenman antwoordde niet, instede Zoemde zachtjes, moede, hij: „Lang, lang is het geleden - lang Dit gedicht van Joachim Ringelnatz werd ons toegestuurd door een abonnee, die zich ook de moeite nam om het voor ons te vertalen. We twijfelen er niet aan of de humor erin zal ieder treffen, die zelfs met een lang Indisch leven achter de rug, zich bewust blijft van de betrekkelijke kort heid ervan in de loop van eeuwen. Van deze foto weten we helemaal niets al menen wij in de personen links de latere bekende voetbalreferee Van Beekom en naast hem Brunsvelt van Huiten te herkennen. Wie kan er meer van deze foto vertellen? Toch vinden we het een bijzonder sympa thieke foto. In vergelijking met de Europese geweldenaren met hun prachtige pakjes en super-mooie racefietsen, beschikten onze In dische amateurs maar over heel gewone fiet sen, vaak zware knarren, versierd met een race-stuur. En wie zelfs dat race-stuur niet had boog met behulp van een gaspijp een normaal stuur zó ver om, dat het in elk geval een beetje leek op een race-stuur (zie de middelste man!). En mooie pakjes waren er natuurlijk helemaal niet bij. Nummer vier op de foto "lelde" gewoon mee in badjoe kaos, Peh! En toch, wat sportief waren we toen. En taai. En volslagen onverwend! Tempo Doeloe, spot er niet mee, vrienden. Zulke djago's van toen vind je nu niet meer... 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 17