Walter Spies
15 september. De dag waarop de muziekoloog en schilder Walter Spies, waar
van we in een vorig nummer van ons blad een afbeelding van één zijner
schilderijen zagen, in Moskou werd geboren als zoon van een Duitse vice-consul.
In het nummer van dit blad van 15 januari 1965 schreef R. Bonnet een volledig
artikel over deze kunstenaar, die helaas te vroeg is omgekomen bij de ramp van
het s.s. ,,Van Imhoff", die hem en zijn medegeinterneerde van het kamp kota
Tjané in Atjeh, naar zijn nieuw verbanningsoord zou brengen, Ceylon. Want de
Jap was in aantocht!
En vlak in de buurt van het eiland
Nias, vond het leven van Walter Spies
dat zijn hoogtepunten had gekend tij
dens zijn verblijf van vijftien jaar op
Bali zijn einde. Op Bali was hij „de
kenner van land en volk" en was te
vens conservator aan het door hem
ingerichte Bali Museum.
Deze „grote" mens en levenskunste
naar mocht ik leren kennen vóór hij
zijn einddoel bereikte. Spies was toen
„kapelmeester" in Djocja, bij het orkest
in de kraton en niemand minder als de
Sultan zelf was trots ,op de „Wedono
musik" zoals hij Spies noemde. Ik zelf
was toen tuinemployé van de sf „Poen-
doeng" vlak bij het Zuidergebergte en
de kali Opak gelegen. Bij mij logeerde
toen een Duitse schilderes, frau Del-
brück die een studiereis maakte door
het Verre Oosten. Zij kende Spies en
door haar werd ik indertijd bij Walter
geïntroduceerd. Ik herinner mij nog
goed, dat we op een avond met mijn
Fordje naar hen heenreden. Spies
woonde binnen de muren van de kraton
in het paviljoen van een der prinsen,
R. T. Djojodipuro, met wie hij een
hechte vriendschap had gesloten en
die hem in alle geheimen van de Ja
vaanse kunst inwijdde.
En Spies was een zeer beminnelijk
mens, voor wie hij interesse toonde.
Dat bleek ons toen we bij zijn verblijf
aankwamen, een wit en rood geschil
derd gewoon Javaans huisje maar op
vallend naast de andere. Walter's moe
der met wie hij in zijn meeste brieven
naar Duitsland gecorrespondeerd had
en alles vertelde was toevallig net voor
een vakantie overgekomen, logeerde
bij hem en kwam ons eveneens be
groeten.
En toen kwamen we het kleine vóór-
galerijtje binnen. Ons oog viel al da
delijk op de talrijke gamelaninstrumen
ten die er te pronk stonden. Spies,
hoewel Wedonomusik bij de sultan, en
de kapel de geheimen van Bach en
Mendelsohn bijbrengend, zodat zijn
„pupillen" die redelijk konden vertol
ken, had op zijn beurt zich geworpen
op de geheimen van de Javaanse mu
ziek.
Hoewel Walter Spies maar een klein
salaris genoot, was hij toch zeer ver
guld met de functie die hij gekregen
had en die hem in rechtsteekse aanra
king bracht met de bewoners van de
kraton. Uit enthousiasme ondertekende
hij in zijn brieven aan zijn moeder en
de vrienden in het vaderland met: Uw
Raden Pangeran Waltrosusardjo of
soms: uw Waljadipuro of Walliastro.
Hij was een slanke, goedgebouwde
jongeman van omstreeks dertig jaren
en had blauwe ogen die wat melan
choliek de wereld inkeken en had
blond haar. Hij vertelde ons de beteke
nis van al die instrumenten en liet ons
ook het verschil horen tussen de Ja
vaanse gamelan en de Balinese. Want
hij was net voor een korte tijd naar
Bali geweest. Soms illustreerde hij
zijn betoog met een enkele aanslag op
de piano want hij bleek tevens een
voortreffelijk pianist te zijn. Hij zei
daarbij, dat nooit volledig de gamelan
op de piano was na te bootsen. Hij had
trouwens zijn Javaanse pupillen een
nieuw soort notenschrift geleerd, zodat
ze de klanken van hun instrument kon
den optekenen en zo voor de westerse
toehoorder bereikbaar maken.
Het huisje verder binnenkomend,
stonden we verder als verrast voor een
soort „klein museum", want overal
was er prachtig houtsnijwerk, een
weelde van fijne batikkunst uit de kra
ton, in gordijnen, in divankussens etc.
Wij werden gevraagd die avond zo
als in Duitsland gebruikelijk „het
Abendbrot" te komen gebruiken waar
bij een glaasje „pfortwein" werd ge
schonken.
En tijdens dit intiem tafelen viel het
mij op hoe vrij Walter zich gedroeg
tegenover de jonge Javaanse bediende
met wie hij later heel vertrouwelijk met
de ene arm om diens schouder gesla
gen op de trap van zijn huis zat en
enkele grappen uitwisselde. Dat was
voor mij iets nieuws, iets wat wij als
planters op de s.fabriek nog niet mee
gemaakt hadden. Wij spraken toen wat
met Walter's moeder en vernamen dat
hij nog bijzondere foto's had van Noesa
Kembangan. Daar was haar zoon n.m.
kort tevoren heen geweest. Hij heeft
toen in Tjilatjap gelogeerd in één der
paalwoningen en meegedaan met de
vissers. Walter vertelde later dat hij in
een „paradijs" terecht was gekomen
het mooiste landschap wat men zich
voorstellen kon: grote oerwouden en
de dolste branding, met rotsen daar
tussen. En overal trof men er de
mooiste schelpen, de kleurigste vlin
ders en de vreemdsoortigste andere
dieren.
Hij had daar zelfs netten leren breien
om vis te vangen. Je trof er veelsoor
tige haaien en andere vissen. De tijd,
drie dagen vond hij te kort om alles te
bewonderen. Men schreef toen 1927
en Walter moest toen zijn geliefd Bali
nog „ontdekken". Hij liet ons diezelfde
avond nog prachtige opnamen zien van
Noesa Kembangan. En ook foto's van
vroegere schilderijen die echter alle
maal reeds verkocht waren aleer hij ze
gereed had. Behalve fotograaf van bij
zondere capaciteit zagen we hem hier
als een schilder van ongewone beteke
nis. Want deze afbeeldingen van zijn
schilderwerk waren van een aparte be
koring. Men kon ze als het ware om
schrijven als muzikale droombeelden.
Zo waren enkele in als het ware twee
of drie sferen geschilderd. Visioenen
die zijn magisch realisme hem voor
toverden.
Hij vertelde nog van zijn eerste inter
nering in de Ural in Baschkirdistan. De
eeuwige grote vlakten met in de verte
de verlaten dorpjes. En uit de huizen
hier en daar een haast loodrechte
rookkolom welke in de strakke lucht
ten hemel steeg. Bij dit alles liet Wal
ter op de piano enkele weemoedige lie
deren ter illustratie horen zodat wij als
het ware zagen wat hij ons wilde voor
toveren. Want deze kunstenaar die in
weelde was grootgebracht temidden
van zijn familie, had hier geleefd te
midden van het armste volk en hun
liederen en legenden in zich opgeno
men.
Het hele leven was hem dan ook een
voortdurend geboren worden, een
voortdurende verwondering om alles
wat de dag bracht. En elk klein dier
ook had zijn aandacht getuige zijn ge
kleurde tekeningen die hij ons liet zien
van Tjilatjap. Allerlei kleine dieren en
insecten, fijntjes uitgewerkt. Wat een
geniaal, veelzijdig mens zat hiertegen
over ons.
Hoe had hij in Djocja zijn weg ge
vonden, nadat hij in Batavia van boord
was gedeserteerd. Hij was eerst nog in
Bandung terechtgekomen en had zijn
kostje verdiend met pianospelen in een
bioscoop. En eindelijk in Djocja geko
men, had hij er kansen gevonden welke
hem in de kraton introduceerden. Want
Walter was iemand die zich niet spoe
dig gaf. De Europeanen in Indië zeiden
hem niets. Ze waren onverschillig en
zelfgenoegzaam.
Doch in Djocja leerde hij de familie
Sitsen kennen. Hij Sitsen, was hoofd
van de kunstkring en mevrouw Sitsen
deed aan zang. Ook mevrouw Hofland
was een nieuwe kennis, de vrouw van
een administrateur, die ook weer re
laties had met de kraton. En zo kwam
hij dan nadat hij er verschillende malen
mevrouw Sitsen begeleid had op de
vleugel bij haar tournees tot in de
PAS ONTVANGEN i
Mooie Wajang Golek en
Wajang Kulit I
Op veler verzoek haalden wij een f
mooie collectie wajang poppen van I
hout en leer in huis. Dezelfde die U T
op de Pasar Malam kon kopen! f
Wajang Golek (hout) v.a. ƒ35,
Wajang Koelit (leer) v.a. ƒ20,t
Komt U zelf uitzoeken? Verzenden I
doen wij liever niet, omdat goede t
verpakking van een enkel exemplaar
praktisch onmogelijk is. t
Toko Tong Tong, Pr. Mauritslaan 36 T
DEN HAAG l
16