INDISCHE LETTERKUNDE (II)
Als ik op mijn ervaring afga, blijken sommigen die zich
tot ons wenden al zoveel gelezen te hebben dat ze met een
welomlijnd plan aankomen. Wat zij van ons willen weten
zijn enkele details, maar meestal ook nog: wat over een
bepaalde schrijver of een bepaalde periode geschreven is.
Met andere woorden, ze hebben behoefte aan literatuur
opgaven. Dezen zijn het gemakkelijkst te heipen. Anderen
hebben bijvoorbeeld wel gekozen voor, laten we zeggen
een figuur uit de na-oorlogse literatuur, maar ze kunnen
deze figuur niet tegen een bepaalde achtergrond plaatsen.
Ze zoeken naar Algemene kenmerken van de Indische let
terkunde om daarin hun lectuur te passen. In de meeste
gevallen ben ik wel in staat hen te verwijzen naar bepaalde
artikelen en publicaties. Weer anderen zijn wat vager en
minder gedecideerd. Ze hebben bijvoorbeeld wel gekozen
voor de na-oorlogse letterkunde, maar weten verder nog
geen nadere keuze te doen: ze zoeken nog naar hun on
derwerp. Dat wordt moeilijker. Om hen te kunnen advise
ren zou ik eigenlijk de betrokkenen moeten kennen, zou ik
moeten weten waar hun belangstelling naartoe gaat, waar
hun voorkeuren in de literatuur liggen. Vaak, vooral als de
brief daar aanleiding toe geeft, nodig ik zo iemand uit te
komen praten. In de meeste gevallen blijkt dat verhelderend
te werken en kan ik aanwijzigingen geven die tot een keuze
van het onderwerp leiden. Maar er is ook nog een groep
die moeilijk geholpen kan worden, omdat deze zich nog
geen enkel idee heeft gevormd. Zo ontving ik kortgeleden
een brief waarin eenvoudig stond: Ik verzoek u beleefd
mij hieromtrent enig scriptie-materiaal te willen toezenden."
Het is natuurlijk niet kwaad bedoeld, maar er blijkt wel uit
dat de schrijfster zich nog geen enkele voorstelling heeft
gemaakt van wat ze wil. Realiseert ze zich wel wat ze mij
met haar verzoek opdraagt? Realiseert ze zich wel dat ik
haar brief zonder nadere gegevens van haar kant eenvou
dig niet beantwoorden kan? Ook al zou me dit niet zoveel
tijd kosten. Het kan toch niet haar bedoeling zijn een scrip
tie te maken over de Indische literatuur? Deze is in een
kort bestek eenvoudig niet te behandelen. Dit zou neerko
men op het reproduceren van een aantal losse feiten, titels,
namen en jaartallen en het formuleren van een aantal meer
of minder fraaie volzinnen, kortom op het uitdragen van
algemeenheden en cliché's. Vóór men zich met inlichtingen
tot wie dan ook wendt, is het noodzakelijk van tevoren voor
zichzelf vast te stellen in welke richting men het wil zoe
ken en bij eventuele vragen zo precies en gedetailleerd mo
gelijk aan te geven wat men reeds gedaan heeft. Dit be
spaart ons overbodig werk. Ook de vragen stelle men zo
exact mogelijk. Het is niet zó dat wij niet bereid zijn te
helpen, integendeel, we beseffen heel goed dat wij tegen
over de actieve en latente belangstelling van zoveel jonge
ren iets moeten stellen; ten slotte werkt deze belangstel
ling stimulerend op ons, maar het is - helaas - nu eenmaal
zo, dat onze tijd en energie voor dingen naast ons eigen
lijke werk beperkt zijn. We mogen wel verwachten, meen
ik, dat men alvorens inlichtingen te vragen, vooraf reeds
enige werkzaamheden heeft verricht. Het vervolg van dit
artikel dient om hierbij behulpzaam te zijn, om zo practisch
mogelijk te werk te gaan, lijkt het me het beste dat ik in
dit artikel voor Tong Tong eerst enkele algemene opmer
kingen maak over de Indische letterkunde - zonder overi
gens te trachten een „overzicht" te geven dat toch ge
doemd zal zijn onvolledig te blijven, om daarna enige on
derwerpen voor een scriptie of voordracht te bespreken
die minder voor de hand liggen. Tot slot: enige aanwijzin
gen en enkele literatuur-opgaven die het werk op gang
kunnen brengen.
Elke literatuur, zegt men, is de spiegel van de samenle
ving. Dit is tot op zekere hoogte waar. Ze is gegroeid uit
die samenleving; ze is karakteristiek voor die samenleving,
omdat ze eruit voortkomt. En aangezien de samenstelling
en de structuur van de Indische samenleving een geheel an-
Afheeldinge van vliegende vissen, zijnde van grootte als haringen,
hebbende lange vinnen, waarmede zij in het water vervolgd zijnde,
haar uit het water heffen; zij zijn zeer lieflijk van smaak.
dere was dan de Nederlandse, is de Indische literatuur ook
anders.
In de Indische samenleving was geen plaats voor „letter
kundigen", d.w.z. bedrijvers van het litteraire genre. Deze
vielen maatschappelijk gesproken overal tussen. Om in de
samenleving geïntegreerd te kunnen worden moest men
„iets" zijn: koopman, ambtenaar, officier, huisvrouw, gou
vernante, onderwijzer of desnoods geleerde, maar geen let
terkundige. Toch waren er wel ambtenaren, gouvernantes,
planters enz. die tot schrijven kwamen. Maar voor al deze
mensen was de letterkundige bezigheid - die zij vaak heime
lijk bedreven - iets zo onmaatschappelijks en ongewoons,
dat zijzelf wel het meest van allen verrast waren als ze voor
schrijvers of dichters werden aangezien. Natuurlijk is altijd
sprake geweest van individuele literatuurbeoefening en zijn
er in de grotere steden literaire kringen geweest, maar een
literair klimaat heeft Indië nooit gekend. Het meest opvallen
de van de Indische letterkunde, van de zeventiende eeuw af
tot het heden toe, is dat ze ontstaan en gegroeid is buiten
een hechte literaire traditie zoals de Nederlandse die wel
kent. Ze is met andere bedoelingen geschreven dan met
literaire, ze is niet uit dezelfde behoefte ontstaan. Ze is vaak
verstrooiing, amusement, protest, lering, wetenschapsbe
oefening, of eenvoudig vertelzucht of zelfs roddelzucht,
maar altijd pas achteraf door een zekere kwaliteit - en zelfs
roddelen kan men op niveau doen - „literatuur", in vormen
die niet bij de literaire traditie behoren: zoals het geschied
verhaal, het reisjournaal, de volkenkundige beschrijving, de
verhandeling, het pamflet, de mémoire, het rapport, de brief
enzovoorts. De literaire traditie is weliswaar niet onvind
baar, want naast deze niet-specifiek literaire vormen, heb
ben we óók de gebruikelijke literaire genres als het ge
dicht, de roman, de novelle of het drama. Ze zijn echter
niet kenmerkend voor de Indische letterkunde. De Indische
literatuur is een literatuur van de zelfkant, een marginale
literatuur.
We zien het direct al in het begin, in de zeventiende eeuw.
Busken Huet heeft erop gewezen dat in de Nederlandse
literatuur van deze eeuw twee stromingen te onderschei
den zijn: die van de „stelselmatige humanisten", die zich
bij het gebruik van het Nederlands aansloten bij het lite
raire Latijn en die van de dichters of schrijvers die de
volkstaal in het oog hielden en juist de volkstaal vinden we
terug in de scheepsjournalen, waarmee elke geschiedenis
6