1 Jos.
van
Arcken
van de Indische letterkunde moet beginnen. Ze waren in
de zeventiende eeuw bijzonder populair en vormden een
brede stroom van lectuur onder de gevestigde literatuur.
En hiermee ben ik tegelijk gekomen aan de eerste mo
gelijkheid voor een scriptie: zeventiende-eeuwse reizen
naar Indië. Alweer Huet - de onvolprezen grondlegger van
onze letterkundige geschiedenis - heeft met nadruk op de
literaire betekenis van deze verhalen gewezen. En terecht,
al worden ze in de Nederlandse letterkunde stiefmoederlijk
behandeld en ver achtergesteld bij de meer literaire genres.
Ze zijn echter bijzonder aardig en interessant en boeiend
om te lezen, boeiender vaak dan onze klassiek georiën
teerde literatuur. Voorzover ze ons boeien, doen ze dit
misschien niet door het gebruik van bepaalde literaire mid
delen, maar krachtens het verhaalde (wat een avontuurlijk
heid, wat een ellende, wat een moordzucht!) of om de soms
aan de oppervlakte tredende humor of om het vaak ken
merkende en originele gevoel voor beeldspraak en detail
(,,het schip anders niet geleek dan een klippe van ijs, alzo
dat het zeer schrikkelijk was om aan te zien die in het
schip waren. Ende die zeilen waren als deuren zo stijf be
vroren"), óf om de bijna laconiek aandoende toon waarmee
de meest gruwelijke en schokkende gebeurtenissen worden
verteld. Hierdoor bewerkstelligen ze effect dat zelfs „mo
dern" aandoet. De zeventiende eeuwse schrijvers van reis
journalen hadden vaak 'n uitgesproken gevoel voor „cruel
ties"!
Niet alle verhalen zijn even populair geweest en het is
opvallend dat die, welke ook voor ons het boeiendst ge
schreven zijn, ook in die tijd het meest gelezen werden.
Dit wijst erop dat men ook in de zeventiende eeuw een
literair criterium hanteerde, in ieder geval een waarde
oordeel bezat niet uitsluitend op grond van de inhoud. Toch
moet men deze verhalen vroeger anders gelezen hebben
dan wij. Men moet zich veel meer bij de gebeurtenissen
betrokken hebben gevoeld. Veel meer dan nu bevredigden
deze verhalen een behoefte aan informatie, in de ruimste
zin des woords. Men wilde het onbekende leren kennen. De
door de ontdekkingsreizen plotseling groter geworden we
reld - veel groter dan ze ooit geweest was - wekte niet
alleen de illusie van mogelijkheden waarin de verwachting
kon groeien naar macht en rijkdom, ze werkte ongetwijfeld
ook op de verbeelding en de zucht naar avontuur. In 1584
schreef de toen twintigjarige Hollandse jongen Jan Huygen
van Linschoten aan zijn ouders: „Mijn hart denkt anders
niet, nacht ende dag, dan om vreemde landen te bezien."
Van Linschoten was de eerste Hollander die naar Indië
voer, zij het in Portugese dienst.
Wie dit onderwerp „zeventiende-eeuwse reisverhalen"
kiest, kan beginnen met een schoolboekje dat overigens
uitverkocht is en dat dus uit een bibliotheek gehaald moet
worden: „Oude reizen naar de Oost" (1939) van
M. J. Francken en R. C. Lugt. Daarna kan men lezen „Van
oude Voyagiën" (een goede titel voor de scriptie!) een aan
tal uittreksels uit verschillende reisverhalen samengesteld
door de historicus Dr. M. G. de Boer. Het werk dat rijk
geïllustreerd is, bestaat uit drie delen: deel I „Op weg naar
Indië"; deel II „De wereld om"; deel III „Met Tasman en
Bontekoe" (1912 - 1913).
Van Jan Huygen van Linschotens wereldberoemde „Itine-
rario" (1592) verscheen een herdruk in de onvolprezen Wer
ken van De Linschoten-Vereeniging, een indrukwekkende
reeks moderne uitgaven van reis-verhalen, journalen, ver
slagen, en dagregisters - naar het voorbeeld van de Engel
se Hakluyt-Society. Voor een scriptie is het wel wenselijk
de vijf delen door te bladeren en enkele fragmenten te le
zen (direct noteren welke!). Over Van Linschoten vindt men
meer dan genoeg in de inleiding bij deze uitgave. Volledig
heidshalve vermeld ik hier nog een vrij recente en uitvoe
rige biografie van Van Linschoten door de Amerikaan Char
les Mc Parr (1964).
Natuurlijk moet men ook lezen de „Journalen van de ge-
denckwaerdige reysen van Willem Ysbrantsz. Bontekoe",
uitgegeven als deel LIV van de Werken van De Linschoten-
Vereeniging (1952) door Prof. Dr. G. J. Hoogewerf, maar
misschien kan men ook volstaan met een wat beknopter
uitgave van De Linschoten-Vereeniging te raadplegen voor
de inleiding over Bontekoe.
Bijzonder aardig is ook de „Korte beschrijvinghe van de
ongeluckkige reyse van het schip Aernhem" door Andries
Stokram, waarvan in 1942 een fascimilé-uitgave verscheen
in de serie Kleine Dietse Keur (in elke bibliotheek aanwe
zig). Beslist niet missen mag men de „Reisen van Nicolaus
de Graaff" en zeker niet zijn „Oost-lndise Spiegel" (een
felle satire op de leefwijze van de Hollanders) als een
soort toegift gepubliceerd bij de uitgave van de „Reisen"
(deel XXX van de Werken van De Linschoten-Vereeniging).
Tot slot: het stuk van Busken Huet waarin hij een plei
dooi houdt voor de zeventiende- en achttiende-eeuwse reis
verhalen, staat in „Het Land van Rembrandt", deel II, in het
hoofdstuk over „De handel".
De Werken van De Linschoten-Vereeniging kan men in
de meeste bibliotheken vinden en ook in talrijke Open
bare Leeszalen.
Wordt vervolgd
"Het schip zakte door de wind zo laag in het water, dat de ankers
die op de hoeg stonden, bij het water kwamen, je meende dat het
schip zonk. Ten lesten waaide onze grote mast overboord en brak,
waardoor het schip weer rees. We stonden bij malkander, met de
hoofden tegen malkander aan, maar konden niet roepen noch spreken,
dat wij malkander konden verstaan, te weten die boven waren!'
Ruime sortering
GOUDEN
RINGEN
bij
Laan van Meerdervoort 520
Den Haag - Telef. 33 64 41
Thans verkrijgbaar bij
Boekhandel Tong Tong:
MODERNE INDONESISCHE
VERHALEN 7,90.
Dit boek werd besproken in Tong
Tong no. 9.
7