Een sene uit de laatste acte: in het
koninklijk paleis zijn Dar sa Alam en
Djoela-djoeli Bintang Tiga gelukkig
herenigd (achtergrond)Darsa Alam
spreekt het verbanningsvonnis uit over
de kwade Prins Nura-Nuri (Licht en
Duisternis), die door de gezusters Bin
tang Satoe en Bintang Doewa wordt
weggevoerd. Rechts op de foto (met
sabelDarsa Alam's zoon „Warna Tjah-
ja" (Kleurig Licht); links een broer van
Prins Nura-Nuri. Op deze foto ziet men
plaats vond. Op de ganse aarde heer
ste er een diepe duisternis, zodat
slechts de corona van de zon en de
weerspiegeling van de sterren op het
water te zien waren. Spelenderwijs
nam Warna Tjahja zijn boog en schoot
pijlen af op de afspiegeling dezer
sterren op het water. Een der pijlen
trof de zonnespiegeling en een paar
troffen ook precies een paar sterren.
Opeens werd het weer daghelder en
op het meer verscheen weer het paarl-
moeren scheepje voortgetrokken door
de zwaan, doch thans zaten in het
scheepje niet één, maar drie uitermate
schone vrouwen, die zich bekend
maakten als de jongere zusters van
Bintang tiga, n.l. Djuia-Djuli Bintang
satu en de andere Bintang duwa.
Darsa Alam was zeer verheugd met
de terugkeer van zijn gemalin in ge
zelschap van haar beide jongere zus
ters, die thans ook niet meer wensten
terug te keren naar het sterrenrijk, om
te schitteren in het paleis van Darsa
Alam, bij welke scene het doek lang-
ook duidelijk de „halsbanden", waarover
in de verkoopacte, behorend bij dit ar
tikel, gesproken wordt. Het zijn in feite
kunstig vervlochten draperiën van grote
kralen, die door voorstelijke personen
op de hals gedragen worden.
Pas wanneer men zich voorstelt de
donkerte van de arme stadsgedeelten
en dessa's, waarin de Stamboel-liefheb
bers in het begin van deze eeuw leef
den, en hoe er op dit primitieve toneel
een lichte en flonkerende wonderwereld
zaam voor het laatst valt ter voorbe
reiding van het laatste spectakel.
Intussen was het de beide badoets
Boorwater" en „Castrolie" gelukt om
een der als engelen verklede meisjes
weer vóór het doek te lokken, waar
op zich het volgende gesprek ontspon:
Castrolie aan het meisje: „Vanwaar
jij kom?"
Engeltje: „Van uit de hemel."
Boorwater: „Masa, zo ver ja. Apa
leuk daar in de hemel?"
Engeltje: „Tuurlijk. Leuker dan hier,
je kan daar lekker eten."
Castrolie: „Wat jij eten daar?"
Engeltje: „Niks. Je ruik alleen de
geur van de bloemen van de hele we
reld en je bent al kenjang."
Boorwater: „Masalah, dus je gaat
gewoon sedot en dan al?"
Engeltje: „Makkelijk toch, je hoeft
niet te puluk nasi en dan suap!" Ge
woon maar door ademhalen is ge
noeg."
Castrolie is intussen het meisje ge-
openging met Hamlet en De Koning
van Venetië, met Genoveva van Bra
bant en Aladin met de Wonderlamp, be
grijpt men welk een zegen Marie Oord
en andere Stamboel-stichters voor het
eenvoudige volk zijn geweest.
Tong-Tong is er trots op in dit Kerst
nummer deze vergetenen alsnog de eer
te doen toekomen, die hen toekomt.
Foto ontleend aan „Tempo Doeloe" van
E. Breton de Nijs.
naderd, neemt voorzichtig haar rech
terhand en ruikt er aan, waarop hij een
vies gezicht trok. Boorwater neemt nu
ook haar andere hand en ook hij doet
het eveneens en maakt een grimas, en
schudde dan zijn hoofd, terwijl hij zich
naar het publiek keerde zei hij: „Baoe
tahu-petis", waarop prompt daarop
Boorwater beaamt met te zeggen: „Ja
Als het brullend lachen van het pu
bliek is weggeëbd, ging het doek voor
het laatst op voor de opothese. Deze
zgn. „Tableaux vivants" behoren tot
het dessert van elke Stambul-uitvoe-
ring. In deze feeërieke schijn van het
Bengaalse licht zag men dan het gan
se gezelschap in diverse artistieke ar
rangementen op het toneel geschaard,
toegejuicht door het enthousiaste pu
bliek, dat onophoudelijk applaudiseer-
de en bis-bis riep.
Tenslotte zette de muziek het volks
lied in, het publiek was voldaan en de
spelers konden weer terugzien op een
vruchtbare avond.
12