GEDICHT .V/ Yfke. oooooooooooooooooooooooooooc SPEKKOEK 0 öooooooooooooooooooooooooooo 19 „Het lijkt zo lang geleden dat we met elkaar spraken," zei het meisje zacht. „Weet je nog die avond op de verjaardag van Hetty?" „Waar is Hetty nu?" „Dood," zei het meisje, „ze was ook niet sterk en in het kamp kon ze niets hebben. Jij ziet er zo sterk uit Reg!" „Tuurlijk," zei Reggy, „je moet zien hoe ze mij gebeukt hebben in het kamp. Kan niet kapot, onkruid vergaat niet, toch?" Hij lachte zijn welgemoede lach van de Indische jongen. „Weet je dat ik naar Nieuw-Guinea ga?" „Waarom niet naar Holland? Wij gaan naar Holland," zei Liesje, „voor Mam in de eerste plaats. Na Papa's dood wil ze liever zo gauw mogelijk terug naar Oma in Den Haag." „Adoe, ik geloof dat ik het nooit zou uithouden in Holland," zei Reggy, „te koud weet je Lieske. Je moet den ken zo'n Indische jongen als ik ge wend aan de hitte van Pasoeroean en Soerabaja, gewend met blote kaki's te lopen en dan sneeuw en ijs en de hele dag door schoenen anders verr sorry hoor, je van de kou. Kan niet geloof ik. Waarom ga jij niet naar Nieuw-Guinea?" „Ik?" Lies keek hem met grote ogen die een open vraag waren, aan. „Ik bedoel, je kunt toch als onder wijzeres gaan als je daar klaar bent met je studie of als verpleegster, of alsReggy probeerde haar blik te ontwijken, zoekend naar woorden. „Neen," zei Liesje ineens abrupt. „Niet naar Nieuw-Guinea, ik wil weg uit Indië. Het is hier allemaal even af schuwelijk, vol van alle ellende die ge weest is en nog komen zal. Weet je dat ik Indië soms haat?" „Och," zei Reggy, „haten doe ik be paalde dingen wel, maar het blijft toch je land? Misschien kom je later wel, ja?" x In de fijne bol van melkwit glas scheen net plaats genoeg voor het tafreeltje dat zich scheen af te spelen in een Hollandse huiskamer. Boeken, veel boeken op tafel. Zij verdiept in paperassen. Een ander meisje zwij gend rokend in een stoel bij het raam. „Ik snap niet waarom je Eric de bons hebt gegeven. Goede jongen, ik wou dat ie verliefd werd op mij." „Erie is een goede jongen, maar niet goed genoeg voor mij," zei Liesje kort, „beter dat ik het nu weet dan straks als het te laat is. Of we zouden er allebei een complex van hebben gekregen." „Ik zou me geen zorgzamer, atten ter man hebben kunnen indenken," zei Cora. „Jij, ja," zei Lies. „Je bent egoistisch en veeleisend," vond Cora. „Had je vroeger ook niet een vriendje, Reggy of zo?" „Reggy of zo zit in Nieuw-Guinea. Gaat hem goed hoorde ik. Reggy was ook niets voor mij. Te simpel, te een voudig. Ik moet met iemand kunnen praten, tegen iemand moeten opkijken. Reggy en Eric kan ik om mijn pink winden, immers?" „Dat valt misschien tegen als je eenmaal getrouwd bent," zei Cora. „Zo'n jongen houdt van je, adoreert je en wil alles voor je doen. Je hoeft niet alles te nemen. Je moet ook ge ven, dat verwachten ze in hun hart toch ook?" „Ach," zei Lies ongeduldig, „dat komt misschien nog wel. En zo niet, mij ook goed. Ik heb immers nog mijn studie die me zo bezig houdt? Ik heb een gevoel of de oorlog me kieskeuri ger, kritischer gemaakt heeft. En dan heb ik nu eindelijk de tijd aan mezelf, altijd teveel mensen om me heen ge had, mensen waar je voor moet zor gen, met wie je rekening moet houden. Dit alleen zijn is gewoon een verade ming!" „Ik zou er gek van worden," zei Cora. „Geen mens is geboren om al leen te leven. Alleen te sterven ja, maar leven? Zeg, mag ik even bellen beneden of Fred me komt oppikken?" x Bellen. Bellen. Bellen. „Er is telefoon voor u," zegt de hospita om de deur. „O, neemt u me niet kwalijk, heb ik u misschien wak ker gemaakt?" „Ik sliep niet," zei Lies met een blik op de kale, trieste boom op het ta feltje. Geen bollen, geen piek niets. Ze had wel geslapen. De kamer was toch wel erg koud. „Ik kom er al aan." Een nog koudere hal en de telefoon op het tafeltje. „Ben jij dat Lies? Ja? Raad maar wie dit is, ajo!" Er was maar één die zo „ajo" kon huis in Pasoeroean, Dij de fietstoch ten, de zwempartijen, bij de eerste dagen van de oorlog. En daarna, vóór het naar Holland gaan. „Als je geen plannen hebt, laten we dan samen Kerst vieren. Ik heb een boom." „Je bent niet getrouwd ja Lies? Wat, een boom?" hoorde ze de stem ver ward, vlug, achter elkaar zeggen. Boe kan main zeg een boom! Mooi ver sierd zeker ja?" „Heel mooi," zei ze kinderlijk, „met witte en zilveren ballen, héél mooi." Lilian Ducelle. zeggen, één die haar naam zo uitsprak. „Reggy! Waar zit je nu?" Niet meer onder de Papoea's hoor, allang niet. Allang terug hoor non. Maar ik ga misschien weer gauw weg, emigreren. Te koud voor mij. Maar ajo Lies, ik wil je zien, heb je num mer van Fred gekregen, toevallig hoor. Ik wist helemaal niet waar je zat im mers? Wat doe je met de Kerstdagen Lies?" „Niets," zei ze, helemaal niets. Een vreemd, warm gevoel van blijdschap om het horen van die stem, vervulde haar. Een stem die hoorde bij het witte Rondrijdende door de storm, de hele dag, werd dit gedichtje in mij wakker, en vanavond schreef ik het op. HET ANDRE LAND Achter licht, dat ik zó liefheb schijnt een ander, warmer licht Achter bomen, onze bomen wuiven dndre, verre bomen - - Achter stranden van de Noordzee weet ik altijd dndre stranden, Om mijn kleine kring van leven voel ik groter kringen beven - - En de takken, die bewegen groeten dndre, verre takken en de kleine, stille regen hoort een ruisen allerwegen. Machtiger dan 't eigen leven - - Wuif maar takken, ruis maar regen laat de droomlijn U omgeven met de kusten van een ander groter, warmer, rijker leven - - O O O O O O O O O O O O O O O O VERRAST Uw familie met de wereld- 0 bekende Q (van Oma Thio) Franco in Nederland f II,8 Franco Amerika p. zeepost f 15,8 KOKKIES Rijstwinkels o Witte de Withstr. 128 - Tel. 89438 0 Slotermeerlaan 125 - Tel. 130362 0 AMSTERDAM - W. O O P.S. Bestel tijdig, anders uitverkocht. 0 Wij verzenden over de hele wereld! O O

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1967 | | pagina 19