Plantaardige uitbundigheid in de Tropen
,,Lus je nog peultjes?" Dit is de
grootste peul ter wereld (van de tja-
ria). Wij uit Indië zijn overigens met
de peteh en de djengkol wel grote
peulen gewend. Voor de smulpapen
onder onze lezers: deze kanjeus is
helaas oneetbaar
vast naarmate men ruwer hakt. Men
loopt liever om de hindernis heen,
volgt na jaren nog de slingerpaden,
maakt zich liever elegant toegevend,
,,halus" van de haken los, men excu
seert zich voor de belediging van op
eten, ook bij menselijke verhoudingen
waarbij recht-toe-recht-aan het langste
duurt. Het zijn niet bliksem, vorst en
storm waarover men praat en waar
voor men vreest, doch het al-leven dat
heerst en dwingt, steekt en ziek maakt
- en dat in enkele jaren menselijke
bouwsels overwoekert.
Men mag het ontzag voor ander le
ven en zijn krachten zien als eerbied
voor leven dat niet essentieel van het
onze gescheiden is, maar ook als een
angst om de Orde te verstoren, een
zorg overgebracht op de orde in de
kosmos en de mensheid.
Het tropische woud, dat wij betre
den, is ook biologisch één samen
hangend, georganiseerd en gedifferen
tieerd geheel. Het is niet, zoals men
voor noordelijke wouden wel eens
zegt, botweg een verzameling van een
paar (daar winterharde) boomsoorten,
die elkaar moeizaam dulden en in
evenwicht houden of onderdrukken in
de strijd om het karige bestaan, waar
ze voor de bestuiving afhangen van
de wind. In zulke bossen van armoe-
depioniers leven geen echte vruchten-
etende en dus zaadverspreidende
dieren. Er zijn ook slechts gedurende
korte tijd (als de merels tegen de win
ter niets anders kunnen vinden als
voedsel) wat struiken met besvruchten
voor vogels. De eik (ontsnapt uit het
tropenwoud) dankt zijn povere ver
spreiding aan enkele vogels en eek
hoorns, die de droge vruchten voor de
winter opslaan en enkele voorraden
in de grond vergeten. Vele bomen en
kruiden moeten op de wind vertrouwen
voor verspreiding. Het tropenwoud
daarentegen heeft vele en grote vle
zige vruchten voor zijn permanente en
inherente vruchteneters. Dit brengt
zelden verre verspreiding, maar dat
hebben de oude aristocraten niet no
dig, ze laten hun direct kiemende
jonge generatie rustig wachten in de
buurt tot ze in een hiaat aan de beurt
zijn.
Het regenwoud bevat duizenden
soorten, soms vele soorten van één
geslacht, die elders elkaar altijd uit
sluiten. Er is daarom wel eens aan
doenlijk beweerd dat hier geen onder
linge „struggle for life" en selectie van
de beste soort zou heersen. Maar de
door Prof. Dr. L. v. d. Pijl.
De mens staat er kleintjes tegenover, hij gaat in de plantenweelde verloren, hij
voelt zich een passief onderdeel ervan.
Ik spreek over het geweldige regenwoud met zijn geweldige massa, tussen en
op de bomen, met zijn „horror vacui".
Dat weelderige zit hem niet alleen in de tropenwarmte, maar ook in de regen
en vooral in de continuïteit van het vocht. Er bestaan ook tropische savannen,
steppen en woestijnen - en bij sterke periodiciteit ook moesson-wouden (waarin
djati) die meer Europees aandoen.
In droger of kouder streken is de mens minder het onderdeel en meer de
heerser, die alles overzien kan en met vuur en mes bedwingen.
Daar kan hij koeien en paarden in
troepen onderhouden en zichzelf er
mee onderhouden, op een wijze die
we meer westers noemen. Hij kweekt
en vervormt, al zal hij zich nog oer-
Germaans geplaatst zien tegenover on
berekenbare, wilde natuurkrachten als
storm, bliksem en water. Maar hij
vecht er tegen, wil zelfstandig blijven
en de krachten door begrijpen en of
feren bedwingen.
De grasland-mens, gekomen na de
jager, staat met zijn koe vijandig te
genover het bos en zijn geesten. Voor
al Europiden, die van de koe afhingen
en deze verhouding verabsoluteerden
en ritualiseerden, hebben in de tropen
veel landschap verknoeid. De laatste
uitwas hiervan was het neerhalen van
bos (met tse-tse vliegen) voor hun hei
lige vleesleveranciers, terwijl er beter
angepaste antilopen aanwezig waren
(in Afrika).
Het zogenaamd oosterse in menta
liteit, zoals ook heersend in het oer
woudmilieu, is meer een aanpassen,
een zich inpassen in een onbedwing
baar geheel. Daar verstoort men de
orde niet, daar ziet men hoe alles sa
menhangt, daar is gewelddadig optre
den 'n gevaarlijke ruwheid. Eén ruwheid
en de natuur wreekt zich met wespen,
tijgers en slangen, de rotanzwepen
haken zich in het bos des te steviger
Toen ik bij de samenstelling van
dit kerstnummer vele ideeën en
mogelijkheden de revue liet pas
seren, dwaalde mijn oog onge
merkt ook over de planten, die
op mijn kantoor groeien: de my-
ana, de koffie, de thee, de bam
boe, de melati al mijn „adiks
fan toen froeher", die in dit
(geestelijk) klimaat en altijd bin
nenshuis even geketend leven en
nimmer volgroeid zoals u en ik.
Ik dacht aan mijn „vaderland"
en vanzelf kwamen mijn gedach
ten ook bij het vaderland van
deze planten: de onvergetelijke
Gordel van Regenwouden langs
de evenaar. Daar waar géén be
perking, geen besnoeiing en in
metseling is. En dus de grootste
bloemen en vruchten der aarde
groeien kunnen.
Een seconde later hing ik aan
de telefoon om professor van der
Pijl op te bellen voor een artikel
tje. Van der Pijl is ontegenzeg
gelijk onze grootste speurder in
de Tropische Natuur, befaamd
over de hele wereld. Maar hij is
daarnaast ook heel gewoon mens
en vriend. Hij begreep direct wat
wij wilden hebben, greep de pen,
en in een handomdraai was dit
verhaal geboren.
De Rafflesia, met een doorsnee van
bijna een meter de grootste bloem
ter wereld, groeit in het Sumatraan-
se oerwoud.