De dikste liaan ter wereld is de tja- het vignet verwerkt van de geïllu-
ria. Dit exemplaar stond in 's Lands streerde gids van deze wereldver-
Plantentuin te Bogor en is o.m. in maarde Tuin.
zaak ligt geheel anders: er is een on
derlinge samenwerking voor reproduc
tie in de tijd, elke soort heeft een eigen
rhytme in bloem en vrucht. Tezamen
onderhouden ze het interne, levende
milieu van dieren die bestuiven en za
den verspreiden. Zulk een geheel is
stabiel, er heerst „homeostasis" met
terugkoppeling. Het is ook als geheel
bestand tegen plagen, die er natuurlijk
bestaan, getuige het droevige lot van
de eerste Hevea-cultures in het eigen
vaderland (ZuidAmerika). Men haalde
daar de verspreide rubberbomen uit
het geheel weg, bracht ze samen in
monocultures, met verwaarlozing van
de ecologische samenhang.
Ik denk nu aan een aanplant van
dennen (Pinus merkusii) in Sumatra,
waar de westerse houtvester ze in mo
nocultuur uitzaaide. Hoewel het een
uitzonderlijke pionier uit een noor
delijk geslacht betrof, groeiden de
jonge planten slecht. Een mantri dacht
oosters, haalde wat halfwas Pinus
boompjes uit het bos en zette ze als
beschermde „ibu's" (moeders) tussen
de kiemplanten - die toen verder goed
groeiden.
We kunnen nu glimlachen om de
primitieve gedachte en tegenwerpen
dat er niets mystieks in zit, daar de
„moeders" slechts de noodzakelijke
grondschimmel aanbrachten. Maar toch
gaf de mantri een eerste ecologische
benadering van de samenhang.
In het gecompliceerde, organisme
achtige, geheel van het bos kunnen
verfijnde, late biologische relaties op
treden, maar ook archaische toestan
den blijven bestaan, die elders al ver-
Minder bekend, maar zeker ook een
„djagoer boekan main" is de Amor-
phophallus Titanum, een bloem die
groter wordt dan een mens.
dwenen zijn. Eens was er een tijd dat
er wel bloemen bestonden, maar nog
geen gespecialiseerde, bestuivende
dieren, alleen veel kevers.
De bloemen moesten deze uitbuiten
en bedriegelijk tot bezoek verleiden,
waarna zij ze meestal een poos vast
hielden. Er heerste toen in het bos een
concurrerende geur-reclame, zoals nu
voor de mens een neon-reclame in
winkelstraten. Geuren in de huidige
tropennachten (tjampaka, tjampaka se-
long) zijn daarvan een restant, al doen
nu ook meer moderne nachtvlinder
bloemen mee.
De primitieve Magnolia-achtigen (als
kenanga), de Victoria Regia met zijn
sterk-geurende reuzenbloem verleiden
en vangen nog steeds kevers, die op
een ander substraat echt voedsel vin
den en de bloem niet nodig hebben.
Daardoor zijn zulke bloemen tevens
afhankelijk van het levende geheel,
niet apart leefbaar. Een sterk staaltje
is ook de stinkende aronskelk, de
leuzen-kembang bangke (Amorpho-
phallus Titanum) van de Sumatraanse
bossen. Het gevaarte (2 m. hoog van
af de grond) is botanisch wel een
bloeiwijze, maar het fungeert als bloem
als een reusachtige keverval. De aas
stank lokt grote aaskevers, die de
bloemen bestuiven. De plant kan zo
doende alleen bestoven worden als in
het woud ergens echte kadavers voor
de juiste kevers zorgen.
„The biggest stinker in the world"
is een attractie in diverse horti. De
echt-grootste bloem ter wereld groeit
toch ook in het Sumatraanse bos. Het
is de Rafflesia, (bijna een meter door
snede) die ook afhangt van bedrog
door stank, ditmaal tevenover vliegen.
Hier speelt bij de grootte ook een
ander aspect mee, namelijk het para
siet-zijn op grote lianen. Een parasiet,
zelf gedegenereerd in normale bouw
en functies, concentreert zich (denk
aan de lintworm met zijn miljoenen
eitjes) geheel op uitbundige voort-
plantingskansen in zijn riskant be
staan. Misschien is de functie van de
dikke, vlezige massa van de bloem
deze, dat ze poogt zelf bij rotting vlie
gen te produceren voor zusters.
Ik sprak ook van moderne verfij
ning. Daarbij denk ik aan vogelbloe-
men, maar vooral aan de orchideeën
op boomtakken. Koop mijn orchideeën-
boek, Tjalie, en je zult zien dat dit
volmaakte uitbuiters van de maatschap
pelijke werkers in het geheel, de bijen,
zijn. Ze zijn physiologisch gesproken
geen parasieten op de bomen, slechts
epiphyten. Maar maatschappelijk ge
sproken, ecologisch gezien, zijn het
parasieten op het geheel. Ze hebben
anderen voor ondergrond nodig, schim
mels voor voedsel en zijn uiterst sexu-
ele uitbuiters, die de bijen, ontstaan
op andere planten, naar zichzelf ver
leiden. Veelal gebeurt dit met perver
se narcotica, met geraffineerd bedrog,
wijfjes of prooidieren of agressors na
bootsend.
Zo zie je, Tjalie, er komt veel los
als je begint over uitbundigheid in de
tropen. Je zag bij me thuis aan de
muur iets hangen, de grootste peul
ter wereld, bijna een meter lang, van
de tjaria (Entada). Je vroeg toen wat
te schrijven over uitbundigheid en
reuzen bij tropenplanten. Nu, deze
plant is ongetwijfeld de dikste liaan
ter wereld (omtrek tot 150 cm.) en
(met de rotans) misschien een van de
langste planten ter wereld met zijn
250 meter. Dat kan de plant preste
ren omdat ze op de gehele omringen
de vegetatie steunt als klimplant, doot
haar gewicht complete steunbomen
omknappend. De biologische beteke
nis van de houtige reuzenpeulen is
nog steeds niet duidelijk. Ze breken
in brokken en deze, zowel als de reus
achtige bonen drijven op water. Ze
komen tenslotte in zee terecht en
spoelen zelfs op Europese kusten aan,
23