Deze zeldzame en historisch belangrijke joto gemaakt in 1906) wisten we nog uit een bijna
vergeten familiebezit te redden en zo goed mogelijk te retoucheren. V.l.n.r. staande: Wim
Hunter en- Rudolf Hoogeveen; zittend: Mevr. Hunter - Portier en Marie Hoogeveen - Oord.
Het zijn maar weinig lezers die deze artisten in hun heel jonge jaren op de planken zagen
en nog minder realiseerden zich dat dit branie vrije geesten waren! Hunne namen zijn bijna
legenden geworden. Tong Tong is gelukkig ze nog eenmaal tot leven te mogen brengen.
ropa - weet dat dit soort mensen niet
losbandig of zedeloos hoefde te zijn.
Die heeft ook in Indië menig verhaal
kunnen beluisteren van enorme soli
dariteit en groepstrouw, en het royaal
en broederlijk delen niet alleen van elk
succes, maar ook elke armoede.
Wat de artisten in Indië betreft: wij
moeten in gedachten houden dat vele
van deze uit de armste lagen van de
maatschappij voortkomende jongelui
generlei onderwijs genoten hadden en
zelfs vaak nauwelijks Nederlands kon
den spreken, dus doodeenvoudig als
paria's hadden moeten sterven als zij
niet met grote trots en zelfstandigheid
verkozen hadden een vrij beroep te
kiezen.
LIEFDADIGHEIDSWERK
Het werk van Marie Oord, door de
oprichting van haar toneelgroep, is in
de kern doodgewoon liefdadigheids
werk geweest. Ze haalde de „Niets-
waardigen" uit hun gribusjes vandaan
en gaf ze de kans hun eigen brood te
verdienen. Al werd er op het toneel
van Komedie in het maleis geacteerd,
de jongelui kwamen althans bij de lei
ders in gezelschap van wie ze Neder
lands vlotter leerden spreken. Ze ont
wikkelden muzikaal en acteertalent en
leerden zich vrijmoediger en zelfbe
wuster onder de mensen te bewegen.
Vanzelfsprekend werd door deze
„vooropleiding" de deur geopend voor
vaste baantjes in de maatschappij. En
Marie Oord heeft de jongelui nooit
vastgehouden. Wie op de vele reizen
door Indië elders een baantje vond,
mocht altijd meteen „overstappen".
Tientallen artisten zijn als assistent-
snijvelder of schrijver op ondernemin
gen blijven hangen. Meisjes kregen
baantjes of konden een goed huwelijk
sluiten. Het verloop op Marie Oord's
personeelstaat is altijd enorm geweest.
Maar gelukkig waren er enkelen op
wie Marie Oord doorlopend kon ver
trouwen. Daar was op de eerste plaats
de eerste mannelijke acteur Wim Kra
mer, een artist „pur sang" die een
blonde Eurasische tot echtgenote had.
Verder tweede man Vredeveld en dan
nog zulke allround artisten als Smit en
Van Spree, die als acteur, toneelknecht
of techniker overal thuis waren. Smit
was getrouwd, maar toen zijn beide
dochtertjes begonnen op te groeien,
zei ook hij het toneel vaarwel om een
vast baantje bij het gevangeniswezen
te kiezen. Bij het toneel verdiende hij
f 4,50 per dag en bij het gevangenis
wezen maar 45,per maand, maar
„de burgereer was gered" en „boleh
makan pengsioen" Parijs was wel
een mis waard!
Maar zolang men dus nog geen baan
gevonden had, leefde men bij de Ko
medie zelfstandig en vrij. Overal waar
de Komedie kwam, werd door een
agent ruim tevoren een huis gehuurd.
Daar trok men dan met het hele gezel
schap in. leder kreeg een eetgeld van
veertig cent per dag (en dat was ruim
vijftig jaar geleden banjak veel!) en op
de avonden van de uitvoeringen kreeg
ieder een daggeld variërend van 1,
voor de kleinere klusjes en rollen, tot
5,voor de betere functies.
MARIE START ZELF
Marie Oord's liefde voor het toneel
kreeg ze eigenlijk van haar man, Rudolf
Christiaan Hoogeveen, met wie ze op
haar 17de jaar in het huwelijk trad. Ma
rie's vader, Thymen Oord, was een
boezemvriend van Rudolfs vader, Pe
ter Hogeveen. Beiden waren totoks en
Knil-wapenbroeders. Rudolf had het
toneelvak geleerd bij de Hunters, bij
wie hij regisseur was. Toen Hunter's
Stamboel verliep, besloten Rudolf en
Marie met 2.000,geleend geld zelf
een toneelgezelschap te stichten en
dat werd dus de „Indo's Komedie Ver
eniging „De Eendracht". Rudolf Hoge
veen ontpopte zich als een prima ma
nager. Marie was altijd de leidster van
de muziek- en toneelgroepen en zelf
eerste actrice.
Gebouwen die men huren kon, be
stonden toen niet of waren veel te
duur. De gang van zaken was deze:
een aannemer bouwde voor hen een
keet van bamboe en atap, ongeveer 40
bij 50 meter. Die werd bij een vooraf
aangevraagde vergunning gebouwd
voor een bedrag van 300,op een
daartoe bestemde plaats, b.v. de hoek
van het Koningsplein te Batavia die la
ter het Frombergpark werd, of de hoek
van Molenvliet Oost en Mangga Besar,
waar later het Thalia Theater zou ver
rijzen of op Kwitang aan Gang Listrik
(we spreken nu van omstreeks 1904-
1905; Marie Oord werd geb. op 17 au
gustus 1886). Afspraak was altijd dat
na afloop van de voorstellingsperiode
het bouwmateriaal teruggenomen zou
worden tegen een flink bedrag. Het
„gebouw" werd geleverd met een pri
mitief toneel en dat was alles. Wat
meer bijgebouwd moest worden aan
schutsels, kaartenhokjes, kleedkamer
tjes etc., werd zelf aangebracht. In
haar beste tijd had Marie Oord een
f.
5