EEN VREEMD AVONTUUR
IN DE BERGEN
Paarlen van de
Islaam
VERMAAT ZONEN
maandagochtend
kijkochtend
Wij woonden in Djocja en gingen
iedere vakantie naar Kalieoerang, een
half uur er vandaan aan de voet van
de Merapi. Het was een ideaal va
kantieoord, waar de kinderen zich kon
den uitleven en waar regelmaat taboe
was, zoals de maaltijden, die altijd in
de grote tuin werden genuttigd. Het
huis was zeer geriefelijk en de on
metelijke tuin leek een sprookjesbos
met een groep dennebomen, waar In
dianen en cowboys elkaar konden be
vechten met pijl en boog, wat geen
kwaad kon. Hier geloofden de kinde
ren, dat er kabouters woonden en
plotseling zouden kunnen komen om
zoals in „Sneeuwitje" te voorschijn te
komen om hout te hakken.
Iedere dag weer ging heel Kalie
oerang naar het grote zwembad met
pierebak waar ook ik met mijn drie
zoontjes steeds te vinden waren. We
zwommen dan een poosje en gingen
even met een handdoek om op een
bankje zitten om wat te snoepen om
er dan weer in te springen, want het
water was er wel koud, maar zó heer
lijk dat het moeite kostte er weer uit
te komen. Maar als we dan genoeg
hadden van het zwemmen, kwamen we
er uit en wandelden naar huis, waar
een kopje thee met dagelijkse snoe
perij wachtte zoals ketan met klap
per en goela djawa of pisang goreng
of iets dergelijks. Dikwijls ook gingen
we een heel eind de berg op, maar
kwamen terug als er mist kwam op
dagen, want dan kon je wel eens ver
dwalen.
We kwamen er dan nooit iemand
tegen, behalve soms een man en
vrouw, die van het ene dorp naar het
andere gingen. Ze groetten ons dan
altijd beleefd en vriendelijk en vroe
gen waar wij heen gingen, of waar
schuwden ons, dat er een tijger in de
buurt was geweest, die een geit of
hond had geroofd. Maar nooit was er
een kwaadwillige geweest, die ons be
lette verder te gaan of bedoelingen
had. Zó was ons Indië, we hoefden
nooit bang te zijn voor de bevolking,
die toen nog zo goed en betrouwbaar
en primitief was. O, zalig Indië, wat is
het toch intens jammer, dat alles zo
veranderd is. Wat zou het nu een uit
komst zijn geweest, als iedereen er
zoals vroeger een goed bestaan had
gevonden. Wat een mooie jeugd en
goed leven hebben we er gehad en
wat zouden onze kinderen en klein
kinderen er genoten hebben van de
vrijheid en de ruimte, die hier ver te
zoeken zijn. Enfin, c'est passé, les
jours de fête. Dit komt nooit meer
terug.
En zo gebeurde het eens midden in
de week, dat mijn man „beneden
bleef voor zijn werk om het weekend
bij ons rust en koelte te vinden, dat
ik vroeg in bed lag (het zal ongeveer
half tien geweest zijn), nog geen slaap
had en zo maar lag te kijken, toen ik
vóór mijn slaapkamer op het terras
zacht hoorde praten en een licht op
het slot werd gericht. Ik sloop voor
zichtig naar de deur en zag daar drie
mannen gehurkt met een zaklantaarn
bezig het slot te bekijken. Ik schrok
zó hevig, dat ik over mijn hele lichaam
beefde en meteen schreeuwde: „Sapa
itoe! Ajo, lekas pigi nanti saja bedil
loh, lantas lepasken andjing galak.
Ajo pigi, lekas! Ati-ati." En de drie
mannen liepen dadelijk gehoorzaam
weg al roepende: „Saja, doro, saja
soeda pigi."
Ik vond dit wel vreemd, maar mijn
angst bleef. Toen ze naar de weg lie
pen, die boven het huis verder ging,
rende ik naar de bediendenkamer, die
in de tuin was en riep kokki en baboe
binnen, want ik durfde niet meer alleen
in huis te blijven. Ze kwamen dan ook
direct met hun petroleumlampje en
hun hele hebben en houden en waren
ook geschrokken. Ik was wel brutaal
geweest om te schreeuwen, dat ik op
ze zou schieten of de hond op hun zou
loslaten, maar ik had noch het een
noch het ander. Ik stond daar nog als
een rietje te beven, toen de kinderen
uit hun bed kwamen en met slaperige
ogen vroegen wat er toch was. Ik stel
de hun gerust, maar was zelf nog niet
overtuigd dat er geen kwaadwilligheid
in het spel was.
Mijn oudste zoontje van elf jaar zei:
„Ga jij maar slapen hoor mam, ik zal
wel waken, ik kan best wakker blij
ven, want dat heb ik als P.L. (patrouil
le-leider bij de padvinders) wel ge
leerd." Hij kroop wel bij me in bed
zoals altijd de kinderen om de beurt
mochten als plaatsvervanger van hun
vader en wat steeds een heel feest
was. Hij lag op zijn buik de weg af te
kijken door het raam, waarbij hij lag.
Maar we lagen beiden nog lang wak
ker, tot mijn kleine held het niet lan
ger kon uithouden en ook hij insliep.
De volgende dag belde ik mijn man
op om het verhaal te doen en om een
waker te sturen, maar mijn man lachte
me uit en zei, dat ons vakantieoord
zo rustig was en de bevolking nog zó
goed was, dat ik heus niet bang hoef
de te zijn.
En zo was ik weer rustig en bleef
dit, tot een week later ik weer zo vroeg
in bed lag en plotseling een groot
licht in de kamer zag. Ik dacht: daar
zijn ze weer, het is hun de vorige keer
niet gelukt en nu komen ze terug."
Mijn hart klopte in mijn keel, toen ik
voorzichtig naar de deur liep en het
gordijn wat opzij deed. En wat ik toen
zag, deed me hardop lachen, want het
was volle maan en die scheen helder
de kamer in. Maar geen zachte stem
men werden gehoord. Ik kroop gauw
weer in mijn warme bed en sliep ver
rukkelijk. Tableau!
Later hoorde mijn man van de huis
baas, dat hij altijd een waker voor zijn
huis had, die iedere avond even langs
moest komen om te zien, of er geen
onraad was.
F. L. Aartsen-Dessauvagie.
HET GEBED VAN DE HERDER
door Jelal ud-Din Rumi
Mozes zag een herder op de weg,
die bad: "O Heer, Die kiest naar Eigen
Wil,
Waar zijt Gij, dat ik U moge dienen en
Uw schoenen moge herstellen en Uw
haar kammen?
Dat ik Uw kleren moge wassen en Uw
luizen moge doden en U melk brengen,
O Aanbiddenswaardige;
Dat ik Uw handje moge kussen en Uw
voetjes moge wrijven en Uw kamertje
moge vegen voor slapenstijd."
Toen Mozes deze dwaze woorden hoor
de, sprak hij: "Man, tot wie spreekt
gij?
Wat een gezwets! Wat godslastering
en geijl! Stop watten in Uw mond!
De vriendschap van een dwaas is
waarlijk vijandschap: de Hoge God
heeft zulk een dienst niet van node."
De herder scheurde zijn kleed,
zuchtte, en vertrok naar de wildernis.
Toen kwam tot Mozes de openba
ring: „Gij hebt Mijn dienaar van Mij
gescheiden. Waart gij als profeet ge
zonden om te verenigen, of waart gij
gezonden om te scheiden?
Ik heb aan een ieder een eigen ma
nier van aanbidding gegeven; Ik heb
aan ieder een specifieke uitingsvorm
gegeven.
Het idioom van Hindustan is uitne
mend voor Hindus; het idioom van
Sind is uitnemend voor Sindis.
Ik kijk niet naar tong en spraak, Ik
kijk naar de geest en de innerlijke ge
voelens.
Ik kijk in het hart om te zien of het
nederig is, zij het dat de geuite woor
den niet nederig zijn.
Genoeg van frasen en verwaandhe
den en beeldspraak! Ik wil het bran
den, het branden; Maak U het bran
den eigen!
Steek in uw ziel het vuur van liefde
aan, brand alle gedachten en uiterlijke
vormen weg!
O Mozes, zij die de conventie ken
nen behoren tot het ene soort, zij wier
zielen branden tot het andere.
De godsdienst van liefde staat apart
van alle godsdiensten. De minnaren
Gods hebben geen godsdienst dan Al
lah alleen. N.A.
Juweliers - Horlogers
3x Den Haag
THOMSONPLEIN 18
10