ONTMOETINGEN 9 Wanneer ik een Tong-Tong-nummer gelezen heb, verval ik meestal in ge peinzen. Mijn gedachten gaan dan te rug naar het land, dat, laten we eer lijk zijn, wij geen van allen kunnen ver geten. Dan denk ik vaak, zijn de In dische mensen in Holland echt zo an ders, dan ze in Indië waren? Zijn ze zo bekrompen, als de heer H. Reme- zond (T.T. no. 7, pag. 17, Harde Waar heid)' ze typeert en hij er dus „djen- kei" van wordt? Ik kan, gezien de ervaringen, die ik opgedaan heb, dit niet geloven. Graag wil ik er, laat zeggen drie opsommen. Een paar jaar geleden ging ik van uit Den Haag per trein naar een plaats iri Noord-Limburg. In één van de cou- pé's zie ik, verscholen achter een krant, een Indische heer zitten. Prompt ga ik tegenover hem zitten. Zelf ben ik een totokse uit Indië, de aanval komt dus meestal van mijn kant. Toen de trein eenmaal reed, nam ik een si garet en vroeg met een schijnheilig gezicht: „Meneer, heeft U misschien een vuurtje voor me?" (ik had min stens v.jf doosjes lucifers in mijn tas). ,,G, ja natuurlijk mevrouw." Ik kreeg het vuurtje, vertelde meteen dat ik ook uit Indië kwam, het contact was er. De reis duurde drie uur, wij zwier ven samen heerlijk langs de gordel van smaragd. Op een gegeven moment, drong het tot mij door, dat er een plaatsnaam was afgeroepen. „Waar zijn we eigenlijk?" vroeg ik. Hij noemde de plaats, waar ik er uit moest. ,,Fe- rèk seh, ik moet hier uit!" (Sorry, ik zei het heus). De conducteur blies al, ik rende de coupé uit en kon nog net op het perron springen. Je loopt dan met een lach op je gezicht en bent erg opgewekt. Het tweede avontuurtje ging zo. Ik kom in Leiden op 't perron en zie net de trein naar Den Haag voor mijn neus wegglijden. Soedah, pech gehad. Ik kijk rond en zie een Indische dame staan. „Was dit de trein naar Den Haag, mevrouw?" vroeg ik onschuldig, hoewel ik het duvels goed wist „Ja, jammer ja, we hebben hem net ge mist", antwoordde ze. „Och", zei ik „waarom jammer, gaan we toch gezel lig minoem kopie samen". Verbaasd kijken, prettig praten, met de zesde trein na de gemiste eindelijk naar huis. Onbelangrijk voorvalletje Tjalie? Niks hoor, heel belangrijk, want die beho ren tot de kleine vreugden des levens. En nu mijn derde avontuur. Word je al tjapé van het lezen? Ik schrijf toch nog even door. Het ging n.l. zo. Een gure herfstdag in november. Ik kom in de wachtkamer bij de tand arts. Stikvol. Doodstil. In de hoek zit een Indische heer. Ik neem olaats naast hem, kijk eens rond en denk: „Lieve hemel, dat duurt nog minstens een uur, eer ik aan de beurt ben." Weet je wat, ik ga een briefje schrij ven aan mijn buurman en in mijn mooi ste pasar maleis schrijf ik: „Dinegeri dingin saja tida senang. Orang semoea moeka assem. Brangkali dija tida bi- sah ketawa". Ik geef het aan mijn buurman, die bekijkt het, en tot mijn grote schrik begint hij knalhard te lezen: „In het koude landIk rukte het uit zijn hand en riep: „Niet doen, ik ben óók van daar!" „O," zei hij, „ik dacht, dat ik het voor U moest vertalen!". Wij hebben er samen hartelijk om gelach en en voor ik het wist, zat ik in de martelstoel, het uur was omgevlogen. Dit zijn dus enige ervaringen, die ik met Indische mensen heb opgedaan. En nu zou je kunnen vragen: „waarom doe je dat, of, hoe durf je zulke din gen te doen?" Het antwoord kun je vinden in het tweede stukje van de heer Remezond. „Omdat wij schepen zonder thuishaven zijn geworden." Bij Indische mensen weet je, wij hebben samen iets gekend en gehad, en op dat punt vinden wij elkaar. En daarom zou ik willen vragen, Tjalie, kunnen wij niet voor een „thuis haven" zorgen? Kunnen we niet een „soosje" oprichten, waar we eens krontjongmuziek kunnen horen, wat dansen of gezellig (en pittig) babbe len? Ik zou de Tong-Tongers dit wil len vragen, werk hier aan mee. Hang toch niet eeuwig voor de T.V., maar durf er eens op uit te trekken en maak wat plezier in het leven, je hebt er maar één! Ik eindig deze brief met het laatste couplet van Dirk Witte's „Mens durf te leven!" „Het leven is heerlijk het leven is mooi, Maar vlieg uit in de lucht en kruip niet in een kooi. Mens durf te leven! Je kop in de hoogte, je neus in de wind, En lap aan je laars, hoe een ander het vindt! Hou een hart vol van warmte en van liefde in je borst, Maar wees op je vierkante meter een vorst! Wat je zocht, kan geen ander je ge ven, Mens durf te leven! Tjalie, tot zover. Misschien één van de gekste brieven, die je ooit ontving. Hartelijke groeten enmisschien tot ziens op de „SOOS"! Njonja Branie. (Pas als Njonja Branie een soos zou willen oprichten, zou ze kennismaken met de categorie die Remezond be doelt. Want als wij van nature zo vlot en constructief waren, zouden er al minstens vijf Indische Sociëteiten in Holland zijn, toch? Als het bij korte ontmoetingen blijft, zijn Indische men sen inderdaad minder stijf dan Neder landers van hier. Maar als het op be stendiging en creatie gaat, gaat bij ons gauw de lamp uitRed.) PIET VAN VLIET of min tok, tok-an. De meeste lezers zijn wel bekend met de boeroeng tjoelik en de meesten krijgen een huiverig gevoel als zij die roep van deze vogel horen, maar is het U bekend dat de Piet van Vliet ook een min of meer beruchte naam heeft? Als de kampongbewoners deze vogel horen: tiet toet toeiët dan zeggen ze meestal om de vogel te verjagen en om onheil te voorkomen: tiet toet toeiet damar mati moeliko Petroek nanggap wajang dermo ngantoek tandak ilang (de lamp gaat uit, ga naar huis, Petroek huurt een wajangvertoning, de manager heeft slaap, de danseres is weg). De kampongjeugd maakt er wat anders van, b.v.: Min tok tokan Saridin tabokan (Min geeft een djietak, Saridin geeft een klap). De Europese jeugd maakt er Piet van Vliet van. Weet U ook dat deze zelfde vogel dezelfde leg-eigenschappen heeft als de koekoek nl. dat hij in andermans nest zijn eieren legt. Bij voorkeur in het nest van de boeroeng djèndèt? E. A. Gast ONZE IDEEëNBUS De lezer zou het niet denken, maar onze map met ideeën van lezers (voor handelsobjecten door Tong Tong te fa briceren) wordt steeds voller. Men houde ons ten goede dat wij deze brieven niet beantwoorden (werkelijk té veel werk!), maar geven U de ver zekering dat we er wél de volle aan dacht voor hebben. Ettelijke ideeën zijn "op het eerste gezicht" al niet uitvoerbaar, niet omdat ze niet goed zijn, maar omdat ze te duur zijn. Zo b.v. alle aanbevolen druk werk in meerdere kleuren. Dit druk werk is zó duur, dat uitvoering alleen mogelijk wordt bij orders van vele tien duizenden of honderdduizenden of miI- lioenen. Die goedkope kerstkaarten bv. worden gemaakt in ontzaglijke oplagen en daardoor kan de prijs per stuk laag worden. Maar diezelfde briefkaart in een oplaag van b.v. 5000 zou krank zinnig duur zijn. Helaas is onze abonneekring erg klein. En daarbuiten zijn wel méér In- dischgasten (een half millióen wel!), maar die zijn al "parantos assimilir" en daar verkopen we dus niets aan. Toch blijven we naar gaatjes zoeken. Houd even goede moed als wij!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 9