De Indische Minstreel V V Mè blè mè blè!!!l V Voor deze rubriek hebben we gelukkig van vele zijden inzendingen binnen gekregen. Indisch "dichtwerk" en het Indische lied bewegen zich op alle denk bare en ondenkbare terreinen, soms bijzonder verdienstelijk, soms stuntelig, maar altijd met liefde en vrolijkheid. Daarom heeft het weinig zin om te cate goriseren, maar plaatsen we elke keer een willekeurige "waaier" van mogelijk heden. Als er op bepaalde verzoekjes geen antwoord gekomen is, wacht dan nog wat. En als er niets komt, hebben we doodeenvoudig niets gekregen. In deze rubriek bieden wij U gewoon alles aan wat wij hebben. We beginnen alvast met een tweetal liedjes, ons door "Koe- tilang" toegezonden, door haar op de Fröbel Kweekschool in Bandoeng ge leerd, ontstaan door leerkrachten die niet passief Hollandse liedjes over ap peltjes of molenwieken overnamen, maar er "eigen" teksten voor maakten voor Indische kinderen. En die in deze vertrouwde vorm een eigen dierbaar heid en onvergetelijkheid hebben ge creëerd, die velen zich nog graag zul len herinneren: DE KOETSIER Ho, koetsier, zeg luister even Houd je paardje even stil Want ik wil graag van je weten Of je mij ook rijden wil. O, jawel als 't niet te ver is want mijn paardje is ivat moe moet je soms nog naar de kotta daar kan ik niet meer naar toe! Neen, zover hoeft 't niet te wezen Breng me naar de passar, man Want ik heb er veel te kopen Dat ik hier niet krijgen kan! Stap maar in ik zal je brengen voor niet meer dan twintig cent 'k laat m'n paardje lustig draven dat je er in een wipje bent. DE ASEMBOOM De wind waait door de asemboom en schudt en buigt zijn takken de vruchten vallen op de grond een ieder kan ze pakken. En al de kind'ren uit de buurt zijn om de boom te vinden zij vullen gauw hun zakken vol met bruine tamarinde. Een enthousiast verzamelaar van In dische liedkunst, V. N. Moens gaf ons de volgende Indische versies van be kende liederen: TJOH EN DE BANANEN Overal, waar ik maar kom, hoor ik. bananas. Kinderen met grote drom, roepen langs de weg, In de kampong of in straat, waar ik ook maar haat. Si Jan, Si Peng en Si Piet, die zingen saam de lied: Wah, islerniet bananas, isterniet bananas met chem. Bananas en djeroek, njang rijp en njang boesoek, Itoenja hij smaak zo fijn. Isterniet oeang, ik ken wel oetang, Njang rijp ik zal wel boeang. Wah, isterniet bananas, isterniet bananas met chem. Riekie van de H.B.S., zij is smoor perliep; Met Si Piet zij heeft gevrijd, hij is haar hartediep. Op een avond hij betrap; hij deruit betrap, Hij met Riekie der vandoor, zij zingen saam de koor: LA PALOMA Nina, het uur van scheiden breekt ras voor ons aan, Nina, ik moet licht ver hier vandaan. Een bede: Ach Nina, vergeet-verlaat mij niet) Mijn eed is mij dier, die gij mij toen) 2x zweren liet. Wacht dan, Nina, al zijn wij aan het scheiden, ja... Al zijt gij ook ver van mij en ik ook ver van U. Vaarwel Nina, vaarwel, mijn toet. Ween niet, mijn kind, helaas, het moet, Van tranen moe, wens ik U nu de la Paloma toe. G. H. Bartman stuurde ons twee ge dichtjes toe van onbekende herkomst, compleet met de "petjoek-uitspraak" waarmee ze destijds gezongen of ge citeerd werden en die zelfs nu nog hun blijde ironische waarde hebben: DE FLAH Morhen, morhen ben ik jareh, Wat f erlang ik naar die dah! Weetje wat ik dan sal krijhen? Tis'n hele hroote flah! Dan ha ik soldaatje spelen, En roep "LEVE WILLEMIEN" Safens komen al mijn vrienden Om mijn speel hoed te haan sien!!!! DE FOOHEL Was ik een foohel kien. Ik sou hier niejt will'n sèn Ik flooh oofer hèh en stèh, Fèrwèh, fèrwèh!!!! Mar nou ik heen foohel ben, En ook niejt fliehen ken, Maak ik met boek en lè, DE SCHOONSTE Onze gezellige Pim Eysinger (Toetoe Pam van de Pasar Malam weetjewei) stuurde ons dit liedje toe, waaruit blijkt dat de liefde van de man vaak juist niet uitgaat naar het blanke meisje, maar naar het donkere: Koening-koening, Nona-koe, si boeah moendoe Kalau die makan, adoeh, rasa-nja linoe Kalau didjoeal, soesah-lah tamtoe Sajang-sajang toean, tida bisa lakoe. Hitam-hitam lah Nona, Si boeha manggis Kalau di makan, adoeh rasa-nja manis Kalau didjoeal, tamtoe lah laris Boleh tjoba, toean-koe, sebentar habis. Waarin dus het gele (lees: blanke) meisje wordt vergeleken met de zuur- wrange moendoe-vrucht; als je erin bijt, doen je tanden pijn (linoe). En bij het te koop aanbieden zijn ze niet gewild. Het donkere meisje daarentegen wordt vergeleken met de manggistan, die zoet smaakt en er grif in gaat (laris). Probeer maar, mijnheer in een wip zijn ze opl HERKENNINGSTEKEN In 1938 met verlof in HOLLAND zijnde, nadat mijn tweede "turn" erop zat stond ik op zekere dag achterop een tram te ROTTERDAM. Mijn gelaatskleur had de bekende grijs- blauw-groen-bruine gemengde nuance, karakteristiek voor verlofgangers na langdurig verblijf in de tropen, vooral in een HOLLANDSE koude winter. Tegenover me stond een meneer; grijze jas en deukhoedje van dezelfde kleur op het hoofd, een net-gekleed, eenvoudig man. Het viel mij op, dat mijn overbuur me op nogal brutale wijze stond "op te nemen". Ik keek eens, duidelijk-kritisch terug. Hierop reageerde hij met een vrien delijke grijns, vergezeld van een groet: Móóóóóge, meneer." "Móóge, meneer," groete ik terug. Daarop hij: "Oók in INDIë geweest?" Ik: "Ja, hoe weet U dat?" Hij: "Nou, zeg. Ik ben d'r óók qe- weest. Twaalf jaar. Tweemaal getekend bij het K.N.I.L.; een beste tijd. En toen ik terugkwam had ik precies zo'n smoeltje as U nou." LODEWIJK 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 10