gaan nontonnen zo lang wij wilden.
Ik had nog nooit eerder een olifant
liggend op zijn zij zien slapen; in de
regel doen zij dit staande geleund te
gen een boom.
Af en toe ging de slurf de hoogte in
Die deugniet lag in zijn slaap nog
denkbeeldige koffieboompjes uit te
trekken en weg te slingeren.
Toen ik mij omdraaide om te kijken
waar de drager was, zag ik dat hij
moeite deed om een niesbui te onder
drukken, doch tevergeefs.
Achmat, de drager, daverde en met
een sprong stond de solitair overeind.
Hij was klaarwakker en stond met het
front naar ons toe, de richting van
waaruit hij het geluid gehoord had.
Hoog torende hij boven ons uit, de
oren wijd uit, de slurf in de hoogte
al heftig snuivend de lucht afzoekend.
Wit blonken de grote slagtanden. Hij
was gereed voor de aanval en met een
luid getrompet wilde hij hiertoe over
gaan. Doch ik was hier op voorbereid
en schoot.
Met een doffe dreun viel de kolos,
rottan, lianen en boompjes met zich
meesleurend.
Het bleek dat van zijn staart door één
of andere oorzaak slechts een stompje
was overgebleven. Ik had "Si Boen-
toeng", geveld, een kwaadaardige soli
tair, die berucht stond om het dood
trappen van twee ladangbewoners, het
aanbrengen van grote schade aan op
het veld staande gewassen en het om
ver gooien van ladanghuisjes. De tan
den hadden een lengte van 1.65
meter en wogen 62 kilo.
Helaas kan ik geen foto's of films van
al mijn jachtavonturen tonen; ik ben
alles in de oorlog kwijtgeraakt.
K. Greeven
HERINNERINGEN AAN DE
LEDEBOERS.
Met belangstelling heb ik de beide
artikelen gelezen, die in Tong Tong
zijn verschenen over Aat en Bernard
Ledeboer, de beide befaamde planters
en jagers. Ik weet van hen veei te ver
tellen, daar ik in het begin der twin
tiger jaren als afdelingsemployé op
Wadoeng West werkzaam was. Wa-
doeng was een moeilijk land en Aat
Ledeboer een nog moeilijker baas (en
eigenaar). Het werken was daar toen
in mijn oog een beproeving, maar la
ter heb ik het een voorrecht gevon
den, want men kon er zeer veel leren
en aan die leerschool heb ik waar
schijnlijk mijn latere vrij snelle promo
tie te danken gehad.
Bernard had op Wadoeng een huis
je, dat niet zoals in het artikel over
het schieten van de tijger wordt ge
suggereerd primitief was, maar wel
klein. B. kwam er zelden en het be
wuste huisje is lange tijd bewoond ge
weest door een jonge employé, Groot-
hengel, een neef van de Ledeboers.
Bernard heeft voor de ontwikkeling
van het Yang-plateau zeer veel ge
daan. De herten waren omstreeks '20
vrijwel uitgeroeid en van bos was ook
niet veel meer over. In 1937 heb ik er
nog eens een bezoek gebracht en toen
bleek de herbebossing een verrassen
de omvang te hebben gekregen en de
hertenstand bedroeg ongeveer 700
stuks. Tegen ongewenste bezoekers
trad Bernard streng op. Ik herinner mij
hoe een Landvoogd bij een bezoek
aan de Oosthoek, ook de Yang zou
bezoeken, maar Bernard was hierin
niet gekend. Toen hij dan ook bij
thuiskomst op de Yang koelies onder
leiding van een mantri bezig zag een
optrekje voor de hoge bezoeker te
bouwen stak hij het hele geval in
brand, verjoeg de koelies en nam het
geweer van de mantri in beslag.
Beiden waren befaamde en koel
bloedige jagers. Op een tocht door
de binnenlanden van Sumatra werd B.
gebeten door een giftige slang. Medi
sche bijstand was niet spoedig te
krijgen en B. sneed de beetwond open,
gooide er kruit uit een paar jachtpa
tronen in en brandde de wond uit. Hij
redde zo zijn leven, maar hield er een
lelijk litteken van over. Hij is in de der
tiger jaren in Tanganyka jammerlijk om
het leven gekomen op olifantenjacht,
toen hij door een dikhuid werd over
vallen en in de grond gestampt.
Aat bepaalde zich tot het beheer
van Wadoeng West. Tjelengs kwamen
er veelvuldig voor, panters sporadisch
en Ledeboer was er helemaal niet op
gesteld, dat een employé een panter
schoot. Ik was eens zo vermetel en
kreeg toen te horen: „Jij hebt hier een
goed salaris (hetgeen waar was), maar
dan moet je van mijn panters afblij
ven". Dat de tjelengs op de hevea-
pitten afkwamen is niet juist, want de
rubbercultuur werd er niet bedreven.
Wadoeng was een koffieland, maar de
tjelengs waren afkomstig van de aan
grenzende onderneming Kali Telepak,
waar toen de heer Isaska administra
teur was.
W. CHR. DONRAADT
TRIVIAAL
"Het is jammer dat je in je artikel
"Kilroy was here" die vermaledijde
handdoeken erbij gesleept hebt. Het
stuk zelf was filosofisch van heel
diepe en originele waarde, en zoals
gewoonlijk voortreffelijk geschreven.
De zijlijn naar de handdoeken was
rechtuit triviaal." M.S.
Dit is geen handigheidje: maar ook
trivialiteit heeft zijn filosofie. Ik heb
vaker opgemerkt dat Indische mensen
graag "zweven" zonder te blijven be
seffen dat ook de gelegenheid om te
zweven een centenkwestie is. Daarom
kan ik er soms niet aan ontkomen om
die ver uiteen liggende eindjes onver
wachts aan elkaar vast te knopen.
Maar ik zie in dat het niet "patoet" is
en zal deze fout niet meer maken.
T.R.
CHINEZEN EN WIJ
„Als iemand moeilijkheden heeft hei
pij wij elkaar. Chinezen lossen al hun
problemen zelf op", aldus vertelt J.
C. P. Koo, voorzitter van de Chinese
Bond (en ereburger van Heerlen) in
een uitgebreid artikel in de „Telegraaf
van 22 januari.
„Heel veel Chinezen hier zijn familie
van elkaar, omdat onze familiebanden
veel verder gaan dan die van de Euro
peaan. Bij jullie zijn vader en moeder
en broer en zus familie, maar bij ons
ook neef en nicht en achterneef en
overgrootvader en als die in moei
lijkheden zijn, dan zorgen wij voor ze,
dat is voor Chinezen een volkomen na
tuurlijke zaak".
Een restauranthouder, die in moei
lijkheden zit, gaat naar zijn concurren
ten in dezelfde stad, misschien zelfs in
dezelfde straat, of hij vraagt financiële
bijstand aan zijn personeel en van alle
maal krijgt hij zonder enig omhaal,
zonder schuldbekentenis, zonder dat
er eigenlijk een woord over wordt vuil
gemaakt, een paar honderd of een
paar duizend gulden te leen. En met
dezelfde stiptheid als gold het De Ne-
derlandsche Bank betaalt hij zijn, ner
gens zwart-op-wit staande- schuld af.
„ik heb nog nooit een geval meege
maakt waarbij een Chinees zich niet
aan zijn woord hield", aldus een Haags
advocaat die veel Chinezen terzijde
staat. „Als er moeilijkheden zijn, dan
zijn het altijd Nederlanders die probe
ren Chinezen op te lichten, nooit an
dersom".
Tot zover de „Telegraaf".
In onze grote Indische familie stelt
men zich vaak de vraag waarom ook
wij niet meer solidariteit kunnen op
brengen. We hoeven maar ieder in
onze eigen kring rond te kijken om te
weten hoe onoverbrugbaar vele onder
linge ressentimenten in onze groep
blijven. Ook onder Chinezen zijn on
getwijfeld aversies en veten, maar
DAARNAAST blijft men elkaar altijd
bijstaan. Daarom kan zo'n kleine mi
noriteit als de Chinese gemeenschap
in Nederland in leven blijven en zelfs
in hoge mate zelfstandig en produktief
zijn, terwijl de Indische groep kansloos
verloren gaat.
Het geheim is NIET selectie, maar
harmonie. Want nimmer kunnen wij in
welke maatschappij ook de verkeerde
elementen volkomen uitroeien. Het gaat
er om: wie goed is, BLIJVE goed. Ook
tegenover verkeerden. Wie bezit heeft,
dele dit bezit met misdeelden. Wie
knap is, wake voortdurend over dom-
men. Maar BEHOUD DE BROEDER
SCHAP
T. R.
13