E. J. MONTFOORT ZOON
J. B. G. VERBURGT
PARADIJS?
Met een vriend stond ik dezer da
gen op een topje van Kijkduin uit te
kijken over de woeste, winterse
Noordzee. Op het barre, verlaten
strand liep een eenzame wandelaar
met zijn hond. De hond was niet aan
de ketting. Hij mocht net zo veel heen
en weer rennen als hij wou. En ver
moedelijk om zijn baas en hemzelf te
plezieren huppelde hij af en toe een
beetje heen en weer. Vermoedelijk
denkend aan het zomerstrand als het
wandelen veel plezieriger was. Maar
nu woei er een strakke, gure wind, die
een dik tapijt van zand opwoei. Veel
te snuffelen was er niet. Het werd
voor de hond after all net zo'n plicht
matige wandeling „om de benen te
strekken" als voor zijn baas.
Het was een normaal winters beeld.
We stonden er zwijgend op neer te
kijken, ieder in eigen gedachten ver
diept. Opeens zei mijn vriend: „Waar
om praten jij en je lezers toch telkens
weer over ons „paradijs" in Indië? Je
weet toch drommels goed dat 't géén
paradijs was? We hebben daar im
mers allemaal onze zorgen, tekorten,
twisten, teleurstellingen en tegenspoe
den gehad? Is er werkelijk zó'n essen
tieel verschil tussen het leven daar en
hier, dat we ons Indische leven een
paradijs kunnen noemen?"
Ik zei aanvankelijk niets terug. Even
als iedere Indischgast heb ook ik im
mers mijn verdrietige en zelfs ellen-
dige herinneringen aan Indië? Was het
daar dus inderdaad géén paradijs?
Maar waarin ligt dan toch de „para
dijselijke indruk" die Indië blijvend op
ons maakt?
Ik keek naar het winterstrand aan
mijn voeten.
Naar de eenzame wandelaar.
En de eenzamer hond.
Opeens kwam een ander beeld voor
mijn ogen. Van een andere hond die
wij allen goed gekend hebben in In
dië: de kamponggladakker. Was er
ooit een beklagenswaardiger dier
denkbaar? Zonder tehuis, eeuwig op
gejaagd, schurftig en hongerig: een
paria onder de mensen én de dieren!
En tóch verscheen hij voor m'n
geestesoog als een opgewekte, le
venslustige zwerver, zoals hij daar
langs 's Heren wegen trippelde, met
zijn kale staart als een vlaggestokje
overeind, ondernemend en eeuwig vol
verwachting op speurtocht van vuilnis
bak naar vuilnisbak, nu eens 'n kip,
dan weer een bèbèk achterna zittend
of energiek snappend naar al te las
tige vliegen. Altijd ergens een kontjo
vindend om te besnuffelen, eeuwig on
vermoeid op pad in een zonnige we
reld vol avontuur!
En ik zei tegen m'n vriend: „Ons
paradijs? Kijk eens naar deze hond op
dit strand en denk aan alle kampong
gladakkers in Indië. En geef dan het
antwoord op de vraag: wie van deze
twee honden heeft het paradijs?"
We bleven nog een hele tijd in ge
dachten staan. En keerden dan zwij
gend naar ons autootje terug.
Voor paradijzen bestaan geen defi
nities.
T.R.
VADERLAND - MOEDERLAND
Zowel in gesprekken als correspon
denties hebben wij regelmatig be
gripsverwarring (of eigenlijk: naams
verwarring) gemerkt t.a.v. wat het va
derland is en wat het moederland.
Indo's denken gemakkelijk dat Ne
derland „buiten kijf" het vaderland is.
En dat „dus" het land waar men van
moeders zijde vandaan komt, wel het
moederland moet zijn.
Totoks blijven het land van geboor
te het vaderland noemen. Voor hen is
dan het land „dat voor hen zorgt als
een „moeder", Indië, het moederland.
En dan zijn er nog vele Totoks en
Indo's, die Indië beschouwen als hun
vaderland en „het tweede land", Ne
derland, het moederland noemen.
Het vervelende is natuurlijk dat men
met zijn eigen opvatting in het hoofd
vaak langs andere „moederlanders"
heen praat. En soms tot nodeloze ru
zie vervalt over „de juiste interpreta
tie."
Het woordenboek zegt:
Moederland land dat in enig op
zicht als een moeder beschouwd
wordt: dat koloniën heeft, genoemd in
tegenstelling van deze; ook wel: va
derland - de moederlandse en de In
dische regeringen.
Vaderland eig. het land van de
vaderen geërfd; geboorteland; land
van oorsprong.
(Het geeft dan toch wel te denken
dat je in één adem verder leest dat
„voor het (lieve) vaderland weg" on
gegeneerd betekent! Diverse ongege
neerde TV-programma's zijn dus
„goed vaderlands"!)
Hoe dan ook: het moederland IS 't
vaderland van mensen „uit de kolo
niën". En wie dus vanuit Indië spreekt
of denkt, noemt Nederland het moe
derland.
Gaan we dan uit van „het land van
de vaderen geërfd" en wij Indi
sche mensen hebben eeuwen lang In
dië" van onze vaderen geërfd dan
is Indië (technisch bekeken) voor de
in Indië geborenen het vaderland.
Waarbij uiteraard politiek beschouwd
óók het landje aan de Noordzee va
derland blijft.
Als dus R. Nieuwenhuys zijn boek
„Tussen twee vaderlanden" noemt,
is hij zonder meer juist.
Een moderne sociologe schreef mij
dezer dagen ook: „Indonesië is 't va
derland van de Indo's om verschillen
de redenen van culturele aard."
Maar hier komen we té gevaarlijk
in het vaarwater van „oprechte Indo
nesische en Nederlandse vaderlan
ders", hebben we al vaker gemerkt
Algemene kennisgeving
Tot onze diepe droefheid is op 3 februari 1968 overleden, na een kortstondig
ziekbed, in de leeftijd van 80 jaren,
Dr. JAN WILLEM MEYER RANNEFT
oud Voorzitter van de Volksraad
oud Vice-President van de Raad van Indië
oud Lid van de Raad van State
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau
Scheveningen:
Houston:
Utrecht:
Wassenaar:
Rotterdam:
Utrecht:
Brentwood:
N. Meyer RanneftTwiss
J. E. Meyer Ranneft
C. Meyer RanneftHekmeyer
E. DijkmanMeyer Ranneft
Mr. J H. Dijkman
Mr. W. F. Meyer Ranneft
H. Meyer RanneftHendriks
Jan Willem
Drs. M. BallaDijkman
T. Balla
J. W. Dijkman
G. Hagendijk
C. MitchellDijkman
S. R. Mitchell M.A.
Scheveningen, Scheveningseweg 98.
De crematie heeft op 7 februari in stilte plaats gehad.
(voorheen: begrafenlsondern. te Djakarta)
thans bedrijfsleider: Begrafenis ondernem.
Ahornstraat 51 's-G raven hag e Tel. 332288
18