HET "OUWE" DELI (SLOT) DOOR: "LODEWIJK" (L. A. L. KORTMAN) Jos. van Arcken Op zekere dag hadden we de vendutie van een erg populair, erg gastvrij kameraad, wie vooral zijn gastvrijheid en steeds-open-deur-en-tafel financieel de das hadden omgedaan. Zijn vrienden kwamen van heinde-en-ver in de meest let terlijke zin. Er waren er, die er twee dagreizen met de trein voor hadden over gehad. Een tweetal kwam uit Tamiang (Zuid Atjeh), was de eerste dag met paard en rijtuig en daarop aansluitend met de trein naar Medan gereisd, had daar overnacht, doch weinig geslapen en was de volgende dag weer per trein en daarop aansluitend met paard en wagen naar de vendutie gereisd. Ze waren gekookt en gebakken en gebraden. In die toestand vielen de op de vendutie rijkelijk geserveerde biertjes niet zo heel erg „in goede aarde" (om een gek beeld te gebruiken). Eén hunner „knapte dan ook alras af zoals de term luidt, en viel in slaap. En nu komt het Men legde hem „terruste" in de lo geerkamer, doch niet zonder hem in witte lakens gehuld en hem een „pot- de-chambre" op het hoofd gestulpt te hebben. Een der vrienden stak zich in een geklede jas, die hij in een kast onder de te veilen goederen gevonden had, zette een hoge hoed op en pos teerde zich bij de deur van de logeer kamer en met doodbiddersstem klonk het: „Is er iemand onder de belang stellenden, die de overledene nog wenst te zien; dat kost maar 5 popi". En het leek wel uitverkoop bij C. en A., zo'n gedrang van vrienden en col lega's als er toen ontstond. Het werd een boven verwachting hoge op brengst van de verkoping. Ja, het was een goed leven op Deli. Hard werken in de tropische zon van 's morgens half 6 tot 's middags 5 uur met een korte onderbreking voor de rijsttafel. En 's avonds nog administra tief werk aan de schrijftafel. Daarna behoorlijk moe naar bed, want de vol gende morgen moesten we im 5 uur weer op om op tijd op het appèl over het werkvolk aanwezig te zijn. Maar het buitenleven was gezond, het werk interesseerde ons en we werden be hoorlijk gesalarieerd. We waren onder elkaar goede kameraden en de vrien den waren dan ook echte vrienden. Opgewektheid, humor en luim waren kenmerkend voor de plantersgeest. Die uitten zich op alle gebieden waar van hiervoor al enige voorbeelden ge geven. Toen ik pas op Deli was, viel het me wel eens moeilijk, het plan terstempo bij te houden, vooral 's avonds als het laat werd. Dan had ik vaak moeite mijn ogen open te hou den. Zo herinner ik me, dat ik op een Hari Besar (de halfmaandelijkse vrije dag) na de nodige voetbal- of tennis- vermoeienis en een copieuse, rijkelijk met koude biertjes besproeide rijstta fel met mijn vriend en collega Arie Jacob Lagendijk naar huis reed. Ikzelf had toen nog geen paard en rijtuig en Arie Jacob moest op de terugweg naar zijn onderneming mijn huis passeren, dus hij zou me „wel even thuis bren gen". Arie Jacob was een der populairste Deli-figuren. Amsterdamse jongen van eenvoudige komaf, die bekend stond om zijn flinkheid, doch ook om zijn echte Amsterdamse humor. Zijn kame raadschap was spreekwoordelijk. Toen we bij mijn huis aankwamen, bood ik hem, ter reciprocering van zijn rijdende gastvrijheid een koele dronk aan. Ook wel vanwege zijn als perma nent bekende dorst. „Een splitje of 'n koud biertje, Arie?" „Nou, dat sla ik niet af!" Ik liet de boy de stoe len en een schemerlamp in de tuin zetten en we gingen zitten „om effe uit te blazen", zoals Arie zijn bedoe ling omschreef. Het eerste splitje werd door een tweede gevolgd en toen dommelde Arie in. Waar ikzelf reeds in een tweegevecht met Morpheus ge wikkeld was, leek me dat een beetje te veel van mijn gastvrijheid en kame raadschap gevergd. Ik zon op midde len om aan deze Tantalus-kwelling te ontkomen. En toen kreeg ik een idee: Ik begaf me zachtjes naar de bijge bouwen. „Boy, laat het rijtuig van mijn gast inspannen." Zulks geschiedde en toen het gespan vóórgereden was, wekte ik Arie Jacob: „Zeg, Arie, je kar staat vóór!" Arie wreef zich de ogen uit: „M'n kar? Ik heb toch niks gezegd?" „Nou lijkt 't er toch op dat je dronken bent. Weet je dan niet meer, dat je gevraagd hebt, in te laten spannen?" Arie: „Wel alle machtig! Is dat zo? Dan ga ik maar gauw ophoepelen." En Arie vertrok en ik kon, opgelucht, naar bed gaan, want kon mijn ogen nauwelijks open houden. Voor Omega, Zenith en vele andere goede merk-horloges naar Laan van Meerdervoort 520 Den Haag - Telef. 33 64 41 J Een van de ettelijke malen, dat de omineuze Arie Jacob 'n humoristische noot in mijn Deli-bestaan bracht, wil ik u hier beschrijven. Toen ik pas op Deli was, had ik nog een goed-geschoolde zangstem. Daar door had ik contact gekregen met een muzikale administrateursfamilie, die bij mij in de buurt woonde. Elke week reed ik er een avond heen om met de administrateursvrouw, die zeer goed piano speelde, te musiceren. Om een uur of tien reed ik dan weer terug naar huis. Op zekere dag vertelde mevr. X. mij. dat men te Medan het oratorium „Eli- as" van Felix Mendelssohn Bartholdy wilde opvoeren. Een harer vriendinnen zou daarin de solo-altpartij zingen. En nu zocht men nog een bas-bariton so list om de Eliaspartij te zingen. Mevr. X vertelde mij, haar vriendin te heb ben voorgesteld, mij daarvoor te vra gen. Ik wimpelde dat direkt af, zeg gende, dat ik zodanig uit de oefening was, dat ik de zware partij niet aan durfde. Mevr. X. bleef aandringen, met als gevolg, dat we overeen kwamen, dat als de leider van het concert mij er nog geschikt voor zou oordelen, na mij gehoord te hebben, ik wel bereid zou zijn, de partij op mij te nemen. Ik zong de dirigent voor, een ge strande Oostenrijkse musicus en de ze was kennelijk verrast en kwalifi ceerde mij als: „Der Mann den wir suchen." Ik kreeg van mijn administrateur 'n week verlof voor de repetities, vond te Medan prettig logies en op de be wuste avond van de uitvoering verliep alles boven (mijn) verwachting, naar wens. We hadden een goed orkest en koor, uiteraard dilettanten, de andere solisten hadden mooie stemmen. De zaal was overvol en de elite van Me dan en Sumatra's oostkust was mijn publiek. Ook ettelijke vrienden en col lega's uit Boven-Serdang waren naar Medan gekomen om mij in mijn - voor hen nieuwe - rol te zien optreden. In de pauze ik had mijn eerste, toen nog staande, boordje voor een tweede verwisseld vanwege de trans piratie werden wij, solisten in de daartoe bestemde kamer gecompli menteerd. De Medanse elite omringde ons. Daar ging plotseling de deur open en daar dromden, onder aanvoe ring van Arie Jacob, de Serdangse vrienden en collegae-planters naar binnen. Arie Jacob kwam als spokes man met uitgestoken hand op me toe en, n'en déplaise het illustere gezel schap, dat ons omringde, klonk 't met stentorstem: „Kortje, kerel, dat heb'ie 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 8