ALS WIJ NIET ALLEN
BLIJVEN SCHRIJVEN
...komt Tong Tong toch gauwer aan
zijn eind dan wij denken!
In de afgelopen dagen dat ik tóch
niet veel kon doen aan de schrijftafel,
heb ik me de tijd gegund om alle pak
ketten oud copy aandachtig door te
nemen. Zo op het eerste gezicht lijkt
het nog steeds een heleboel, maar bij
nadere, nauwkeurige lezing blijkt: a.
veel toch te zwak geschreven, b. et
telijke onderwerpen zijn al zó vaak
besproken dat we onmogelijk in méér
herhalingen kunnen vervallen.
Onze voorraad is érg klein!
Bij Tong Tong doet zich hetzelfde
verschijnsel voor dat wij ook in onze
kennissenkring duidelijker en duidelij
ker gaan waarnemen bij het voort
schrijden van de jaren:
zo - veel - verhalen - hebben - wij
al - zo - vaak - gehoord...!
Onder mekaar nou ja dan
denk je: "O, daar komt datzelfde ver
haal van Tante Mies (Oom John, enz.
enz.) weer op de proppen. Nou ja,
laten we toch maar gezellig zitten luis
teren met een nieuwe koewe semprong
en een kopje koffie..."
Maar met Tong Tong gaét dat na
tuurlijk niet. Eerlijk gezegd hebben we
de laatste maanden al vaker in vrien
delijk vertrouwen gehoord: "Ach, maar
dat verhaal hééft toch al in Tong Tong
gestaan, Tjalie, of iets dat er veel op
lijkt..."
Ja, dan krab je je bol maar eens,
want onthouden wat er in de loop van
twaalf jaren allemaal in Tong Tong ge
staan heeft, dat kan je tóch nooit, ,en
je speurt voortaan maar wat zorgvul
diger...
Maar wilt U ons een handje helpen
en toch maar weer eens in de pen
klimmen voor een verhaal, een anec
dote, een dierbare herinnering, een
ernstige of vrolijke beschouwing?
We weten dat heel wat lezers deze
woorden misschien knorrig zullen le
zen. Want men had al (vaker) wat in
gezonden dat hooit geplaatst werd...
jóóó-wis! Niet, dan maar niet!
En toch: we zijn nu allemaal ook
weer een paar jaar ouder en rijper
geworden. Heel wat herinneringen zijn
intussen verdiept. We hebben beslist
een mooiere kijk gekregen op heel wat
eenvoudige zaken; onze aanpak zal
zeker beter zijn...
Het is net als met het planten van
sommige bloemen. Vaak gaat dat de
eerste keer niet zo best. Zeg je dan
ook: "Nou zeg, ik heb tóch geen tan-
gan dingin, ik doe het nóóit meer!"
Of probeer je het tóch nog een keer
en zelfs nog een keer en nog een
keer?
Velen denken dat ikzelf zo'n heel
goede schrijver ben, bij wie alles in
eens lukt. Maar al mijn goede vrien
den en zij die hier op de redaktie ge
werkt hebben, weten hoe enorm ikzelf
vaak knoei. Hoeveel stukken drie, vier,
vijfmaal herschreven worden. Hoeveel
er al maanden en maanden in porte
feuille ligt en bij elke herlezing weer
afgekeurd wordt. Hoe vaak ik een map
met lang bewaarde "misschien wel
bruikbare" copy periodiek stevig bij
de oren pak, kordaat doorlees en dan
rits-rits-rits ALLES verscheur en weg
gooi...
En toch koppig telkens wéér aan de
typmachine zitten, wéér schrijven, wéér
wéér! Want elke veertien dagen moet
er een blad de deur uit, waar duizen
den halsreikend naar uitkijken.
Dat het kón, hebben we toch twaalf
jaren lang bewezen, met al dat gehar
rewar van copy afkeuren, herschrijven,
goedkeuren, selecteren, met eindeloos
"adjak" van onze lezers voor de meest
uiteenlopende interessen, hebben we
toch regelmatig een blad de deur uit
kunnen zenden, dat boeide, dat vele
vrienden gemaakt heeft.
Wat kón, dat moet wéér kunnen.
Want wij zijn er toch nog allemaal?
Onze geest is toch niet leger gewor
den, integendeel rijker en rijper! Of
hebben we "koerang branie"? DUR
VEN we de pen niet meer op te ne
men? Zijn we "paja"? Zijn we down
en moe? Hebben we de moed opge
geven? Leven we niet mee met krant
en TV? Lezen en zien we daar geen
dingen, waar we óók wat op te zeg
gen hebben? De uitzendingen van
"Kom Over De Brug", waar we "ons
Indië" terugzagen, hebben die ons niet
beroerd?
Ajo dan, anak-koe!
Samen weer proberen, ja?
Er is nog VEEEEL te doen! T.R.
KAARSEN IN DE KERK
Zat laatst in de kerk met mijn doch
ter van 10. Gaf haar 50 ct om een
kaarsje te branden... doet ze graag.
Ja... 't was een R. Kerk; wat zou
het? Ik zit er graag... op z'n tijd. Enfin
in deze kerk had je een heel spijker
bed op tafelpoten, waar je op elke
spijker een kaars kunt prikken. Had
mijn dochter vooruit uitgelegd waar ze
een kaars moet zetten, op dat spijker
bed om te zorgen dat hij rustig zou
branden. Ook dat moet met over
leg gebeuren. De kleine meid had dus
haar aangestoken kaars geplaatst bij
al die andere die er al stonden. Komt
ze terug: "Pap, zie je die hele lange
van f 1,staan?" "Ja?" "Staat fout
hè?" "Sst."
Ja, ...één lange kaars stond als een
overheerser midden tussen de andere,
kortere kaarsen... maar... haar vlam
metje flakkerde wild heen en weer,
zonder rust... Tot opeens... vermoede
lijk door teveel hitte, de kaars omboog
zowat op 2/3 hoogte, zodat ze even
hoog (of laag) kwam te staan als de
andere.
Een poos ging het er nu om, of ze
zou blijven branden, hetgeen gelukkig
het geval was... Het omgebogen eind
smolt snel weg en toen de pit op de
hoogte van alle andere kaarsen was
gekomen brandde ze in hetzelfde ca
dans als alle andere... en toen... stond
onze kaars hoger dan de andere en de
vlam stond roerloos...
Er zit een les in. Je moet blijkbaar
iets apart staan, genoeg om 't geheel
te kunnen overzien; om je warmte, je
licht bij dat van de anderen te voegen;
"ad majorem Dei gloriam", maar weer
toch zover ervan af dat de vlam rustig
kan branden, op zichzelf, beter licht
kan geven, ook, nee, jüist voor de
anderen. Die kaars stond dus iets al
leen, maar toch ook weer op hetzelfde
spijkerbed. Eerst was ze NIET de lang
ste... nu... plotseling wel.
En toen... was de Mis uit... "Gaat
nu allen heen in vrede, de zegen des
Heren zij met U."
Ik heb erover lopen denken en dit
is 't verhaaltje dus dat ik opgeschre
ven heb. Is het dus niet zo, dat ik
altijd moet zorgen m'n vlammetje rus
tig te laten branden, (Lui klinkt dat hè,
dat "rustig?") zodat als 't straks zo
ver is, ik kan zeggen: "ik heb m'n
best gedaan" want meer kun je toch
niet doen immers?
Well, think it over, will you? Er zijn
nog heel veel meer verhaaltjes... dit is
er slechts één van. R.M.F.
NOOIT VERLATEN
God is de moeilijkste meester die ik
op deze aarde gekend heb, en Hij be
proeft u door en door. En wanneer u
merkt dat uw vertrouwen afneemt of
dat uw lichaam u in de steek laat, en
dat u zinkende bent, dan komt Hij op
de een of andere manier te hulp, toont
u dat u uw vertrouwen niet moet ver
liezen en dat Hij altijd voor u klaar
staat, maar op Zijn voorwaarden, niet
op de uwe. Dat heb ik ondervonden.
Ik kan me echt niet een geval her
inneren waarin Hij me te elfder ure in
de steek heeft gelaten.
Mahatma Gandhi
4