1
Téééé-JM
Zo maar een avond thuis in Good Old Soerabaia.
Over kleine diertjes in een Indisch huis, en nog wat:
Een gemakkelijke rotanstoel, m'n lijf
krant het Soerabaiasch Handelsblad
en een schemerlamp, geen beter leven
dan een goed leven. Alleen de "groene
reuzen" zijn vanavond bijzonder las
tig! Telkens valt zo'n "boeta idjo" met
een tik op m'n krant. Waarom noemt
men ze eigenlijk reuzen? Misschien
omdat ze zo klein zijn!? Ze lopen nooit
een rechte koers en daarom noem ik
ze schuinsmarcheerders.
In de bovenhoeken van de kamer en
tegen het plafond zijn tjietjaks op pos-
teerjacht. Tjietjaks? Ik spreek altijd van
tjetjaks. Af en toe hoor ik een fijn en
schuchter tjk, tjk, tjk. Het is waarachtig
net of ze elkaar waarschuwen als er
iets valt te verhapstukken. En inder
daad komt er een muskiet aanzeilen
die vlak bij een hagedis haar landings
gestel uitgooit en even later neer
strijkt.. Stom! Heel voorzichtig en
haast onmerkbaar nadert de jager (of
is het een jageres?) en het volgende
moment is er alweer een muskiet min
der op de wereld. Lekkerrr ja.
Door het open raam komt een lawa
de kamer binnenvliegen, 'n vleermuis,
ook al op muskietenjacht. Het dier be
zoekt achtereenvolgens alle hoeken tot
groot misnoegen van de tjetjaks die
schuw terugwijken. Ze zweeft heen en
weer, soms recht toe recht aan, dan
dalend en steigend. Iedere beweging
die de lawa maakt wordt nauwkeurig
gevolgd door mijn kat die midden in
het vertrek staat. De kop met de van
jachtpassie glinsterende ogen gaat van
links naar rechts. Ze mekkert nerveus:
mèk, mèk, mèk. Zenuwen en spieren
zijn tot het uiterste gespannen, de
snorharen staan recht vooruit, de
staartpunt trilt van opwinding.
De vleermuis schijnt zich niet bewust
te zijn van het dodelijke gevaar dat
dreigt, komt lager, lager, nog lager...
Dan komt DE SPRONG!
Loodrecht omhoog. Wat is een mens
toch eigenlijk een schlemiel vergeleken
bij een dier. Zou U het kunnen, al was
U nog zo getraind, een paar maal Uw
eigen lengte omhoog springen en dat
zonder aanloop? Een kat doet het.
Met een souplesse en elegance waar
je versteld van staat! Je zou zo'n
sprong kunnen vergelijken met een
sterke veer die je neerdrukt en plots
klaps loslaat. De rechtervoortats waar
aan vijf vlijmscherpe dolken deelt een
korte lel uit. Maar de klauw maait in
het niets. Loopoot! Zo'n lawa heeft
ook haar afweer. Radar! En die is pri
ma in orde. Op het scherm ziet ze de
klap in een onderdeel van een secon
de aankomen. Duik! En ze duikt be
hendig onder de klauw door, fladdert
nog een paar keer rond en verdwijnt
door het raam de donkere tropennacht
in. Fantastisch! Teleurgesteld nage
staard door de kat. Daarna draait onze
huistijger zich om, verwaardigt me met
geen blik en wandelt de kamer uit.
Rustig, zelfbewust, hooghartig, onge
naakbaar.
Waar was ik nou gebleven met m'n
Soerabaiasch Handelsblad? En dan
hoor ik opeens een geluid waar ik
eerlijk gezegd min of meer op heb
gewacht: tjrieng, tjrieng, krientjieng,
tééé-jm, téé-jm!
U heeft het natuurlijk al wel begrepen
wat ik bedoel. Saté ajam! Madoerezen
zeggen: Saté adjem (saté kambing
saté 'mbiek, hoort U 'm...'mbie-ie-iek)
Een Madoerese pikoelan is niet zomaar
een juk of wat de Javanen hieronder
verstaan. Madoerezen, kunstzinnig als
ze zijn versieren hun gebruiksvoorwer
pen. Zo'n pikoelan heeft de vorm van
een strak gespannen korte boog en
wordt gedragen met de uiteinden naar
boven gericht. Versierd en versterkt
met rotan, behangen met belletjes, kra
len, spiegeltjes en wat niet al en bij
het lopen hoor je dat: tjrieng, tjrieng,
krientjieng!
De olielamp walmt. Met vakkundige
bewegingen van bezige vingertoppen
worden de satéstokjes rond- en rond
gedraaid... Af en toe valt er een drup
pel vet in de gloeiende areng: Tjssss!
Ah! Die geur! Snel een bord. Boemboe
Madoera, real stuff, waarin nog de kor
te steeltjes van de venijnige kleine
lombok rawit, bijtend (maar heerlijk)
als een schot uit een Winchester .220
Swift! Ketoepat! Mon Dieu, wat is saté
adjem zonder ketoepat! Stevig en geu
rig and made in Soerabaja. En toen?
Ngakan tuurlek. Lekker? Hoh, njaman
ongghoean.
Mijn Madoerees bergt zijn dingklik en
barbecue op, reinigt z'n handen met
een rood katoenen lap, zet de rechter
schouder onder z'n pikoelan, groet be
leefd en verlaat het erf. In het begin
heeft hij z'n looprythme nog niet ge
vonden en hoor ik alleen het kraken
van de pikoelan, maar later als hij de
straat opgegaan is, is daar het steeds
zwakker wordende, tjrieng, tjrieng,
krientjieng, tééé-jm, téé-jm!
Verdorie, waar was ik ook alweer ge
bleven met m'n Soerabaiasch Handels
blad? Ik kan tevreden zijn. Ik heb ja
gers aan het werk gezien, ik heb ge
noten van het vette der aarde en nou
ga ik lezen. De tjetjaks zijn het roerend
met me eens. Ze zeggen tenminste:
Tjk, tjk, tjk! G. H. Bartman
En de drager zelf? Ah, hij is een echte
zoon van Madoera, slank, kaarsrecht,
met felle ogen en een gouden ringetje
in de linkeroorlel. De zwart katoenen
broek die hij draagt is iets bijzonders.
Er zitten pijpen aan welke tot op de
kuiten reiken, dat wel, maar de band
is bepaaldelijk aan de nogal ruime kant
gehouden zodat deze als een kain
om het middel wordt gevouwen. E.e.a.
wordt op de plaats gehouden met een
brede leren riem met veel vakjes. Op
de linkerheup zie ik nog even het korte
heft van een blati. Herrie? Niettelang!
De klambie van voren open is van met
bloemetjes bedrukte kunstzij.
De hoofddoek zit wat onverschillig om
het hoofd gedraaid.
Laten we beginnen met dhoe poloh.
Okay? De kipas wappert en de areng
gloeit in de primitieve barbecue. Met
de steel van de keukenwaaier wordt
de houtskool gelijkmatig verdeeld
waarbij het knettert en spettert. Een
vonk, schiet weg. Meerdere volgen die
uiteenvallen in kleinere vonkjes. Net
mini-mertjon! Tek-krètek!
Neem een groene walang, je weet
wel waar onze kadal in de tuin jacht
op maakte? Denk de lange spring-
poten weg, verklein de sprinkhaan
enige tientallen malen totdat je een
diertje krijgt van enige millimeters
lengte en je hebt een boeta idjo!
Ze zwermen 's avonds om de lamp
en vallen met een tik op je krant
of boek waar ze als beduusd even
op blijven zitten. Dan kruipen ze
weg, maar niet recht toe recht aan,
maar steeds in een schuine rich
ting. Ik moet het anders zeggen:
de richting waarin zij gaan vormt
een hoek met de lengteas van het
lichaam, vandaar mijn aanduiding:
schuinsmarcheerders. Waarom heb
ik indertijd geen vergrootglas ge
nomen en de boeta idjo bestu
deerd? Spijt! Welke altijd komt:
Too Late
18