Toerist doet Indonesë e Wanneer je vanuit een Caravelle van de Thai-Airways voor het eerst door t subtiele waas van vochtige atmosfeer Djakarta ziet liggen blakeren in de zon, en wanneer je dan veilig landt op Kemajoran en vaste voet zet op de bodem van Indonesië, dan bekruipt je als Nederlander een apart gevoel. Het is een gevoel van verbondenheid, een beetje thuis-zijn, een gevoel van trots ook op de voorvaderen, die op zulk een land hun stempel wisten te drukken. Begrijp me goed. Ik was nooit eerder in Indonesië en niemand van mijn familie is er ooit geweest. Ik ben alleen maar Nederlander, al dateert mijn belangstelling voor Indonesië al van de lagere school, toen we leerden van: Bali, Lombok, Flores, Timor, Soemba, Soembawa... Ik was reeds in verschillende landen van het verre Oosten: in India, Birma, Thailand, Hong Kong, Japan, Maleisië, Singapore, maar nooit eerder heb ik dit gevoel gekend, tenzij misschien staande bij de oude Hollandse huizen in de stad Malacca. Ik was slechts kort, al te kort in Indonesië, in maart van dit jaar en amper twaalf dagen, maar toch kan ik nu begrijpen hoe mensen, die in dit land zijn geboren en opgegroeid soms het heimwee over valt. Waar vind je ergens ter wereld zulk een land, zo'n rijkdom van natuur, zo'n wisseling van heerlijke landschap pen, zo'n vriendelijke en levenslustige bevolking ook, mensen met een zo natuurlijke noblesse en gratie, met een aangeboren gevoel voor cultuur? Ik was al te kort in dit stukje para dijs. Ik ben maar de toerist, die Indo nesië deed in vogelvlucht, omdat de georganiseerde reizen van Kuoni, 'n Zwitsers reisbureau, goedkoop zijn en goed en de lengte van een normale vacantie niet overtreffen. Waarom was ik eigenlijk de enige Nederlander bij een gezelschap van vier en twintig? Als een paar Rotterdamse postbode's (aardige jongens) van hun opgespaar de salaris een even dure reis kunnen maken naar Japan, dan moeten er toch in Nederland mensen genoeg zijn, die zich een vacantie in Indonesië kunnen veroorloven. En wie kan zich 'n mooie re vacantie voorstellen? Is men mis schien bang voor de onrustige toe stand in Indonesië, de corruptie en al die andere dingen, waarvan je wel hoort? Dan kan ik zeggen, dat je als toerist daar niet het minste van merkt, dat je als toerist overal met open ar men wordt ontvangen en in de watten gelegd. In weet niet, hoe het onder Soekarno was, maar momenteel doet men in Indonesië al het mogelijke om de toerist te verwennen: vanaf de grote borden met Selamat Dateng en de overal behulpzame Nitourgidsen, die desnoods de porto's van je ansicht kaarten voor je betalen, tot de luxe eerste klas-wagon van de treinen en de wegen, die daar waar de toeristen het meest komen in goede staat ge houden worden. In Djakarta logeerden we in hotel Indonesia, modern en groots. De stad doet na Bangkok en Singapore wat provinciaal aan. De duizenden betjahs met hun felle kleuren en pompeuze namen zijn wel schilderachtig, maar geven ook een indruk van minder wel vaart dan in de steden van Maleisië, Japan of Thailand. Daar passen ze niet meer in de krankzinnige maal stroom van gemotoriseerd verkeer. Maar in Djakarta rijden ze onbekom merd midden over straat, al worden ze door autochauffeurs vaak weggetoe- terd. Wat me van Djakarta het langst zal heugen zijn niet de dramatische en wat protserige moderne monumenten, maar bij voorbeeld 's nachts in een stille straat het eentonig kleppergeluid van de man, die zijn restaurant mee draagt in een paar koperen bussen en bij elke stap op een houtje slaat. Of de kinderen, die "portret! portret!" roepen, als je ergens staat te filmen en met z'n allen komen aanstormen, om hun lachende snoetjes vereeuwigd te krijgen. Of ook de enorme uitge strektheid van de millioenenstad, waar 'n betjakerel zegt, dat het niet zo ver is van het ene adres naar het andere, maar er toch anderhalf uur voor moet trappen. ■/Dftr In maart maakte de schrijver van dit artikel een reis naar Indonesië en zag "ons" land voor het eerst van zijn leven. Hoewel hij er (o.a. via Tong Tong) veel van was gaan houden. Over zijn eerste kennismaking schreef hij dit verslag dat wij gaarne plaatsen voor namelijk om deze reden: ook na onze tijd zullen altijd weer nieuwe "Blan da's" getrokken worden naar Indonesië. "Plus a change, plus d est la méme chose"! We wensen deze Hollanders van de Toekomst een Goede Reis toe en wensen ze hetzelfde geluk toe dat wij gekend hebben. Je ziet in Djakarta nog veel, dat her innert aan Nederland: huizen, gebou wen, oude opschriften en Hollandse woorden, die in het Indonesisch zijn overgenomen. De stemming is er zeker niet anti-Nederland, tegenwoordig, niet onder de mensen en ook niet in de officiële kranten. Ik schrijf, alsof ik er veel vanaf weet. Dat is natuurlijk glad onmogelijk in zo'n korte tijd. Maar in Djakarta stonden de kranten vol van de hulp, die Nederland beloofd had, om Indonesië te introduceren bij de E.E.G. Ook spraken de meest eenvou dige mensen over onze minister Udink (hoeveel Nederlanders kennen zijn naam?) die juist Indonesië bezocht had. Van Djakarta reisde ons gezelschap per bus via Bogor en Sukabumi naar het nieuwe luxe hotel Samudra Beach bij Pelabuhan Ratu aan de vroegere Wijnkoopsbaai. Wat een prachtige tocht met natuurschoon van de eerste orde, met overal wuivende mensen en met de voor ons onbekende, maar heerlijke Indonesische vruchten als rambutans, avocado's en zovele waar van ik de naam vergeten ben. Waarom is er niemand, die deze vruchten in Nederland importeert? Bij het paleis van Soekarno in Bo gor, waar we natuurlijk zijn uitgestapt, was geen schildwacht of soldaat te zien, wel reeën die over de gazons flaneerden. De botanische tuin in Bo gor was 'n goed onderhouden sprook jesland, waar 'n deskundig ingenieur ons rondleidde. Nog steeds is de voor malige 's Lands Plantentuin de groot ste in zijn soort ter wereld. In Samudra Beach, een hotel van Japanse makelei met alle comfort, wa ren wij de enige gasten. Toch is het ideaal voor een rustige vacantie aan 'n zonovergoten tropisch strand met een idyllisch vissersdorpje in de buurt. Van Wijnkoopsbaai ging de reis ver der per bus naar Bandoeng. De weg langs de welverzorgde rijstvelden en wijdse berglandschappen was vrij goed, maar het weggetje naar de Tan- kuban Prahu-vulkaan, die we bezoch ten, was hard aan een servicebeurt toe. In Bandoeng logeerden we in hotel Homan (Savoy) dat vroeger erg luxe geweest moet zijn en dat nog goed is, maar tegenwoordig de vergelijking met Samudra Beach, Ambarrukmo Pa lace in Jogja of hotel Indonesia niet meer kan doorstaan. De receptionist in het hotel was een Nederlander, die in Indonesië geboren, na de overdracht een aantal jaren in Europa heeft ge woond, maar weer is teruggekeerd naar zijn geboorteland. Op Djalan Bra- ga was mooi Chinees porcelein uit de Mingperiode voor betrekkelijk weinig geld te koop. De trein bracht ons comfortabel naar Jogjakarta, de oude sultanstad Jogja is tegenwoordig een stad vol fietsen met studenten erop. Vooral Ma- lioboro met z'n eenrichtingsverkeer is door al die fietsen plus de honderden betjahs een en al peddelende menigte (Amsterdam op het spitsuur, als je de auto's decimeert en de trams weg denkt). In Jogja's omgeving bezochten we de hoogtepunten in de kunst van het Oosten: de Prambanan, Borobudur en Mendut. Het zijn niet alleen toeris ten die deze monumenten bezoeken. Ook vele Javanen en Javaansen waren er. Het standaardwerk van Bernet Kempers over de Hindu-Javaanse cui-

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 6