„Moestika" De Tropische Tuin op de Pasar Malam wordt elk jaar mooier, dankzij de gulle medewerking van de hortussen van Leiden en Rotterdam. Gek, dat Den Haag zélf niets kan opbrengen! Ook ik heb niet eens, maar ettelijke malen tegen "Jungle Jim" de strijd aan gebonden. Hiermee bedoel ik één der "stinkerd- jes", zoals U die op de voorplaat ziet van Tong Tong no. 23. (Doerians). Ik woonde toen in Hotel Sitoebondo te Sitoebondo (Oost-Java) en op een middag gaf een kennis mij als oleh- oleh twee doerians, die hij zoals hij zei in Bondowoso had gekocht. Nadat hij was weggegaan, kon ik niet langer wachten, dat begrijpt U wel. Bij nader inzien bleek één van die "lieverds" al een beetje open te zijn, vandaar ook die sterke "heerlijke stank". Dus een gevaarlijk "monster" was-ie dit keer eigenlijk niet meer om met een kapmes geattaqueerd te worden. Met slechts een zachte druk met mijn rechtervoet gaf ik de genadeslag en toen de doerian helemaal openging en ik "silo" (met gekruiste benen) wilde overgaan tot het verorberen van al die zaligheid,, nee U raadt nooit wat ik toen in de buik zal ik maar zeggen van dat monster aantrof. Het was een monstertje in de gedaante van een kleine doerian. Het zat noch in het vruchtvlees (in de vrucht) noch tussen de vruchten, maar wel tussen en/of ingesloten door de schotten pre cies in het midden. De kleine doerian was ongeveer 2 cm lang, nogal week, bleekjes en ook voorzien van stekeltjes. Deze zeldzame vondst liet ik onmiddel lijk aan anderen zien, o.a. in de eerste plaats aan de hotelbedienden en het werd toen het gesprek van de dag. Mijn "lief monstertje" kreeg de doop naam "moestika (of mestika) doerèn". Een correspondent van een Indone sisch dagblad gaf ik mijn moestika eveneens te zien en zijn verslag kwam prompt in de krant. Het spreekt vanzelf dat ik mijn vondst toen als een schat bewaarde. Helaas, na een tijd had ik die moestika niet meer. Vanzelf verdwenen? Of gestolen? Daar kan ik geen antwoord op geven. Maar wel vind ik het jammer, dat ik nu niet meer in het bezit ben van die moestika doerèn anders zou die be slist ook op de voorplaat van een an der nummer van Tong Tong komen te staan. Hoe het ook zij, de geboorte van dat monster was echt gebeurd. Er schijnen meer soorten moestika's te bestaan. Het geval wilde, dat ik eens (vóór de oorlog) op bezoek was bij een zekere Indische familie van Zwieten in Pasoe- roean. Mevr. van Zwieten liet me toen een beraskorrel zien, melkwit-achtig en iets groter dan een normale rijstkorrel. In een wit doekje gewikkeld bewaarde ze die in haar "peti beras" (rijstkist) en ze hoeft heel, heel zelden nieuwe voorraad beras in die rijstkist te doen, hoewel zij daar iedere dag wat van afneemt voor de tafel, zo verklapte ze mij toen. Wat zeer logisch is natuurlijk, tenmin ste als haar verhaal op waarheid be rust. Zou dus die "moestika beras" (die twee woorden had ze toen ook gebe zigd) de weldoener zijn? R. H. Meijer We zijn benieuwd of ook andere lezers in hun leven in Indië "moesti ka's" (mestika's) tegengekomen zijn, en of ze er in Tong Tong over zouden willen schrijven. "Spelingen der Na tuur" hebben in het Oosten altijd grote aandacht gehad en zijn vaak (ten rech te of ten onrechte) omkleed met mys tieke betekenissen. Ze behoren letter lijk tot onze "erfenis van Azië", hoe sceptisch men er ook tegenover mocht staan. Oorspronkelijk is de naam "moesti ka" alleen verbonden geweest aan de z.g. bezoarsteen, geen edel- of half edelsteen, maar een steen die groeide in het lichaam van een wilde Perzische geitensoort (zoals ook in ons lichaam b.v. nierstenen of galstenen kunnen groeien). Aan deze steen werd in oude tijden genezende kracht toegeschre ven. Bezoarstenen drongen in de Mid deleeuwen zelfs tot "medische krin gen" in Europa door en hadden een aparte reputatie van mysterieuze ge neeskracht. Alle Indo-verzamelaars zijn wel eens stenen tegengekomen die niet geklas- sificeerd zijn in de wetenschap van steensoorten van bijzondere waarde, maar nochtans een bepaalde reputatie hebben, die deze steen een enorme waarde geven. Ikzelf heb één zo'n steen gekend. Hij was eigendom van mijn oom, een totok (totok-kenners van edel- en halfedelstenen zijn zeldzaam) die als militair in de buitenbezittingen zijn tijd niet verdeed met verlangen naar de grote stad, maar stenen zocht op de vele grindbeddingen van grote rivieren. Zodoende verzamelde hij wér kelijk een klein kapitaaltje aan edel stenen. Hij had echter ook een "rare" steen, die hij "maansteen" noemde en er inderdaad ook als een opaal uitzag (ikzelf heb geen verstand van stenen), maar die 'n merkwaardige eigenschap bezat: bij volle maan was in de steen een rond, mat lichtpuntje zichtbaar als een kleine maan. Ik heb het ding zelf gezien en me er op de typische manier van jonge, sceptische mensen 'n beet je aan geërgerd. Zoals in mijn latere leven aan méér onverklaarbare gekkig heden. Maar ze waren (en zijn) tóch een even tastbare realiteit als alle an dere normale dingen. Eventuele supra- normale eigenschappen van zulke "moestika's" zijn echter nooit bewe zen. Ook de steen die op een slange- beet gedrukt het gif "uitzuigt" is net zo lang legende tot er een bezitter van zo'n steen durft op te dagen om zich bij getuigen door een gifslang te laten bijten om zich dan te genezen. Maar wie durft? ZALIG Gehoord op visite: "Kijk eens Non, wat ik voor je heb meegebracht! Sambal taotjo! Zóóó za lig! Eén hapje en je zit tegen het pla fond op! 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 18