Sumatraanse herinneringen VERMAAT ZONEN maandagochtend kijkochtend Eind 1926 zat ik op Sumatra bij het "Sumatra Land Syndicaat" (onder Sam Ledeboer) en was geplaatst op een buitenafdeling van de onderneming "Ranau". Er was nog geen fabriek op deze afdeling, aangezien dit nog een zeer jonge aanplant van koffie en rubber was en er nog aan een zeer grote ontginning werd gewerkt. Op een goede dag zat ik in een van de kebons die het verst van huis was gelegen. Aangezien er geen behoorlijk toezicht was en ik daar de gehele dag moest blijven kon ik mij niet veroor loven naar huis te gaan eten tussen de middag, afgezien nog van het feit, dat ik langs de kortste weg zo'n goeie 13 djoerangs (ravijnen) door moest en ik ongeveer 1'/2 uur nodig zou hebben om er te komen. Dus stuurde ik een van de "Kon- traks" op stap en die was tegen etens tijd weer terug met de makanan. Toen het etenstijd was zette iedereen zich zo goed en zo kwaad als het ging neer op een beschaduwd plekje en genoot zijn maaltijd. Ik had net een "weduwe" opgestoken, toen ik een madoerees plotseling het woord "tawon" hoorde schreeuwen. Op hetzelfde moment zag ik mannen en vrouwen her- en der waarts rennen en gillen en schreeuwen dat horen en zien je verging. Tegelij kertijd, ik wilde net gaan zien wat er aan de hand was kreeg ik een tik op mijn rechterwang, die een ste kende en brandende pijn veroorzaakte en meteen daarop streek een hele golf "tawon ndas" over ons heen, alles aanvallende wat ze maar zaqen bewe gen. Nu ben ik niet bang uitgevallen, maar dit is een van de weinige keren in mijn leven dat ik gelopen heb als nooit tevoren. Ik rende alsof mijn le ven er vanaf hing, misschien was dat ook wel zo en volgde de weg die naar de grote autoweg leidde, het geen daarvandaan stevig aanstappen de ongeveer een half uur vergde. Ik heb het echter in 10 minuten geleverd en misschien joost mag weten wat voor record gebroken. Iets verder dan hal verwege raakte ik het gespuis kwijt, echter niet dan na honderden steken te hebben opgelopen. Mijn hoofd, mijn rug, armen, benen en borst zaten vol angels. Onderweg was ik ettelijke men sen voorbij gegaan, die over de grond lagen te rollen, onder het lopen één voor één alle kleren afwierpen en uit eindelijk in hun naakje liepen. Aan de grote weg gekomen hield ik de eerste de beste auto aan, die mij meenam richting huis, althans tot de kampong vanwaar een zijweg afboog naar mijn huis op de afdeling. Op de hoek van die weg zat een Chinese toko-houder, waar ik zeer goed mee kon opschieten, bij wie ik naar binnen schoot. Hij en z'n vrouw togen onmid dellijk aan het werk, om mij behulp zaam te zijn en zij zijn zeker een uur, zo niet langer, bezig geweest om mij te ontdoen van alle angels. Achteraf bleek dat dit er méér dan driehonderd waren geweest. Onmiddellijk na mijn binnenkomst en na gehoord te hebben wat er was gebeurd gaf Ong mij een poeder (Obat Tjina) en een glas gloe iend hete thee. Na mij verzorgd te hebben reed hij met zijn "Rugby", destijds in het bergterrein een onver woestbare wagen naar huis. Thuis gekomen stelde ik direkt een onderzoek in en toen bleek mij, dat ongeveer 200 mannen en vrouwen het slachtoffer waren geworden van deze aanval van tawon ndas. De gevolgen waren verschrikkelijk. Vrouwen en mannen waren onherkenbaar door enorm gezwollen gezichten, armen, be nen, borsten, etc. etc. De volgende dag ontbraken er meer dan 160 kon- traktanten op het appel. Allen zwaar beroerd door de in vloed van het bijengif. Daar ik direct na thuiskomst naar Goenoeng Raja (de hoofdafdeling) had gebeld, verscheen er ongeveer een uur daarna de zieken auto van ons Ondernemings Hospitaal met twee verplegers, die de mensen onder handen namen en ze allen met amonia behandelden en waar nodig een injectie gaven. Het wonderlijke van de gehele zaak was, dat ikzelf geen bultje of zwelling heb gehad; geen één. Wel werd ik 's-avonds om een uur of 7 zo beroerd als een hond en heb en kele malen behoorlijk overgegeven. Ongeveer een half uur voordien begon ik me koortsig te voelen en al spoedig was de temperatuur opgelopen tot 41 en bleef daarop enige uren staan. 's-Morgens om een uur of vier voelde ik me weer vrij behoorlijk en dat is het enige wat ik ervan heb overgehouden. Ik moet echter tot mijn leedwezen er bij vertellen, dat 2 van de kontraks de aanval niet hadden kunnen weerstaan en aan de gevolgen van de bijensteken zijn overleden. Blijkens de dokter, waar ik de vol gende dag voor de securiteit nog even ben geweest op Goenoeng Raja, had ik een "verrekt" sterke constitutie en dat was mijn behoud geweest. Enfin, ik ben er dus goed afgekomen, maar lol lig was anders. Op een andere keer was ik eens een behoorlijke wandeling gaan maken, 't was op een zondag-namiddag en ik had mij voorgenomen tevens even naar een paar koffiebedden te gaan kijken, 't Was goed weer en het zou volle maan zijn, dus maakte het niet veel uit of ik al dan niet vóór donker thuis was. Op de terugweg naar huis, 't was inmiddels donker geworden hoorde ik plotseling in de struiken rechts van mij geritsel. Ik vertrouwde de zaak niet erg, dus liep ik iets sneller door. Ik vertel er tegelijk bij, dat ik me helemaal niet happy woelde, want hoe of het kwam weet ik niet, maar ik was van huis gegaan zonder spuit of revolver bij me te steken, terwijl ik normaliter zonder de laatste nooit op stap ging. Doorlopende en over mijn schouder kijkende, zag ik plotseling een grote bruine beer uit de bush komen en echter mij aan hollen. Ik bleef op dat zelfde moment staan, waarop Bruintje ook stopte en op zijn achterste ging zitten, mij met zijn felle oogjes goed in de gaten houdend. Ik maakte een pas achteruit, waarop Bruin overeind kwam en een pas voorwaarts maakte. Bij elke volgende één of twee stappen achterwaarts kwam hij er één of twee naar voren. Bleef ik staan, hij ook. Dit begon me te vervelen en wist eigenlijk niet wat te doen. Ik voelde me niet helemaal kiplekker, deze jongens ken nende. Plotseling maakte ik een stap vooruit. Bruin schrok zich wild en sprong achteruit. Hierop deed ik weer een stap naar voren en hetzelfde als zoeven herhaalde zich. Hierop nam ik plotseling 3 of 4 grote passen voor waarts, waarop Bruintje rechtsomkeert maakte en het op een lopen zette. Ik voor mij deed precies het zelfde. Ook ik maakte rechts-omkeert en zette het op een draf. Toen ik echter even later over mijn schouder keek kwam ik tot de conclusie, dat vriend beer op zijn schreden was teruggekeerd en nu op een draf achter mij aankwam. Dit zien de, zette ik er een behoorlijke spurt in, kris kras hier en daar waar moge lijk trabassende en na verloop van een minuut of tien kwam ik tot de slotsom, dat ik hem eindelijk kwijt was. Ik hield er echter een behoorlijke pas in, want ik vertrouwde de knaap helemaal niet en je kon nooit weten, dadelijk stond hij ineens vóór me op de weg en dan was ik nog verder van huis. Dit gebeurde echter niet en na nog een flink kwartier te hebben doorge lopen was ik eindelijk thuis, waar ik onder het genot van een koud biertje rustig kon uitblazen. J.L.J. Juweliers - Horlogers 3x Den Haag THOMSONPLEIN 18 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 19