LIEFDE VOOR ZIJN LAND (IV)
ik kón echt niet meer en was nu wel
heel erg moe, ik verlangde naar een
warm bad en naar mijn bed. De heren
Tjong en Tan deden nog even enige
zaken (als vertegenwoordigers van een
firma in chocolade en ander snoep
goed) met de eigenaar van dit res
taurant.
Toen reden we dan eindelijk naar het
moderne Hotel Ambarrukmo en waren
daar uiteindelijk om 10 uur aangeland;
daar wachtte ons een moderne slaap
kamer, comfortabel airconditioned en
van eigen badkamer toilet voorzien.
Een heerlijke warme douche, nacht
goed aan en hup in ons bed. Vijf mi
nuten lezen... en toen een heerlijke
nachtrust op goede niet te zachte bed
den na zo'n lange tocht met zoveel
nieuwe en toch zo vertrouwde indruk
ken.
Annemarie Blomberg - Peelen
November 1967.
GOLF VAN BISKAYE
Dat staat zomaar boven een stukje in
Tong Tong. En wat maakt het ineens
veel in je wakker. Hier volgt mijn her
innering aan de golf.
Ik reisde met man en baby in juni 1924
met de "Rembrandt" terug naar Indië.
Terwille van de baby gingen we niet
met de trein tot Genua. Bij elke zee
reis was ik steeds het slachtoffer ge
weest van zeeziekte. Een kleine dei
ning was al voldoende om me te vloe
ren. Mijn echtgenoot was helaas niets
beter.
Hoe moest dat nu; ik had de verant
woording voor een kind.
We vertrokken met prachtig weer uit
Amsterdam. Ook het Kanaal was spie
gelglad. Maar ja, het moest komen;
juist tegen dinertijd, DE GOLF VAN
BISKAYE. Eerst nog zoetjes deinend,
dan al schommelend en slingerend ver
volgde de boot zijn weg.
Dapper ging ik aan tafel, alleen. Na
een kwartier moest ik smadelijk de
vlucht nemen. In avondjurk lag ik in
de hut op mijn couchette en keek naar
de baby in zijn mand op de vloer. Nee,
dacht ik, ik mag niet ziek zijn. Ik hees
me overeind en ging terug naar de eet
zaal. Gedurende dat vreselijke diner
ben ik nog tweemaal weggelopen,
maar telkens kwam ik weer terug.
Toen ik de derde keer verscheen werd
ik met applaus ontvangen. Er zat bijna
geen dame meer aan tafel.
En U kunt het geloven of niet, ik had
de zeeziekte onder de knie gekregen.
A. Moll - Lips
Als 63-jarige, moeder van 4 kinderen,
allen in Indië geboren, waarvan de
jongste nog 18 jaar moet worden, dus
nog wel meelevend met de jeugd, mag
ik misschien inhaken op de brieven
van twee jonge meisjes in de laatste
nummers van Tong Tong n.l. Maggie R.
en Maya de optimiste. Terecht noemt
ze zich de optimiste, want ze heeft de
eigenschap om zich in haar nieuwe
vaderland, na een kleine periode van
heimwee, snel te kunnen aanpassen en
zich volmaakt gelukkig te kunnen voe
len.
Maggie kan dat niet of nog niet, mis
schien komt dat nog wel. Maya woont
in Rijswijk en heeft zoals ze zegt alles
bij de hand z.a. de zee (met overvolle
stranden meestal) een park, met aan
geplante bossages en gazons. Roeien
kan ze ook, tegen betaling natuurlijk,
en in de stad kun je in de winkels
(dikwijls tegen belachelijk hoge prij
zen) kleren kopen naar de laatste mo
de. Dancings en cabaret met dure con
sumptie en entree, allemaal bereikbaar
voor Maya.
Maar Maggie lijkt van een ander soort,
niet zo optimistisch, niet zo modern en
misschien niet zo dik in de dompet.
Maggie kan nog niet vergeten de blau
we zee met een onmetelijk strand voor
iedereen gratis uitnodigend tot een
duik. De bossen in een mengeling van
hoge bomen en kreupelhout, waarin
vogels zingen en het wild de jager uit
nodigt tot een spannende jacht, bloe
iende anggreks en schitterende varen
soorten. Roeien op zee met een een
voudig vissersprauwtje of zo maar ked-
jeboer kedjeboer op een plank of pi-
sangstam, als regens de stroompjes in
stromen veranderde (vraag maar aan
Tjalie). Ook kan je je in de winkels
als je er het geld voor had, kleding
kopen van de duurste stoffen en naar
de laatste mode, maar de kleine beurs
jes konden er terecht bij de kleine
winkeltjes, waar de djait je te woord
stond en je met een modeblad kon
zeggen welke jurk je graag (voor niet
al te veel geld) gemaakt wilde hebben.
Maar moesten we daar eigenlijk naar
de laatste mode gekleed gaan? Het
was immers altijd zomer, we waren
altijd luchtig gekleed. Alleen zij, die
naar recepties of naar 'n bijeenkomst
van bazen met hun respektivelijke
vrouwen, hadden dure kleren nodig.
Hier moet het schijnbaar, want ik zie
ook poetsvrouwen in bont lopen en
moet je de lompenman op z'n zondags
zien. In gun het ze, het zijn hardwer
kende mensen, ieder mag zijn geld be
steden, zoals hij het zelf wil. Maar in
Indië had de doorsnee Indo geen be
hoefte (volgens mij) aan dure kleding
naar de laatste mode, of je moest tot
de hoogste regionen behoren. Die in
de clubs dansten, zorgden ervoor bij
te blijven wat de mode betrof, maar die
op de voorste rij in de bioscoop zat,
had toch z'n nette pak of jurk aan.
Dancings en cabaret had je daar ook,
maar de gewone man, met de magere
beurs zocht liever gezelligheid bin
nenshuis op verjaarpartijtjes met eigen
orkestje of zo maar op zondag op een
koempoelan van familie en kennissen.
Dat heb je hier beslist niet.
Die feestjes met stroop-ijs, stroop
soesoe, klappa kopjor, ijs hoengkwee
of dawet en de gezellige eetpartijtjes
erbij. Die eetpartijtjes heb je nu nog
wel eens, maar wie kan er zo'n uit
gebreide tafel bekostigen met vlees,
vis, kip, eieren, groenten en dure in
grediënten? En de sfeer? De sfeer die
je proeft en voelt en ruikt. Maya, ge
lukkig, dat er meisjes zijn zoals jij, die
zich snel kunnen aanpassen, wij moe
ten ons hier nu eenmaal thuis gaan
voelen. Maar Goddank, dat we ook
dochters hebben zoals Maggie, die niet
zo snel haar geboorteland vergeten,
waar ze haar jeugd doorbracht. Maar
nooit, nooit mag iemand die er geboren
is vergeten, dat Indië, ons Indië een
deel was en nog is, een deel van de
Gordel van Smaragd.
E. Teekamp-Stam
En weet U wat de schrijfster van
deze brief er nog even in potlood
onder krabbelde? Dit: "Corrigeren, lol
Geschreven tussen het bakken van ta
hoe en tempeh door!" Leuk, ja?
MALAYSISCHE SPREEKWOORDEN
Tanam lalang, ta'akan tumboh padi.
Wie gras plant, oogst geen rijst.
Wie dom is, al redeneert hij nog zo
mooi, brengt niets nuttigs voort.
Barang di-mana pun, pantat periok itu hitam
juga.
ALLE kookpotten zijn van onderen
zwart.
Ongeacht of mensen knap zijn of dom,
hoogstaand of kleinburgerlijk, van ho
ge stand of van lage komaf, in het
gebruik (tijdens het leven) worden ze
"vuil". Kleine mensen vergeten vaak
dat ook grote mensen even feilbaar
zijn als zij; er is veel te veel laatdun
kende kritiek op belangrijke mensen,
meestal van mensen die zelf "nooit iets
verkeerds doen". Helaas bewijzen de
ze "schone potjes" daarmee dat ze
nooit wat presteren in het leven.
9