De afkomst der
Toegoenezen
door Dr. H. J. de Graaf
Het oude kerkje der Toegoenezen bij Batavia.
Welke oud-Bataviaan heeft nooit van het gehucht Toegoe gehoord, dat daar
zo schilderachtig onder de rook van Tandjong Priok tussen de palmen ligt?
Er staat een aardig kerkje, waar de gemeente des zondags haar godsdienst
oefening houdt en door de week de jeugd in het A.B.C. onderwezen wordt.
Immers, de bewoners zijn Christenen, in een zee van Moslims. Misschien hebben
sommigen onzer de heerlijke prauwvaart van Toegoe naar Mr. Cornelis wel ge
maakt, een onvergetelijke tocht tussen de wuivende rietbossen der moerassen.
Hoe is deze kleine Christengemeen
te ontstaan? Wat zijn die Toegoenezen
toch voor mensen? Uiterlijk verschillen
zij enigszins van de gewone Indone
siërs. Wel zijn zij wat donkerder van
gelaatstint, doch hun neuzen zijn wat
rechter en smaller. Hieronder zal ge
poogd worden hun herkomst te ver
klaren.
Het kan met eenvoudige woorden
gezegd worden: de Toegoenezen stam
men af van de Mardijkers. Dit staat
vast, als een paal boven water. Im
mers, tot in het begin dezer eeuw
sprak men in Toegoe, naast het Maleis,
nog een sterk verbasterd Portugees,
dat nu uitgestorven schijnt. En de Mar
dijkers waren niet alleen Christenen,
doch spraken ook Portugees. Doch
wat waren nu de Mardijkers voor lie
den?
Het woord Mardijker heeft niets te
maken met het Hollandse dijk. Er be
staat ook nergens een plaats "Mar
dijk". Mardijker komt van het Maleise
merdéka of merdika, waarvan onze
oren in de jaren 1945-50 getuit hebben.
Dit woord is zelfs in oorsprong niet
Maleis of Indonesisch, doch stamt uit
het geleerde Sanskriet, de heilige, oer
oude taal der Hindoe's. Een orang
merdeka was dus een "vrij man", en
wij Nederlanders hebben het al gauw
vernederlandst tot Mardijker, waarbij
men moet bedenken, dat onze voorva
deren de ij toen nog als een ie uit
spraken, zodat het als Mardieker moet
geklonken hebben. De geleerde predi
kant Valentijn verzekert ook, dat de
Mardijkers van slaven afstamden, en
dus eigenlijk vrijgelatenen waren: vrij
gelaten slaven. Doch van wie waren de
eerste Mardijkers slaven geweest?
Niet van de Nederlanders, doch van
de Portugezen vooral. Men treft ze n.l.
reeds vóór de komst der Hollanders in
de Archipel aan. Volgens een over
levering, door Rumphius opgetekend,
zouden de eerste Mardijker-families in
1538 door de Portugese aanvoerder
Lopez d'Azevedo uit Ternate en Tido-
re op Ambon gebracht zijn. Toen deze
n.l. de oude Portugese factorij van
Hitoe naar het andere schiereiland Lei-
timor onder de Rode Berg deed ver
huizen, plaatste hij daar ook een
zevental Mardijker huisgezinnen. Dit
zevental werd de oorsprong van het
latere Mardijker kwartier in de hoofd
plaats Ambon. Op een kaart van de
kota Ambon (uit 1718) heet dat de Ma-
redheika of Mardykersstraat: aan de
zee, niet ver van het Kasteel.
Van ouds bezaten de Portugezen n.l.
talrijke slaven, dus ook in Ternate,
waar de eerste Portugese landvoogden
resideerden. Zij zullen er een aantal
hebben vrijgelaten, niet uit louter
menslievendheid, doch om hen voor
militaire dienst te gebruiken. Immers,
een slaaf is meestal een slecht sol
daat; een vrij man vecht beter. En in
de ver afgelegen Molukken, waar de
Portugezen van alle kanten door vij
anden omsingeld waren, konden ze
ieder mannetje gebruiken. Uit gewe
zen, vrijgelaten slaven zal dus een vrij
corps gevormd zijn, dat de Indonesiërs
"orang merdika" noemden. Het moe
ten, vooral in de eerste tijd, geduchte
vechtersbazen geweest zijn.
Natuurlijk waren deze Mardijkers ge
doopt. Een der oudste Nederlandse
berichten (uit 1609) noemt hen "nieuwe
Christenen", in tegenstelling tot de
echte Portugezen en Spanjaarden, die
zich vol trots "oude Christenen" noem
den. Ook heten ze wel eens "vrije
Zwarten", wat op hun donkerder ge
laatstint zou kunnen wijzen, die we
nog later in Toegoe aantreffen. Mis
schien kwamen deze ex-slaven daar
om wel uit Zuid-lndië, waar volgens
van Linschoten, de slaven indertijd
goedkoop waren en de bevolking (Dra-
vida's) zeer donker getint. In de Por
tugese nederzettingen aldaar had elke
Portugees, die 't maar enigszins doen
kon, tientallen slaven.
Op Ambon vormden de Mardijkers
een kleine, zelfstandige gemeenschap
met eigen hoofden. In de oorlog had
den ze later ook een eigen oorlogs
vaartuig of kora-kora en naar oud ge
bruik, voer dit schip de "voorzeylder"
op de hongitocht steeds vooraan, vlak
voor het admiraalsschip, dat de vlag
van de gouverneur van Ambon voerde.
De kommandant van het Mardijker
schip werd Gnato Hoedi genoemd,
welke naam er gans niet Indonesisch
uitziet. Zou het soms Ternataans zijn?
Nadat de Nederlanders in 1605 het
Kasteel der Portugezen op Ambon ver
overd hadden en ter ere der overwin
ning "Victoria" gedoopt hadden, kre
gen ze ook mét de Mardijkers te ma
ken, voor zover dezen reeds niet met
de Portugezen naar de Philippijnen
waren afgetrokken. Zij werden auto
matisch onderdanen der Compagnie
en werden al spoedig voor militaire
expedities gebruikt. In 1628 telden alle
garnizoenen der Compagnie in de
Zuid-Molukken niet minder dan 178
Mardijker soldaten. We maken dan
ook met hun hoofden kennis, die fraaie
Portugese namen droegen. In 1621 was
dit Lucas Carvalho, die wegens onge
steldheid niet aanwezig kon zijn op
'n vergadering, die Jan Pietersz. Coen
bijeen geroepen had. Hij werd dus ver
vangen door Paolo Gomez, die Car
valho spoedig schijnt te zijn opge
volgd. Deze reisde in 1628 met enige
andere Ambonse hoofden naar Bata
via, ten einde daar Coen bij zijn weder-
optreden als G.G. te gaan begroeten.
Helaas kwam ook hij spoedig te over
lijden, tegelijk met het hoofd van Ha-
tive, en Coen gaf hun in een brief
aan Heren XVII in Holland de eer, "dat
het twee van d'allerbeste hoofden wa
ren, die de Compagnie in Amboina
had, in de Christelijke religie wel ge-
fondeert (gegrondvest), die allermeest
voor 't recht van de Compagnie ijver
den, zeer getrouw, naarstig en ijverig".
Het speet de G.G., dat zij beiden tot
zijn groot leedwezen "in den Heere
gerust" waren, nog eer hij hen zelfs
behoorlijk had kunnen spreken of eni
ge vrundschap betonen".
Intussen hadden de Mardijkers zich
niet enkel tot de Molukken beperkt.
Ze volgden de Compagnie overal in de
Archipel waar deze zich vestigde.
Reeds in 1622, ruim drie jaar na de
stichting van Batavia, bestond daar
een kwartier of wijk van "swarte ofte
Mardijkers". Daar zij hun woonplaats
's nachts met tien schildwachten op
twee posten moesten bewaken, zal er
al een hele troep geweest zijn. In 1641
6