Krontjong Asli
DOOR DE REGEN WORDEN JE
KLEREN NAT,
WEES NIET VERLEGEN, JE WORDT
TOCH MIJN SCHAT...
Een donderend applaus beloont de
gemaskerde zanger (ja, waarom eigen
lijk gemaskerd?) nog vóór zijn lied ge
ëindigd is, zodat het intrumentaal na
spel helaas verloren gaat in het geklap
gejoel en het gefluit van het publiek.
Het is ter gelegenheid van een hu
welijksfeest bij een rijke "djagal" of
slager/vleeshouwer in één van de gan
gen van Peneleh. Ter opluistering van
het belangrijke festijn is er een kront
jongclub gehuurd, wel niet de kampi
oen, maar toch minstens de "runner
up" van het jaar. Ik, nietig jongetje,
ben niet als gast uitgenodigd, maar sta
ongenodigd buiten te nontonnen, hoog
op mijn tenen, om maar niets van het
gebodene te missen.
Hoewel ik eigenlijk niet zo goed be
grijp, waarom iemand verlegen moet
zijn als hij natgeregend is, ben ik toch
in hoger sferen gekomen door de soe
pele melodie, de slepende viool en
vooral het opwindende gesyncopeerde
rythme. Ik sta te overwegen, wat ik
het liefst zou willen zijn, de violist die
zo „lekker kan glijen", dat je er pretti
ge rillingen van krijgt, de cellist, die
van zijn eigen spel genietend op zijn
krukje meewipt en als maar tokkelt in
zo onverhoedse tegencadans, dat je
niet stil kan staan. Of misschien de on
verstoorbare krontjongspeler, die re
gelmatig als een klok de vulgaire maat
aangeeft? Ja, dat zal het zijn, dat is de
gemakkelijkste en toch lijk je even be
langrijk als de anderen, b.v. net een
sleepdrager die even gewichtig kan
kijken als de koning zelf.
Op dit moment wordt er heel be
scheiden aan mijn mouw getrokken, en
met een plof val ik figuurlijk en letter
lijk op de begane wereld, want van
schrik sta ik meteen op mijn blote hie
len. Het is onze trouwe katjong, die mij
komt vertellen, dat ik thuis word ver
wacht, en.dat er wat voor me opzit.
Met lome stappen loop Ik huiswaarts,
maar als katjong op levendige wijze
schildert hoe de ogen van pa zijn en
hoe boos de woorden klinken, komt er
in mijn voorbeweging een eenparige
versnelling en tenslotte hollen wij sa
men naar huis.
„Hoe vaak moet ik je zeggen, dat ik
niet wil hebben, dat je naar krontjong
luistert? Je weet toch, dat het onzede
lijk is! Het is alleen muziek voor bua-
ja's van.en nu komen strijk en zet
een paar sraatnamen, waarbij ik altijd
in opstand kom (inwendig natuurlijk).
Want juist in die straten wonen mijn
fijnste voetbalvrienden, die niet eens
krontjong spelen, n.b.l
Ja, wat kun je doen dan: Ja Pal Ja,
Pa! uiterlijk 't toonbeeld van deemoe
digheid, maar innerlijk 'n laaiend vuur
van révolte. Ook na de mondigheid
moet men vaak deze houding handha
ven, wil men niet met de buitenwereld
in onzachte aanraking komen. Wordt
men ouder, dan moet men zelfs ook
het inwendige vuur wat temperen, om
eigen versleten en verstijfde aderen te
sparen.
Duizenden vaders hebben mét mijn
eigen vader dezelfde mening gehad en
hebben het veto uitgesproken over de
krontjong tegenover zoveel maal dui
zenden kinderen. En zoveel duizenden
kinderen die gehoorzaam zijn, hebben
deze doctrine weer overgebracht op
hun talrijke kroost, zodat de „anti
krontjong-stam" tot formidabele afme
tingen is gegroeid.
Maar er zijn ook ongehoorzame kin
dertjes, en niet weinige, die zich on
weerstaanbaar aangetrokken voelen
tot deze muziek, die zo past bij hun 50
tot 100% Oosterse oren en ziel. Ze
zijn ongehoorzaam, niet omdat ze vin
den, dat alles op een vooroordeel be
rust, maar „zo maar". En deze kinder
tjes groeien op tot slungels, die op
maanlichte zaterdagavonden de Kali
Brantas op- en afvaren in een gammel
en lek prauwtje, gewapend met gitaar
en krontjong. Eén zingt dan met een
geknepen stem (denkt dat het zo
hoort), over een „Nauna manie-ies.
indoeng disajang, djiwa manies,
siapa jang poenja?" En nog meer an
dere pantoenbanaliteiten en gemeen
plaatsen, oud als de wereld, maar tel
kens nieuw voor romantische jongelui.
Hortend en stotend (je vergeet soms te
roeien van de lekkerheid) gaat het
„sous les ponts de Sourabaya" naar
de Goebengbrug vóór de sluis, terug
onderniet wat wat, want Japanse
brug ister nog niet, verder achter de
bukan Gouverneur, masih Resident.
Vervolgens gaat het onder de Gen-
tengbrug (en nu wat harder en mooi
er spelen lui!), Gentengschool met in
ternaat is nabij. Ook de dikke Topo
met zijn „Nove Zembla" is direct na de
brug en krijgt zijn deel van de serena
de, hoewel de dikzak hoogstwaarschijn
lijk al lekker ligt te snurken. Dan komt
de Plampitanbrug, Penelehbrug en de
Djagalanbrug, dan terug. Dat was toen
de Brantas nog een Brantas was, nu
kun je er nauwelijks staande in verdrin
ken, en dan in de regentijd nog wel.
Wie kan ondanks het ouderlijk ver
bod weerstaan het stimulerende ryth
me van de krontjong, zo gecompliceerd
echter, - voor wie het aanvoelt - zo
simpel? Het is zo meeslepend om zijn
verrassende improvisaties en charman
te vindinkjes in syncope, een contra-
rythme echter, dat juist het maatvaste
van het ensemble accentueert. Zelfs
de melodieuze instrumenten dragen
door hun speciale stijl en intonatie bij
tot perfectionering of benadrukking van
de maat. Een zo kenmerkende cadans
die, voor wie ontvanklijk is, uit duizen
den te herkennen is, in den vreemde
gehoord, koude rillingen geeft en een
brok in de keel.
Gaan we de voornaamste intrumen-
ten na, dan is het eerst wat opvalt, de
gitaar met haar hoge tonen, soms ver
sterkt of vervangen door een mandoli
ne, die de „kembangan" (bloemver-
siering) strooit als in een veldboeket,
schijnbaar onregelmatig, toch de juiste
bloem op de juiste plaats. En dit alles
in de geestige tegen-cadans van de
„tjelempoeng" of „ketjapie", spranke
lend en meeslepend.
De viool, soms in stijl herinnerend
aan de „rebab" dan weer aan de zwoe
le glijdingen van de zigeunerwijzen,
maar toch weer anders.
De fluit met haar lopertjes van hoog
tot laag, van laag tot hoog, en met haar
vrolijke guirlandes windt om alles wat
ze onderweg ontmoet. Met haar melo
dietje met verrassende intonaties ziet
ze kans, ook belangrijk tot de maat bij
te dragen. Hier en daar doet haar stijl
min of meer aan de „soeling" denken.
Tenslotte de „krontjong", oorspron-
Zó verdiept zijn wij in Tong Tong vaak in de beschouwing van ons Indisch leven
vanuit een EUROPEES gezichtspunt, dat wij onvoldoende bedenken dat vete Indische
levenswaarden ook een INDONESISCH aspect en een INDONESISCHE beschouwing
hadden. Krontjong b.v. ontwikkelde zich in Indonesische milieux op een andere wijze
dan in Indisch-Nederlandse en maar heel weinig Indischgasten hebben vroeger de
levenskunst verstaan om zowel in de ene als de andere wereld rond te kijken om
dit artikel met begrip te kunnen volgen.
Laten we het tóch maar doen met grote dank aan de schrijver ervan, "Joop"
Soetjahjo opdat we beter beseffen dal ons harmonische en gelukkige leven in
Indië niet alleen stoelde op wat wij, Indischgasten, ervan maakten, maar óók op
wat onze tegen- en medespelers, de Indonesiërs ervan maakten. In dit artikel gaan
we dus met een studiegenoot op stap in een amusementswereld die velen van ons niet
kenden: de Bangsawan en de vele Indonesische concoursen en feesten, waar de
krontjong een eigen boeiend aspect had.
Dit artikel is met excuses aan de schrijververkort want zóveel ging er om
in die oude krontjong-wereld, dat ook hij niet uitgeschreven kon raken. Maar het
beperkte formaat van Tong Tong dwingt ons helaas om met alle levenservaringen
in het oude Indië beknopt te zijn. Wie de oceaan niet leeg kan drinken, zij gelukkig
met een kopje oceaanwater....
4