De geschiedenis van Cheribon en zijn Kratons Het als museum ingerichte gedeelte van de kraton Kanoman. De bekendste kratons op Java bevinden zich in de Vorstenlanden, in Solo en Djocja. Ook op andere plaatsen vindt men echter nog oude kratons die minder ver maardheid genieten, zoals bv. in Cheribon. Hieronder in kort bestek iets over de geschiedenis van Cheribon en zijn kratons, die thans vrijwel vergeten zijn maar die in het verleden een tijdlang een rol van betekenis hebben gespeeld in de geschiedenis van West-Java. Toen FALETEHAN, de stamvader van de sultans van Bantam en Cheribon, zich in 1552 na een veelbewogen leven in Cheribon terugtrok, was dit nog een onbeduidend dorp en was de land streek rondom de plaats zeer schaars bevolkt. Later zou het zich tot een bloeiende havenplaats ontwikkelen. Faletehan, de brenger van de Islam op West-Java was afkomstig van Pasei op Noord-Sumatra. Hij had deze plaats in 1521 bij de ver overing door de Portugezen verlaten en zich naar Mekka begeven. Na terugkomst uit de heilige stad ves tigde hij zich in Bantam, waar hij spoe dig velen voor de Islam wist te winnen, en zich daarna ook van het wereldlijk gezag meester maakte. Na enige tijd strekte dit gezag zich langs de Noordkust van West-Java tot Cheribon uit, welke streek tot die tijd behoord had tot het Hindoerijk van Padjadjaran. In 1552 trok hij zich in Cheribon terug om zich geheel aan de godsdienst te wijden. Daar stierf hij op zeer hoge leeftijd en werd begraven op de Goenoeng Djati bij de kampong Astana, op korte af stand van de stad Cheribon. Zijn graf is sedertdien een veelbezocht bede vaartsoord en Faletehan werd na zijn dood dan ook als SOENAN GOE NOENG DJATI vereerd. Zijn zoon HASSAN OEDIN die hem in Bantam opvolgde werd de stichter van het Bantamse rijk; in Cheribon werd hij opgevolgd door zijn achterklein zoon PANEMBAHAN RATOE, daar zijn tweede zoon en kleinzoon reeds voor hem waren overleden. Cheribon was een half wereldlijk, half geestelijk rijk. Gaandeweg raakte het geheel onder invloed van het machtige nabuurrijk Mataram met welk rijk Cheribon aan vankelijk alleen een verbond had ge sloten. Hiervan wist het zich te bevrijden door na de Troenodjojo-oorlog in 1681 een contract met de Compagnie te sluiten, dat de verhouding tot aan begin van de 19e eeuw zou blijven beheersen. De Compagnie bouwde daarop in Che ribon een benteng, genaamd de "Be schermer". Gedurende de gehele 18e eeuw bleven er nauwe betrekkingen tussen de re gering in Batavia en Cheribon bestaan. Zo was in 1775 een der sultans met zijn zoon aanwezig ter begroeting van de nieuwe G. G. VAN RIEMSDIJK. Bij het contract werden de sultans o.a. verplicht herendiensten door hun on derdanen voor de Compagnie te laten verrichten. Zelfs voor het onderhoud van de wa terstaatswerken te Batavia werden de ze gevorderd. Bekend zijn de "Cheribonse modde raars" die gebruikt werden voor het uitdiepen van de Bataviase stadsgrach ten. Na de dood van PANEMBAHAN GIRO- LOJO II in 1662 werd het Cheribonse rijk verdeeld onder zijn drie zoons; die de titel voerden van: SULTAN SE- POEH, SULTAN ANOM en PANEM BAHAN CHERIBON. Later waren er een tijdlang zelfs vier vorsten doordat het gebied van Se- poeh na diens overlijden gedeeld werd tussen zijn zonen SULTAN SEPOEH en SULTAN CHERIBON. Tussen de verschillende linies heerste voortdurend onenigheid over de op volging. De sultans bemoeiden zich niet veel met het bestuurswerk, dat zij aan hof beambten overlieten; de vorstelijke in komsten en tollen werden aan Chine zen verpacht hetgeen tot misbruiken aanleiding gaf. Vooral in de tweede helft van de 18e eeuw was de toestand in Cheribon slecht en braken er enige malen op standen uit. De ernstigste van deze opstanden brak uit toen na de dood van een der sul tans, zijn zoon RADJA KANOMAN bij de opvolging werd achtergesteld bij een onwettige zoon van de overledene. Het volk koos zijn partij maar de op stand werd zonder bloedvergieten be dwongen door het tactvol optreden van NICOLAAS ENGELHARDT, de Gou verneur van Java's Noord en Oostkust, op wiens advies Kanoman door de regering in 1808 tot sultan werd ver heven. Bij de door DAENDELS in 1809 inge voerde reorganisatie van het bestuur werden de sultans tot gouvernements ambtenaren gemaakt. Voortaan zouden zij het gezag uitoefe nen als gewone regenten. Naast hen werden Europese prefecten gesteld (Daendels had Java in 9 pre fecturen verdeeld, naar Frans model!) Tenslotte sloot RAFFLES in 1813 een overeenkomst met de sultans, waarbij zij tegen een jaargeld en het vrucht gebruik van enige daartoe aangewezen sawah's van al hun gezagsrechten ten behoeve van het gouvernement af stand deden onder behoud van hun titel. De drie takken Sepoeh, Anom en Che ribon van het oude vorstenhuis bleven bestaan (de tak van Panembahan Che ribon was in 1773 uitgestorven) en wanneer de sultanswaardigheid in een der takken openviel, wees de Indische regering de persoon aan op wie met de titel het beheer der familiegoederen en de zorg van de familiebetrekkingen overging. Bij de Cheribonse bevolking bleven oude overleveringen de herinnering aan het verleden bewaren. Te Tjimandoeng bevindt zich een grote steen in prauwvorm, waarmee een Chinese prinses, die de echtgenote

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1968 | | pagina 6