VERMAAT ZONEN
maandagochtend
kijkochtend
Tot tegen en aan het plafond zitten
ze als vastgeplakt met hun van zuig-
napjes voorziene pootjes. Boomkikkers
die de Braziliaan 'ferreiro' noemt, wat
smid betekent. Naar de roep die de
diertjes maken; die klinkt werkelijk als
of een mini-smidje nijver zit te klinken.
Een geluid als van metaal op metaal:
tink-tink-tink. Maar in de tuin bij de
sloot voor het huis woont een soort
van hem, een kanjer! Dat beest vind
ik pas eng. Zo groot als mijn voet
(zonder overdrijving) en mijn schoen
maat is 381/2 moet je weten!
Wil je de Braziliaanse koddok zien?
Ga naar A'dam naar de Artis, het aqua
rium daar. De koddok die ik daar zag
sloeg alle records. Zo groot als een
pietik angrem njo! Dat beest vreet
trouwens kleine vogels en zo. Kijk en
overtuig je of ik overdrijf.
Maar in de tuin hier zitten erg veel
kadals. Niet onze bekende bruine,
maar gifgroene. Ze bezitten het ver
mogen om van kleur te verschieten,
net als de boenglon. Ze rennen de
hele dag door in het gras tussen de
tomaat- en lombokplanten en verdere
boemboe dapoer-planten. Sommige
oude knarren ertussen zien er waarlijk
afschrikwekkend uit, als kleine mon
sters. Maar ze zijn net zo ongevaarlijk
als onze kadals.
Zoals ik al schreef moet onze
schoonzoon veel naar het binnenland.
Tot aan de uiterste grenzen van Suri
name. Daartoe maakt hij gebruik van
charterplane's van de Surinaamse
Luchtvaart Mij, d.i. de binnenlandse
vliegdienst. Met zo'n vliegtuigje gaat
hij naar de streek waar hij zijn moet,
waarna de reis wordt voortgezet per
kuierlatten of korjaal. Dit laatste via
de waterwegen, de roemruchte rivie
ren van hier. (stroomversnellingen en
vallen). Wie de film Faja Lobi van
Herman van der Horst heeft gezien,
herinnert zich misschien nog wel hoe
zulke reizen verlopen. (Faja Lobi bet.
vurige liefde; het is verbasterd uit het
Engels en zo heet ook de welhaast
nationale bloem van S'name, die wij
echter kennen onder de naam sokka).
De mannen die de korjalen 'hante
ren' zijn meestal boscreolen. Kerels in
de juiste zin van het woord, en die
de rivieren op hun duimpje kennen.
Maar ook mensen met een kinderlijk
respect en heilig ontzag voor al de
onzichtbare wezens om hen heen. Ze
geloven vast aan het bestaan van wa
ter- en bosgeesten. Het komt wel voor
dat een rotspartij in de rivier gepas
seerd moet worden, die volgens alleen
aan hen zichtbare geheimzinnige teke
nen op dat moment volstrekt taboe is.
Al ligt er nog een hele werkdag in het
verschiet, dreigen en soebatten halen
niets uit. Ze vertikken het verder te
gaan. Net zo lang tot ze de taboe op
geheven achten. Eerst dan worden de
korjalen weer te water gelaten en de
reis voortgezet.
Veronderstel nu dat één der inzitten
den het ongeluk had in het water te
vallen, en het doet er niet toe of deze
een hooggeplaatst persoon is, geen
haar op hun kroezebol denkt er aan
om ook maar één vinger uit te steken.
Zo iemand zou gedoemd zijn te ver
drinken indien zijn eigen reisgezellen
uit de beschaafde wereld hem niet er
uit konden halen. En geloof maar dat
het water in die rivieren daar geweldig
onstuimig is. Het raast brullend door
de stroomversnellingen en vallen, tus
sen de smalle engten van gigantische
rotsblokken. Deze schijnbare onver
schilligheid met het lot van de drenke
ling spruit voort uit hun geloof. Het
zegt hun dat de 'watrama' of water
geest van die plek daar een offer wil
hebben. Ze zullen het dus uit hun
hoofd laten om die geest zijn 'maka-
nan' te ontfutselen door de drenkeling
te redden. Ze zouden daarmee ramp
spoed voor zich en de hunnen op de
hals halen!
De boscreolen zijn de afstammelin
gen van de 'marrons', zoals de ont
vluchte slaven werden genoemd. Ze
leven in de bossen aan de rivieren,
die de enige verbinding voor hen vormt
met de beschaafde wereld. Hun ont
wikkelingspeil is op lager niveau t.a.v.
de stadscreolen. Het bos dat hun voor
ouders de felbegeerde vrijheid en be
schutting bood, is hun tehuis gewor
den.
In tegenstelling tot de oorspronke
lijke bewoners van dit land, de Indi
anen, die hun al dan niet tijdelijke
kampen bouwen op open plekken en
savannen. Wat vrij logisch is, want zij
hoefden zich niet te verbergen voor de
bloedhonden van hun meesters en sol
daten, zoals de boscreolen, sorry, de
voormalige marrons. Eind juni, om pre
cies te zijn 29 juni, meldde het plaat
selijk dagblad 'De West' dat men aan
de Waremapan, helemaal zuidoostelijk
van S'name, tegen de Frans-Guyaans
en Braziliaanse grens aan, op een wil
de en onbekende Indianenstam was
gestuit. Een stam die nog in het stenen
tijdperk leeft. Maar zo je wilt ben ik
bereid je een andere keer hierover te
schrijven. Zoals ik die krantenberich
ten dan heb ge-interpreteerd.
Onze schoonzoon vertelde hoe hij ooit
een Indiaan een wilde buffel had zien
neerleggen met een pijl uit een boog.
Het beest werd precies getroffen in
de nek tussen twee wervels; het zakte
door de knieën en viel om als een
blok, morsdood. "Man, die kerels
schieten zo zuiver met die pestpijltjes
dat je d'r akelig van wordt!" zei hij.
Lin Scholte
Juweliers - Horlogers
3* Den Haag
THOMSONPLEIN 18
WAT GAAT HET WORDEN?
In elk geval begint de naam in te
slaan. Vandaag werd onze aandacht
gevestigd op een "Pasar Malam", te
houden in Rotterdam ten bate van
de Christelijke Jongeren Vereniging
"Feijenoord". De combinatie van Feij-
enoord met Pasar Malam klinkt in In
dische oren nogal vreemd. Het pro
gramma verklaart dat Pasar Malam
Avondmarkt; de avonden worden ge
vuld met muziek, afgewisseld door re
clameshots. Wat er verder eventueel
verkocht of vertoond zal worden, staat
er niet bij.
Een beetje peinzend vragen we ons
af wat in de toekomst in Nederland
zo'n "Pasar Malam Avondmarkt" zal
gaan worden, m.a.w. welk nieuw begrip
er ontstaan zal uit "onze goeje ouwe
Pasar Malam". Een soort amusement?
Een wat grotere avondwinkel? Een
fancy fair?
Jammer ja, dat we niet vijftig jaar
verder kijken kunnen wat ervan ge
worden zal zijn als inderdaad overal
Pasar Malams gehouden zullen wor
den? In elk geval slaat de naam aan.
En zal misschien even populair worden
als de naam Nasi Goreng, die nooit
vervangen is door "Gebraden Rijst".
Maar welke lading in de toekomst ook
door deze Indonesische vlag gedekt
zou worden, het schijnt toch wel zeker
dat ook deze naam eens zal behoren
tot de Nederlandse taalschat.
SLANGEN
Wij bewoonden in Medan een nogal
oud huis met ruime, hoge kamers. In
zo'n huis tref je nog wel eens eigen
aardige dingen aan. Zo was er boven
de deur van de slaapkamer, een brede
plank gespijkerd, die omdat de kamer
zo hoog was, nergens voor dienen kon.
Op zekere dag was de baboe die ka
mer aan het bongkarren. Ze begon met
een geweldige lange ragebol de spin-
newebben van het plafond te verwij
deren. Plotseling hoor ik iets vallen,
daarna een doordringend gegil en zie
Sidih met een van angst vertrokken
gezicht uit de kamer rennen, roepen
de: "Saja pikir ular, Mim". Nou leuk
vond ik het ook niet, maar ging ik toch
maar heel voorzichtig kijken. Niets te
zien van slangen, wel lag er een dikke
stok op de grond. Wat was het geval?
Om de een of andere reden was er op
de plank boven de deur een stok blij
ven liggen en die had ze met ragen
er af gegooid.
Wat in mijn Hollandse hersenen niet
opgekomen zou zijn (ik heb in Indo
nesië altijd in een stad gewoond bo
vendien) in zo'n geval aan een slang
te denken, was het voor haar, blijk
baar door vroegere ervaringen, een
normale reactie. Ik vond het een merk
waardige belevenis. L. Sn.-K.
9