Toegoe's eerste leermeester
Domingo Pieterse
door Dr. H. J. de Graaf
In een vorig artikel werd de afkomst der Portugees sprekende Mardijkers uit
de Grote Oost, hun aankomst in Batavia, hun uitbreiding en uitzwerming in de
Ommelanden besproken. Wij waren gekomen tot het moment, dat de vertegen
woordiger der Hoge Regering in de Kerkeraad, de secretaris van de Raad van
Justitie Jacob Over 't Water, de eerwaarde heren er op wees, dat "in zekere
negerij, genaamd Tohoe (Toegoe)" wel 40 Christelijke huisgezinnen waren, dus
in totaal een 200 zielen, "meest Mardijkers". Deze lieden hadden reeds meer
malen om een leermeester verzocht.
Uit dit bericht is op te maken, dat
zij er reeds lang moeten gezeten heb
ben, doch dat hun smeekbede nog niet
tot de eerwaarde Kerkeraad was door
gedrongen. Blijkbaar was Toegoe des
tijds nog een onbekend oord.
De Kerkeraad liet er geen gras over
groeien en besloot er een predikant
en een ouderling heen te zenden. In
derdaad troffen zij in Toegoe méér dan
40 Christelijke huisgezinnen aan. Daar
om werd op 2 november 1676 door de
Kerkeraad besloten Z. Edele de Gou
verneur-Generaal in te lichten en deze
om een leermeester te verzoeken.
Ter zelfde vergadering verscheen
"toevallig" ook een zekere Domingo
Pieterse, die blijkbaar de lucht van
deze kans gekregen had en dus om
een leermeestersplaats verzocht. Deze
werd hem nadat eerst zijn kennis
onderzocht was en voldoende geacht
werd voor de toekomst toegezegd.
Inderdaad werd hem kort daarop het
dorpje Toegoe toegewezen "om in de
week aldaar (de Catechismus en het
A.B.C.) te onderwijzen en des zondags
in een bijeenkomst wat goeds hun
voor te lezen". Immers: voorlezen
mocht wél, preken niet. De Gouver
neur-Generaal ging met deze benoe
ming accoord en ds. Thornton bracht
Domingo Pieterse naar Toegoe. Daar
was hij zeer welkom en werd door de
Toegoenezen "zeer dankbaarlijk" ont
vangen. Deze ds. Thornton was pre
dikant voor de Portugees-sprekenden
en de helper van ds. Ferreira d'Almei-
da, een echte Portugees, die van de
Roomse naar de Gereformeerde kerk
was overgegaan. Ds. Thornton is wel
als de toezichthouder of supervisor
van Domingo Pieterse te beschouwen.
Wie was nu deze Domingo Pieterse?
Zijn doopnaam rangschikt hem bij de
Portugees-sprekenden; z'n achternaam
ziet er Nederlandser uit, maar kan wel
een verhollandsing zijn van het Por
tugese "Pires". Vast staat, dat hij niet
in Indonesië geboren was. Hij kwam
n.l. uit Paliakatte (thans Pulikat) op de
oostkust van Voor-lndië. Daar hadden
de Nederlanders al in 1610 een fac
torij. Hij zal dus tot de vele Portugees
sprekenden uit de vroegere Portugese
bezittingen behoord hebben, die zich
na het optreden onzer Compagnie naar
Batavia begeven hebben, waar zij zich
bij de "Mardijkers" aansloten. Mis
schien was hij, gezien zijn voornaam,
in zijn jeugd nog wel Katholiek ge
weest.
In zijn familiekring was het "mees-
terambt" niet onbekend. Zijn oom, Ni-
colaas Bastiaensz, die in 1652 reeds
als "zwart" in de papieren opduikt,
bood toen aan, om langs de huizen
godsdienstlessen aan kinderen en sla
ven te geven. De Kerkeraad, niet over
één nacht ijs gaande, besloot eerst
naar zijn gedrag of "comportement" te
informeren. Intussen kon hij al vast
met zijn huislessen beginnen. Daar
zelfs een bescheiden Mardijker niet
van de wind kan leven, zullen zijn in
komsten bestaan hebben uit hetgeen
hem, al catechiserende aan de huizen,
werd toegeschoven. Het onderzoek
van de Kerkeraad viel ondertussen
gunstig uit, zodat hem een tractement
van 4 realen 's maands werd toege
kend.
Tien jaar later werd hij tegen een
wat hoger salaris tot krankenbezoeker
of ziekentrooster bevorderd, zodat zijn
geestelijk werk nu meer tot de oude
ren uitgebreid werd, zonder dat het
predikantswerk werd. Hij mocht dus
bidden, voorlezen en de zieken (stich
telijk) toespreken, maar niet echt pre
ken of de sacramenten (Doop en
Avondmaal) bedienen.
Uit die jaren bereiken ons gunstige
en ongunstige berichten. Hij zou een
Mardijker mei echtgenote.
De varkens wijzen er op, dat hij geen Mohammedaan is.
6